VD AMOK nr.2 2007. Op 9 mei jl. veroordeelde het Gerechtshof in Den Haag chemicaliënhandelaar Frans van Anraat tot een gevangenisstraf van 17 jaar wegens medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden.
Van Anraat speelde een grote rol in de opbouw van het chemische wapenarsenaal van Irak in de jaren ‘80 van de vorige eeuw. De Nederlandse betrokkenheid gaat echter verder, zo blijkt uit onderzoek van de Campagne tegen Wapenhandel en het radioprogramma Argos. Andere bedrijven, met name KBS en Melchemie, waren eveneens belangrijke leveranciers van gifgasgrondstoffen. De bedrijven wisten zich moreel gesteund door het ministerie van Economische Zaken, dat handelsbelangen liet prevaleren. Met name toenmalig staatssecretaris Bolkestein speelt in dit dossier een ronduit onthutsende rol.
Late en beperkte actie
Irak zet in de jaren tachtig van de vorige eeuw veelvuldig chemische wapens in, zowel in de oorlog met Iran als tegen de eigen Koerdische bevolking. De grondstoffen voor deze wapens koopt het regime van Saddam Hoessein vooral van bedrijven in westerse landen.
De eerste berichten over gifgasgebruik bereiken al in 1981 het ministerie van Buitenlandse Zaken. Daar wordt niets mee gedaan. Ook als in de daaropvolgende jaren de meldingen over het gifgasgebruik steeds frequenter worden, en ook bevestigd worden door de Verenigde Naties, kunnen Nederlandse bedrijven zonder problemen grote hoeveelheden grondstoffen voor chemische wapens aan Irak blijven leveren. Pas als in 1984 Nederland door de Verenigde Staten op grote orders aan Irak gewezen wordt, worden stappen ondernomen om zulke leveranties onmogelijk te maken.
Dan ontspint zich een bizar gevecht tussen de ministeries van Economische Zaken en Buitenlandse Zaken. Economische Zaken doet er alles aan om de lijst van stoffen waarvoor een exportvergunningplicht gaat gelden zo beperkt mogelijk te houden. Daardoor vallen enkele door het Ministerie van Buitenlandse Zaken voorgestelde gifgasgrondstoffen alsnog af. Ook na april 1984 blijft het daarom mogelijk stoffen die geschikt zijn voor het produceren van chemische wapens naar Irak te verschepen.
Toenmalig staatssecretaris van Buitenlandse Handel Bolkestein (VVD) loopt voorop in het verzet tegen exportbeperkingen. Voor hem staan economische belangen op de eerste plaats. Dat blijkt ook tijdens een kritiekloos bezoek aan Bagdad in oktober 1983, wanneer Irakees gifgasgebruik al vaststaat.
Melchemie en KBS
Er zijn twee Nederlandse bedrijven, naast Van Anraat, waarvan vaststaat dat zij chemische stoffen aan Irak hebben geleverd, die zeer waarschijnlijk gebruikt zijn voor de productie van chemische wapens. Het gaat om Melchemie (Arnhem, nu Melspring genaamd) en KBS Holland (Terneuzen, inmiddels Bravenboer en Scheers).
Melchemie heeft jarenlang chemicaliën aan Irak geleverd die als grondstof voor de productie van gifgas gelden. Op één na vonden die transacties overigens plaats zonder dat daarvoor een exportvergunningplicht gold. Dat neemt niet weg dat Melchemie destijds had moeten weten dat de stoffen voor de productie van chemische wapens gebruikt konden worden.
Wanneer in 1984 voor de uitvoer van fosforoxiychloride, een grondstof voor mosterdgas, een vergunningsplicht geldt, neemt Melchemie, ondanks herhaaldelijke waarschuwingen van onder meer het Ministerie van Buitenlandse Zaken, een order voor 60 ton van deze stof aan van het Irakese staatsbedrijf SEPP. Na een tip van de CIA doet de Economische Controle Dienst (de huidige FIOD-ECD) in februari 1985 een inval bij Melchemie. Het komt uiteindelijk tot een rechtszaak, waarbij het bedrijf veroordeeld wordt tot een boete van honderdduizend gulden (45.000 euro) en een voorwaardelijke stillegging voor de duur van een jaar met een proeftijd van twee jaar.
Ook na 1985 is Melchemie doorgegaan met het leveren van chemische stoffen aan Irak. Een geheim Irakees rapport noemt aan de hand van een lijst van leveranties het bedrijf expliciet als leverancier voor het Irakese chemische wapenprogramma.
KBS levert in 1983 500 ton thiodiglycol (TDG) aan Irak. Nadien wordt vooral vanwege de ongebruikelijke omvang van de order algemeen aangenomen dat het voor de productie van mosterdgas bestemd was. Op dat moment staat het nog niet op de lijst vergunningsplichtige goederen. Ook andere goederen, die deels later op die lijst terecht komen, worden geleverd.
Wanneer in februari of maart 1984 weer een omvangrijke order voor TDG binnenkomt bij KBS, wordt deze uiteindelijk afgeslagen op advies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Andere handel van KBS met Irak gaat wel gewoon door.
