Betreft: Algemeen Overleg Wapenexportbeleid 10 maart as.

Aan: de leden van de Vaste Kamercommissies Buitenlandse Zaken en Economische Zaken
Betreft: Algemeen Overleg Wapenexportbeleid 10 maart as.
 

Amsterdam/Groningen, 3 maart 2005

Geacht Kamerlid,

Met het oog op het AO Wapenexportbeleid, volgende week donderdag, willen wij u graag wijzen op een aantal punten, waarvan wij vinden dat ze belangrijk zijn om aan de orde te komen tijdens dat overleg.

1. Transparantie

Met de komst van de maandelijkse rapportages via de website van Economische Zaken is de mate van transparantie in de rapportage van wapenexporten ontegenzeggelijk verbeterd, zowel qua snelheid als detail. Wij verbazen ons wel over de lange tijd die blijkbaar nog steeds nodig is voor het fabriceren van het jaarrapport – bijna tien maanden – alsook het late tijdstip van het AO.
Wij brengen u in herinnering dat de regering in 1998 (22054, nr. 30, p.6) toezegde de jaarrapportage in mei naar de Kamer te zullen sturen; tot dusverre is die belofte nooit gehaald.
Hoewel de maandrapportages een aanzienlijke vooruitgang zijn op het gebied van transparantie rond wapenexportvergunningen, zouden nog een aantal verbeteringen kunnen worden toegevoegd:

  • Vermelding van het type export (zoals: verkoop, demonstratie doeleinden, nalevering, retour-na-reparatie).
  • Vermelding van het aantal te leveren systemen. Het maakt immers nogal uit of er 3 of 300 handvuurwapens of onderdelen daarvoor worden geleverd.
  • Er worden in Europees verband verschillende financiële overzichten verstrekt rond wapenexporten: de waarde van de verstrekte vergunningen; de zogenaamde realisaties (wat is werkelijk geleverd); of beide. Dit laatste verdient de voorkeur aangezien de verstrekte vergunningen inzicht geven in het overheidsbeleid op dit vlak en de realisaties transparantie verschaffen over de opbouw van de bewapening in de afnemende landen (waar bijvoorbeeld ook het VN-Register Conventionele Wapens zich op richt). De praktijk wijst uit dat beide cijfers soms nogal van elkaar verschillen.

2. Europese Constitutie

Hoewel de Kamer zich al voor de Europese Constitutie heeft uitgesproken, willen wij onze zorg uitspreken over de tekst en de consequenties daarvan voor het Europese wapenexportbeleid. Wij betreuren dat in de Constitutie wel ruimte is gegeven aan de instelling van een Europees Defensie Agentschap, dat zich bezig zal gaan houden met materieelbeleid en het harmoniseren van de defensie-industrie, zonder dat die tekst verwijst naar het belang van een restrictief wapenexportbeleid, zoals ondermeer opgenomen in de Code of Conduct. Gezien de toenemende invloed van de wapenindustrie op de besluitvorming in Brussel – waaronder de Constitutie – vrezen wij voor een afkalvend wapenexportbeleid, ten faveure van industriële belangen, waarbij de laagste gemene deler de exportnorm wordt.

3. Indonesië

Op 24 november 2004 heeft Atradius Dutch State Business (DSB) een exportkredietverzekering afgesloten met de Indonesische overheid voor de modernisering van het fregat de Hadjar Dewantara, ter waarde van ruim 6 miljoen euro. De Dewantara is volgens het gerenommeerde handboek Jane’s Fighting Ships belast met troepentransporttaken. Hoe verhoudt een dergelijke financiering zich met het standpunt van de regering dat niet meegewerkt wordt aan de troepentransportcapaciteit?

In verband met de levering van korvetten heeft de Nederlandse regering beloofd de situatie in Indonesië te evalueren. Is er al enig zicht wanneer deze evaluatie met de Kamer worden besproken?

De Asian Defence Journal beweert dat het doel van de vele wapenaankopen van het Indonesische leger is: “to move the country closer to high-tech weapons it wants to fight militants and crush rebels, and for the overall defence of this vast archipelago nation.” (Asian Defence Journal 1 & 2, 2005). In verband met deze tweeledige functie van de Indonesische krijgsmacht vrezen wij dat de door Nederland geleverde wapensystemen zullen worden ingezet voor beide taken. Hoe wil Nederland dit voorkomen?

