Nederlandse wapenexport stijgt tot boven 2 miljard euro in 2014

ProcesNieuws, maart 2016 – De waarde Nederlandse wapenexport schommelde de afgelopen tien jaar steeds rond de een miljard euro per jaar. In 2014 schoot dat opeens de lucht in naar ruim 2 miljard euro, met name door een grote vergunning voor uitvoer van onderdelen voor de Joint Strike Fighter. Daarnaast steeg de uitvoer naar landen in het kruitvat Midden-Oosten en Noord Afrika.

 
Internationale positie
De sterke stijging in de Nederlandse wapenexport wordt weerspiegeld in de positie op de jaarlijks door het Zweedse onderzoeksinstituut SIPRI gepubliceerde ranglijst van belangrijkste wapenexporteurs. In 2013 nam Nederland de veertiende plaats in op deze lijst, in 2014 de elfde. Over een langere periode, de afgelopen tien jaar, blijft Nederland hiermee tot de tien grootste wapenexporteurs ter wereld behoren.
De Verenigde Staten waren wereldwijd weer veruit de grootste wapenexporteur in 2014, nadat in 2013 Rusland eenmalig de ‘koppositie’ had overgenomen. Daarnaast valt op dat Israël en Oekraïne hun groeiende belang in de internationale wapenhandel stabiliseren.

Joint Strike Fighter
Een uitvoervergunning springt direct in het oog: 700 miljoen euro voor de export van onderdelen van de Joint Strike Fighter (JSF), het gevechtsvliegtuig dat de F16 op zal volgen. Deze onderdelen gaan naar assemblagelocaties in de Verenigde Staten, Italië en Turkije.
De export naar Italië gaat waarschijnlijk naar de nieuw opgezette Final Assembly and Check-Out (FACO) op de Italiaanse luchtmachtbasis Cameri, waar de Nederlandse JSF’s geassembleerd zullen worden. In ruil voor het gunnen van de assemblage aan de Italianen kreeg Woensdrecht het onderhoud van de motoren van Italiaanse JSF-toestellen. Dit motoronderhoud is uitbesteed aan Elbit Systems of America, dochter van de Israëlische wapenreus Elbit.
Turkije neemt met tien bedrijven deel aan de productie van de F-35, onder meer bij de ontwikkeling van een kruisraket voor het toestel. Een van de betrokken bedrijven is de Fokker Elmo-vestiging in Izmir, die een deel van de elektrische bekabeling produceert. Turkije zal concurreren met Nederland (en Noorwegen) voor orders voor motoronderhoud, met name op efficiëntie, lees kosten.
In diverse verdragen is vastgelegd dat voor de JSF het exportbeleid van de VS moeten worden gevolgd. Mocht een van de andere partners of latere kopers, bijvoorbeeld Turkije of Israël, de gevechtsvliegtuigen inzetten tegen burgers, dan kan Nederland niet besluiten niet meer te leveren, ook al zou dat volgens de EU Wapenexportcriteria wel moeten.
 
Midden-Oosten en Noord-Afrika
De veelheid aan oorlogen, gewapende conflicten, dictatoriale regimes, repressie en mensenrechtenschendingen ten spijt blijft het Midden-Oosten en Noord-Afrika een van de belangrijkste doelmarkten voor de Nederlandse wapenindustrie. De overheid werkt gretig mee aan het promoten van Nederlandse wapens in die regio.
De waarde van de afgegeven uitvoervergunningen voor landen in het Midden-Oosten en Noord Afrika bedroeg in 2014 bijna 380 miljoen euro, ruim 18% van de totale waarde van ruim 2 miljard euro. In 2013 ging het om 117 miljoen euro, ruim 12% van het totaal in dat jaar. Daarnaast is er sprake van enige doorvoer, bijvoorbeeld van delen van raketten uit Frankrijk naar Bahrein (twv 1,3 miljoen euro), waar enkele jaren geleden een volksopstand nog met door Nederland geleverde pantservoertuigen werd neergeslagen.
Zes van de landen waaraan in 2014 wapens zijn geleverd zijn nu betrokken bij de oorlog in Jemen. Saoedi-Arabië leidt een coalitie die met bombardementen, lucht- en maritieme blokkades en inzet van grondtroepen de in ballingschap levende Jemenitische president Hadi weer in het zadel probeert te helpen. Egypte en de VAE zijn de belangrijkste steunpilaren van Saoedi-Arabië in deze oorlog, waaraan ook Jordanië, Marokko en Qatar deelnemen. De strijdende partijen maken zich schuldig aan mensenrechtenschendingen, schendingen van internationaal humanitair recht en het veroorzaken van een humanitaire ramp.
De coalitie onder leiding van Saoedi-Arabië zet in deze oorlog door Nederland geleverde wapens in. Het is zeer waarschijnlijk dat ook wapenexporten waarvoor in 2014 een vergunning werd afgegeven in deze oorlog terecht zijn gekomen of zullen komen. Dit geldt met name de aan de VAE geleverde onderdelen voor M109-houwitsers, onderdelen voor F16-gevechtsvliegtuigen en onderdelen voor Saoedische F15’s.
De regering liet in antwoord op Kamervragen weten een terughoudender wapenexportbeleid tegen Saoedi-Arabië en de andere coalitielanden te zijn gaan voeren sinds in de zomer van vorig jaar vanuit de VN gesproken werd over het door alle in de oorlog in Jemen betrokken landen plegen van oorlogsmisdaden. Kort daarvoor, toen de bombardementen al volop bezig waren, werd echter wel de uitvoer van onderdelen voor militaire drones naar de VAE nog goedgekeurd. En hoewel er een aantal vergunningen voor Saoedi-Arabië en de VAE zijn geweigerd, worden andere wapenexporten wel toegestaan. De regering wil geen wapenembargo.
Waar de oorlog in Jemen vorig jaar begon, was die in Syrië in 2014 al in volle gang. Diverse staten in de regio zijn betrokken (geweest) bij het van wapens voorzien van strijdende partijen in het verscheurde land. Van de betreffende landen ontvingen Qatar, de VAE, Saoedi-Arabië en Turkije wapens uit Nederland. Omdat wapenzendingen naar Syrië zoveel mogelijk in het geheim gebeuren valt moeilijk iets te zeggen over het risico van het doorleveren van wapens. De regering moet dit risico meewegen in het besluit om een wapenexportvergunning te verstrekken, het is de vraag in hoeverre dit ook gebeurd is.
Los van betrokkenheid bij de oorlogen in Jemen en Syrië kampen alle landen in het Midden-Oosten en Noord Afrika waar in 2014 wapenexportvergunningen voor zijn afgegeven met repressieve regimes, mensenrechtenschendingen of betrokkenheid bij interne en/of regionale conflicten. Met andere woorden: het is zeer controversieel dat aan hen überhaupt wapens geleverd worden.
 
