Oorlog tegen migratie?: De gemilitariseerde grens als winstgebied voor de wapenindustrie

Verschenen in Loving Geopolitics Magazine, november 2025 – In 1968 maakte een cartograaf van het Amerikaanse leger een, al dan niet bewuste, fout bij het intekenen van een klein stukje grens tussen India en Pakistan, in de Karakorampas, een bergpas grenzend aan de betwiste Kashmir-regio. Zijn foutieve kaart vond zijn weg naar meer militaire en publieke atlassen en leidde uiteindelijk in 1989 tot gevechten – op de grootste hoogte ooit – om de controle over het betreffende stukje gebied, gevolgd door nog altijd voortgaande stationering van soldaten in uiterst barre omstandigheden. Een volstrekt zinloos conflict dat het karakter van oorlog als het laten sterven van jonge mensen voor lijnen op landkaarten illustreert.

Grenzen spelen vaak een belangrijke rol bij oorlog en geopolitieke spanningen: conflicten over waar een grens ligt, militaire operaties over grenzen heen, inzet van militairen om toegang tot grondstoffen elders af te dwingen enzovoort. Bijgevolg zijn ze ook van cruciaal belang voor de wapenindustrie, leverancier van het materieel waar conflicten mee aangejaagd en uitgevochten worden. De laatste decennia heeft die industrie, met name in Europa en het Globale Noorden in het algemeen, zich ook gestort op een andere ‘oorlog’ aan de grenzen: het tegenhouden van migranten. Niet alleen als schaamteloos profiteur van de steeds verdere militarisering van grenzen in dit kader, maar ook als aanjager van het beleid dat hieronder ligt.

Onderzoeksjournaliste Linda Polman laat in haar boek ‘Niemand wil ze hebben’ (2019) zien dat het huidige Europese migratiebeleid een lange voorgeschiedenis heeft: vluchtelingen zijn eigenlijk nooit welkom geweest. Het laatste decennium, sinds de zogenaamde ‘Vluchtelingencrisis’ van 2015, staat het stoppen van migratie onafgebroken hoog op de EU-agenda, resulterend in een steeds verder escalerend beleid van het opvoeren en militariseren van grensbewaking en het inschakelen van niet-EU-landen om vluchtelingen al voordat ze de Europese buitengrenzen kunnen bereiken tegen te houden. De gevolgen zijn desastreus: jaarlijks komen duizenden vluchtelingen om, vluchtelingen worden steeds vaker met geweld en mensenrechtenschendingen geconfronteerd, worden naar onveilige routes en in de armen van onscrupuleuze mensensmokkelaars gedreven, en worden gedwongen te leven in slechte omstandigheden in vluchtelingenkampen, ongedocumenteerd op straat of in detentiecentra binnen of buiten de EU.

De basis van dit anti-immigratiebeleid ligt begin jaren ’90 van de vorige eeuw, met het van kracht worden van het Schengenakkoord en het instellen van de Schengenzone. Daarbij ging het openen van de grenzen tussen de deelnemende EU-landen, de EU-binnengrenzen, gepaard met afspraken over het bewaken van de buitengrenzen. Dit beleid ontwikkelde zich eerst gestaag en daarna steeds sneller, tot de huidige situatie.

De gestegen inzet van militaire middelen en militair personeel aan de grenzen, en het uitdijende aanbod aan onder meer surveillancetechnologie, autonome systemen en biometrische toepassingen, maakt de internationale grensbewakingsmarkt een lucratieve aangelegenheid; en tot een markt die geografisch allang niet meer beperkt is tot lijnen op landkaarten, grenzen kunnen, bijvoorbeeld met biometrische controles, overal opspringen.

Marktanalisten voorspellen voor de komende jaren een groei van zes tot acht procent per jaar op de globale markt, met een iets snellere groei voor de Europese markt. Grote Europese wapenbedrijven als Airbus, Thales en Leonardo zijn met hun brede portfolio’s belangrijke spelers op deze markt, die ook volop ruimte biedt aan bouwers van patrouilleschepen, waaronder de Nederlandse scheepsbouwer Damen, IT-bedrijven en kleinere gespecialiseerde bedrijven, zoals het Spaanse European Security Fencing, dat lang de enige producent was van zogenaamde concertina’s – rollen scheermesjesprikkeldraad – die te vinden zijn op de eveneens snel uitgebreide infrastructuur van muren en hekken op grenzen.