Kamervragen in 2005 over de vervolgbaarheid van KBS, leiden tot afwijzende antwoorden van Minister Donner van Justitie. Dat is opmerkelijk, omdat niet duidelijk is wat KBS destijds van het mogelijke eindgebruik heeft geweten. Het bestaan van die kennis speelde namelijk in het proces tegen Frans van Anraat een sleutelrol. De Campagne tegen Wapenhandel vindt dat de zaak tegen Van Anraat moet leiden tot een grootschalig onafhankelijk onderzoek naar de betrokkenheid van overheid en bedrijfsleven bij de export van chemicaliën naar Irak in de jaren ‘80.
Het rapport “Nederland en de chemische wapens van Irak” en een samenvatting daarvan (in Nederlands en Engels) staan op www.stopwapenhandel.org
Dit artikel is eerder verschenen in het juninummer van het blad Vredeskoerier – ’t Kan anders – Kernwapens Weg
Bolkestein in Irak
In oktober 1983, bezoekt Bolkestein, die zich in het buitenland Minister van Buitenlandse Handel mag noemen, de Bagdad International Fair. Verder heeft hij ontmoetingen met de Iraakse vice-premier Ramadhan en met enkele andere ministers. Op dat moment is de regering al bekend met verhalen over gifgasgebruik door Irak. Bolkestein tekent tijdens dit bezoek een overeenkomst tussen Nederland en Irak die als doel heeft mogelijkheden voor economische en technische samenwerking te vergroten.
Uit het ambtelijk verslag van Bolkesteins bezoek aan Bagdad blijkt dat hij vraagt “om pleitbezorging voor concrete Nederlandse belangen te vatten in een setting van sympathie voor het door drie jaar oorlog beproefde Iraakse volk. Van Iraakse zijde werd hierop positief gereageerd. Vermeld werd dat Irak nu zijn vrienden telde en dat hieruit na beëindiging van de oorlog voor de aldus geïdentificeerde landen consequenties zouden voortvloeien”.
Begin jaren negentig past Bolkestein zijn indrukken over het Iraakse regime weliswaar aan, maar in het kader van de Nederlandse handelsbelangen had hij eerder weinig moeite dit nu door hem als ‘luguber’ betitelde gezelschap de hand te schudden en er een overeenkomst mee te sluiten.
Frans van Anraat
De Nederlandse zakenman Frans van Anraat is jarenlang hofleverancier van het Iraakse chemische wapenprogramma. Hij springt in het gat dat met de nieuwe exportregels vanaf 1984 ontstaat. In 1989 wordt hij in Milaan, op verzoek van de Amerikaanse(!) autoriteiten, gearresteerd. Hij weet te ontvluchten naar Bagdad wanneer hij tijdelijk in vrijheid is gesteld. Het zal dan nog bijna vijftien jaar duren voordat hij alsnog aangehouden wordt. Een groot deel van die tussenliggende tijd leidt hij naar verluidt een comfortabel leven in Bagdad als beschermeling van het Iraakse regime. Volgens de Amerikaanse douane zou hij tijdens zijn verblijf in Bagdad doorgegaan zijn met zijn werkzaamheden en voor Irak grondstoffen voor mosterdgas en zenuwgassen hebben gekocht in het buitenland. In 1997 wordt hij nog ondervraagd door UNSCOM.
Met de Amerikaans-Britse aanval in 2003 wordt het hem te heet onder de voeten. Hij krijgt een laissez-passer van de Nederlandse ambassade en gaat in Amsterdam wonen.
De Nederlandse overheid kan misschien moeilijk verweten worden dat zij niet tegen Van Anraat opgetreden heeft in de lange periode dat hij zich in Irak bevond, al was een veroordeling bij verstek misschien mogelijk geweest, vreemd wordt het wanneer hem bij terugkeer naar Nederland geen strobreed in de weg wordt gelegd. Niet alleen wordt hij niet aangehouden, hij verblijft naar verluidt zelfs enige tijd in een ‘safe house’ van de AIVD.
In eerste instantie lijkt het erop dat justitie het er inderdaad bij laat zitten. Van Anraat die zich, mede door de bescherming van de AIVD, veilig waant, geeft vervolgens in enkele interviews toe grondstoffen voor gifgassen aan Irak geleverd te hebben en op den duur ook wel te weten waarvoor deze gebruikt zouden worden. Het Openbaar Ministerie komt dan alsnog in actie: Van Anraat wordt, vlak voordat hij Nederland wil verlaten, gearresteerd en vervolgd. Het OM legt hem 36 leveranties, met een totaal van 2360 ton grondstoffen voor chemische wapens ten laste.
Op 23 december 2005 wordt hij door de rechtbank in Den Haag veroordeeld wegens medeplichtigheid aan “schending van de wetten en gebruiken van oorlog”. Volgens de rechtbank wist hij, of had althans moeten weten, dat de door hem geleverde chemische stoffen voor de productie van gifgassen zouden worden gebruikt. Ook was er volgens de rechtbank voldoende bewijs om aan te nemen dat chemische wapens met door Van Anraat geleverde grondstoffen daadwerkelijk ingezet zijn door Irak.
Medeplichtigheid aan genocide acht de rechtbank echter niet bewezen. Ondanks de vrijspraak voor dit zwaarste ten laste gelegde feit, wordt Van Anraat conform de eis van het Openbaar Ministerie veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 jaar. Zowel Van Anraat als het Openbaar Ministerie tekenen hoger beroep aan tegen het vonnis van de rechtbank. Op woensdag 9 mei 2007 doet het Gerechtshof daarin uitspraak: Van Anraat wordt veroordeeld tot 17 jaar gevangenisstraf wegens medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden.
www.stopwapenhandel.org