Damen
Scheepsbouwer Damen boerde in 2014 goed met de verkoop van patrouilleschepen aan Tanzania (30 miljoen euro) en aan Trinidad en Tobago (140 miljoen euro). De ministers Timmermans en Ploumen verdedigden de export naar het straatarme Tanzania met het argument dat de schepen niet door de marine, die ze gaat inzetten, zelf betaald worden, maar door de staatspetroleummaatschappij, die “de kosten voor de beveiliging van olie- en gasboorplatformen […] aan de private olie- en gasmaatschappijen die opereren in Tanzania doorberekend. ” Bij een dergelijke innige verhouding tussen industrie en krijgsmacht kun je zeker ook vraagtekens zetten, maar de kosten voor aanschaf gaan in ieder geval niet rechtstreeks ten koste van uitgaven op sociaal vlak.
De levering aan Trinidad en Tobago behelst twaalf patrouilleschepen voor de kustwacht, een wel heel forse aankoop in een keer. Halverwege 2015, de eerste twee schepen waren inmiddels geleverd, berichtte de media dat er voor de aanschaf van de schepen geen geld was gereserveerd op de begroting. Het lukte de regering van Trinidad en Tobago niet op tijd een lening rond te krijgen bij de European Development Bank (EDB) of bij een commerciële bank. Voor de aanschaf is uiteindelijk bezuinigd op andere uitgaven.
 
Israël
De regering verstrekte in 2014 een vergunning voor de export van delen van militaire sonar naar Israël. Mogelijk wordt ervan uitgegaan dat de Israëlische marine niet betrokken is bij geweld tegen burgers. Helaas is dit wel het geval. De Israëlische marine schiet veelvuldig op vissers die zich niet houden aan de door Israël eenzijdig uitgeroepen zesmijlszone.
Hoewel Nederland zeer terughoudend is bij het afgeven van exportvergunningen naar Israël worden al jaren nachtzichtdelen (tweede generatie beeldbuisversterkers) van Photonis/DEP uitgevoerd. Daar wordt sinds kort bij vermeld dat een deel van deze export voor militair gebruik en/of grensbewaking is, in 2014 ging het om een waarde van 1,56 miljoen euro. Waarom hiervoor wel een vergunning wordt afgegeven is onduidelijk.
Hetzelfde geldt voor de uitvoer van nachtzichtdelen naar een aantal andere landen die bekend staan als weinig waarde hechtend aan respect voor mensenrechten, zoals China, Maleisië, Saoedi-Arabië, Singapore en Turkije. Is er voldoende garantie dat geleverde goederen niet ingezet worden bij repressie en mensenrechtenschendingen?
Een bijzonder verhaal zijn de diensthonden die een Brabants bedrijf aan het Israëlische leger levert. Deze worden onder meer ingezet in de bezette gebieden. Volgens minister Ploumen heeft de regering geen juridische mogelijkheden om deze export tegen te houden, omdat honden als ‘civiel’ beschouwd worden, ook als ze militair ingezet worden. Wel zou het betreffende bedrijf aangesproken zijn en zelf in gesprek zijn gegaan met Israëlische krijgsmacht.
 
Gebrekkige transparantie
De cijfers over wapenexport in 2014 werden niet eerder dan eind 2015 gepubliceerd. Het Kamerdebat over het beleid in 2014 vond dan ook pas in februari 2016 plaats. De Tweede Kamer en maatschappelijke organisaties vragen al jaren om snellere publicatie. De regering zegt dit wel te willen, maar schermt al jaren met al dan niet vermeende problemen met de overstap naar een nieuw automatiseringssysteem.
Intussen laten de cijfers over 2015 op zich wachten, terwijl er voldoende reden is om het wapenexportbeleid nauwgezet en kritisch te volgen. De controlerende rol van parlement en publiek komt door de steeds verder vertraagde en gebrekkige informatievoorziening van de kant van de regering ernstig in het geding.
 
Mark Akkerman