Een cynisch aspect van de grensbewakings- en controlemarkt is dat deze voor een flink deel van de daarop actieve bedrijven een tweede mogelijkheid biedt om te verdienen aan de ellende van dezelfde groep mensen. Zeker de grote wapenbedrijven zijn immers ook leverancier van materieel voor geweld, onderdrukking en uitbuiting wereldwijd, waarmee ze redenen die mensen dwingen op de vlucht te slaan stevig voeden.

Dat diezelfde mensen vervolgens op door dezelfde industrie geleverde middelen om hen tegen te houden stuit is natuurlijk geen toeval. De lobby van de militaire en security-industrie heeft zich jarenlang hard ingespannen voor een gemilitariseerd grensbeleid. En met succes, het huidige beleid ligt niet alleen in het straatje van de wensen vanuit de industrie, maar die wordt ook steeds meer zelf aan de beleidstafel uitgenodigd. Europese en nationale beleidsmakers en autoriteiten omarmen vertegenwoordigers van de industrie als deskundigen in plaats van ze op afstand te houden als de lobbyisten die voor eigen omzet en winst gaan die ze zijn.

De invloed van de wapenindustrie is rechtstreeks terug te zien in een aantal ijkpunten van ontwikkelingen in beleid en praktijk. Zo worden in de uitbreiding van het mandaat van Frontex, het EU-grensbewakingsagentschap, in een nieuwe EU-verordening van 2016 diverse punten opgenomen die enkele jaren daarvoor door de Europese industrie, verenigd in lobby-organisatie European Organisation for Security (EOS), al naar voren werden gebracht in beleidsadviezen en diverse conferenties en andere ontmoetingen met Europese Commissarissen en hoge ambtenaren. Het ging onder meer om mogelijkheden voor Frontex om een eigen grensbewakingskorps (Standing Border Guard Corps) op te bouwen, eigen materieel aan te schaffen en meer zeggenschap te nemen over grensbewakingsinspanningen van lidstaten.

Meer nog dan in zulke concrete door autoriteiten overgenomen lobbypunten krijgt de invloed van de industrie vorm in de basis van het beleid. Het politieke narratief waarop het Europese grens- en migratiebeleid stut is dat van migratie als veiligheidsprobleem, met de migrant als dreiging. Conform de securitiserings-theorie van de Copenhagen School maakt dit de weg vrij voor het inzetten van buitengewone middelen in naam van de bedreigde veiligheid, oftewel: de militarisering van grenzen. En laat de wapenindustrie nou net de middelen kunnen leveren om dit uit te voeren. Niet alleen aan EU-landen zelf, maar ook aan derde landen die door de EU tot externe grensposten gemaakt worden. Landen met niet zelden autoritaire regimes, die de geleverde middelen ook graag gebruiken om de grip op de eigen bevolking te verstevigen. Zo voedt Europees migratiebeleid de problemen die mensen tot vluchteling maken alleen maar meer.

De vooruitzichten zijn ongunstig. Het beleid werkt niet, ook niet voor de door de EU gestelde doelen (minder migranten), het verschuift en verergert alles alleen maar. De mede door de industriële lobby aangedreven obsessie om migratie te stoppen houdt beleidsmakers echter volledig in de tang van een tunnelvisie die tot steeds verdere escalatie leidt. De bredere militarisering in Europa doet daar nog een schep bovenop: nog meer worden militair personeel en materieel gezien als de manier om met, al dan niet verzonnen, bedreigingen om te gaan. Intussen worden wapenexportregels worden afgebroken en leiden de enorme stijgingen in militaire uitgaven tot een scala van nieuwe problemen, waaronder een forse groei van de uitstoot van broeikasgassen door het militair-industrieel complex, die op de langere termijn nog meer mensen op de vlucht zullen dwingen. De wapenindustrie staat al te juichen bij het vooruitzicht dat het enige antwoord van de EU dat daarop zal zijn: nog meer grensbewaking en -controle.

Mark Akkerman (Stop Wapenhandel)

Steun Stop Wapenhandel

Doneer