4. Jordanië-RDM

In juni 2003 is door Atradius DSB een exportkredietverzekering met een maximale schadevergoeding van 15.352.400 euro verstrekt aan Jordanië voor de levering van 18 mobiele houwitsers van het type MOBAT door RDM-T. Inmiddels is gebleken dat deze leverantie naar aanleiding van het faillissement van de RDM geen doorgang kan vinden (Defense News, 14 Februari 2005). Het niet doorgaan van de leverantie lijkt aanzienlijke financiële consequenties te hebben voor de Nederlandse staat.

. Atradius heeft een vordering op RDM-T van 429.000 euro voor de premie voor de garantie-risicoverzekering en van 3,4 miljoen euro voor een aanbetalings- en uitvoeringsgarantie. Het ministerie van Financiën heeft de door Atradius DSB verstrekte verzekering en garantie in herverzekering genomen. De curator van RDM heeft inmiddels te kennen gegeven dat er rekening mee moet worden gehouden dat bovenstaande vorderingen niet kunnen worden voldaan. (brief van de Staatssecretaris van Defensie , 28 oktober 2004).
Daarnaast heeft het agentschap Senter (EZ) een vordering op RDM-T ter waarde van 1,18 miljoen euro op een ontwikkelingskrediet voor de MOBAT dat op 16 november 1996 is verstrekt (brief Staatssecretaris van Economische Zaken, 6 december 2004).

  • Heeft Jordanië vorderingen bij de Nederlandse staat ingediend voor gemaakte kosten als gevolg van de leverantie van de houwitsers? Zo ja, om welk bedrag gaat het hierbij en uit welke begroting wordt dit bedrag betaald?
  • Is inmiddels duidelijk of de vorderingen van Atradius door de Nederlandse staat betaald worden? Zo ja, wat is precies de grootte van dit bedrag en uit welke begroting worden deze kosten betaald?
  • Heeft de verstrekking van het ontwikkelingskrediet voor de mobiele houwitsers tot dusdanige resultaten geleid dat hierdoor inkomsten voor de Nederlandse staat verwacht kunnen worden; heeft Nederland bijvoorbeeld beslag kunnen leggen op de technische tekeningen of is de staat in enige andere vorm gecompenseerd voor deze investering?

6. Nepal

Eind vorig jaar heeft het Nepalese leger zich via een Brits militair hulpprogramma versterkt met twee BN-2T Islander patrouillevliegtuigen die afkomstig zijn van de Nederlandse politie (zie bijlage 1). De twee vliegtuigen waren in juni 2003 door Nederland verkocht aan Cormack Air Services die ze vervolgens in het kader van het Nepalese programma weer doorverkocht aan de Britse regering. Volgens Jane’s Defence Weekly is mede door de komst van de vliegtuigen Nepal’s air power substantieel versterkt. De vliegtuigen zullen worden ingezet ter ondersteuning van lokale troepen.
Is Nederland door de Britten ingelicht over de gift aan Nepal en zo ja, welke reactie is daarop gegeven? Zijn er voorwaarden gesteld het VK, dan wel Nepal?

7. Maastricht en doorvoer

Eind vorig jaar werd in de documentaire ‘Darwins Nightmare,’ gesteld dat Oekraïense Illusjin’s die nijlbaars vanuit Tanzania naar Europa vervoeren, op de terugweg wapens vervoeren. Enkele van deze vliegtuigen zijn geland op vliegveld Maastricht. Wij vragen ons af of de Nederlandse overheid deze kwestie heeft nagetrokken en of het bericht heeft geleid tot meer aandacht voor de mogelijke doorvoer van wapens via Maastricht naar Afrika?

8. India-Pakistan

Tenslotte verwijzen wij graag naar de brief die wij met een aantal andere organisaties aan minister Bot schreven over het exportbeleid jegens India en Pakistan. Een afschrift daarvan is ook aan uw commissies gestuurd.

Met vriendelijke groet,

Campagne tegen Wapenhandel