AMOK-Campagne tegen Wapenhandel constateert een groeiende aandacht bij de Nederlandse overheid om wapenhandel onder controle te krijgen.
In 1998 werden nieuwe richtlijnen voor een Europese benadering van de wapenexporten aangenomen, werd in Nederland voor het eerst openbaar gerapporteerd over de Nederlandse wapenhandel, werd op verzoek van de Regering een rapport over conventionele wapenbeheersing geschreven door de Adviesraad Internationale Vraagstukken en werd verder gegaan met de inspanningen de proliferatie van kleine wapens te beperken. In het Regeerakkoord staat: “De Nederlandse Regering hanteert een strikte interpretatie van de wapenexport criteria, inclusief de EU gedragscode.”(2) Nederland profileert zich ook in internationale fora als pleitbezorger van een striktere controle op wapenexporten. Tegelijkertijd ziet AMOK-CtW de Nederlandse wapenexporten in de jaren negentig gestaag groeien, waarbij aangetekend moet worden dat de enorme export in 1997 als uitzonderlijk moet worden gezien. Op een aantal terreinen is verbeteringen wenselijk: de interpretatie van de criteria, de rapportage, transparantie en de rapportage. In dit rapport wordt ingegaan op die kwesties betreffende wapenhandel die volgens AMOK-CtW voor verbetering in aanmerking komen.
Inhoud
- Belangrijkste aanbevelingen
- Inleiding
- Evaluatie rapportages wapenexportbeleid 1997 en 1998 (januari-juni)
-
2.1. De gegevens in de rapportages
Bespreking en evaluatie criteria
3.1.Spanningsgebieden
3.2. Mensenrechten
3.3. Embargo’s
3.4. Uitgaven t.b.v. Defensie als percentage van het Bruto Nationaal Produkt
3.5. Bespreking nieuw geformuleerde criteria
3.5.1. VN-register
3.5.2. Sufficiency rule
3.6. Conclusies
4. Transparantie
4.1. De Rapportage
4.2. Transparantie export surplus wapens
5. Overige punten van aandacht
5.1. Zwarte c.q. witte lijst
5.2. Smokkel via zee- en luchthavens
5.3. Brief Regering met betrekking wapenbeheersing 13 juli 1998
6. Bijlagen:
a- Cumulatief overzicht Nederlandse wapenexporten naar Niet NAVO- landen in de jaren ’90.
b- Staafdiagram Nederlandse wapenexporten in de jaren ’90.
c- Overzicht exporten Nederlandse surplus wapens.
d- Landen die boven de 4,5% norm zitten.
e- Overzicht Nederlandse transacties in 1997 en 1998 (onvolledig).
Belangrijkste AanbevelingenOm de onduidelijkheid m.b.t. tot definitie van spanningsgebieden weg te nemen zou een doorlopend, onafhankelijk en openbaar onderzoek moeten worden gedaan welke landen en regio’s vallen onder ‘gevoelige en potentieel gevoelige regio’s,’ zoals genoemd in het spanningsgebiedencriterium (zie 3.1); Er moet een meer omvattende visie op inzet van wapens bij mensenrechtenschendingen worden gehanteerd. Bovendien zouden in het geheel geen wapens moeten worden geleverd aan landen waar de mensenrechten op grove schaal worden geschonden. In twijfelachtige gevallen moeten standaard garanties worden gevraagd dat door Nederland geleverde wapens niet ingezet zullen worden tegen de eigenbevolking, alvorens toestemming tot een levering te verlenen (zie 3.2.); Nederland moet zich op nationaal niveau strikt aan wapenembargo’s van de VN Veiligheidsraad en de Europese Unie houden en de omschrijving ‘militaire goederen’ niet eng hanteren Bovendien moet Nederland drukuitoefenen op landen die zich niet aan embargo’s houden (zie 3.3.); Landen die meer dan 4,5% van het BNP besteden aan defensie moet zonder onderscheid Nederlandse wapens worden onthouden. Alvorens er een eenduidig (OESO) overzicht bestaat kunnen bestaande overzichten op dit gebied gebruikt worden (zie 3.4.); Landen die niet of onvolledig aan het VN-register rapporteren moeten worden uitgesloten van wapenleveranties. Bovendien moet Nederland dit als criterium bepleiten in de geeigende internationale fora (zie 3.5.1); Transparantie betreffende Nederlandse wapenexporten moet verbeterd worden door Controle in Nationale lucht- en zeehavens op vrachtbrieven moet worden verscherpt en verder moet een hogere frequentie van steekproefsgewijze controles op lading worden ingevoerd. Hiertoe moeten douane en ECD de noodzakelijke middelen krijgen (zie 5.2. en 5.3.3.).
|
1. Inleiding De handel in wapens en strategische goederen maakt maar een klein deel uit van de totale Nederlandse exporten, nl. 0,76% en is daarmee vergelijkbaar met het gemiddelde van de 33 rijkste landen in de wereld.(3)
|
2. Evaluatie rapportages wapenexportbeleid 1997 en 1998 (januari-juni)De op 2 oktober 1998 gepubliceerde openbare rapportage over door de Nederlandse overheid de verleende wapenexportvergunningen is een grote verbetering in vergelijking met eerdere rapportages. Zo wordt voor de eerste keer verslag gedaan van exporten naar NAVO-landen. Tot nu toe was alleen het totaalcijfer van de exporten naar de zestien NAVO-landen bekend. Door de nieuwe wijze van rapportage wordt bijvoorbeeld duidelijk dat Turkije een zeer belangrijke klant voor de Nederlandse wapenindustrie is.(4) Een andere verbetering is de verstrekking van cijfers over wapenexporten per hoofdcategorie: 1) ‘Wapens en munitie’ en 2) ‘Overige militaire goederen’. Deze zijn beide onderverdeeld in tien subcategorieen. Deze overzichten leiden er echter nog niet toe dat nu de voor een goede controle noodzakelijke duidelijkheid bestaat. (zie voor eengedetailleerde kritiek en aanbevelingen 5.1.) Tenslotte biedt het uitgebreidere rapport over 1997 basisinformatie over de Nederlandse defensie-industrie. Dergelijke gegevens waren voorheen nauwelijks verkrijgbaar. 2.1. De gegevens in de rapportagesDe rapportage over 1997 biedt weinig verrassingen, het grootste deel van de verkopen vond plaats in de eerste helft van 1997 en deze waren al eerder bekend. Opmerkelijk is dat de waarde van de verstrekte vergunningen aan India en Indonesie verdubbelden. Opmerkelijk gezien de destabiele situatie waarin beide landen zich bevinden. Grote klanten buiten de NAVO in de tweede helft van 1997 waren: Qatar, (6,5 miljoen); Venezuela (43 miljoen); en Zuid-Korea (160 miljoen). In eerste helft van 1998 valt op dat Chili na de Verenigde Staten de grootste afnemer van Nederlandse wapens is en dat Taiwan en Israel voor een redelijk fors bedrag aan Nederlandse wapens inkopen. Het blijft opmerkelijk dat Turkije, Taiwan, China (1,2 miljoen, tegen dit land loopt een wapenembargo van de EU), India (1,8 miljoen), Saoedi- Arabie (4,8 miljoen) en Chili wapens van Nederland ontvangen. In de recentelijk door de Europese Unie aangenomen richtlijnen betreffende wapenexporten staat dat lidstaten geen exportvergunningen af zullen geven als er een duidelijke risico is dat de ontvanger de goederen zal gebruiken tegen een ander land of met gebruikmaking van militaire macht een territoriaal conflict zal ondersteunen. Bij alle hiervoor genoemde landen is sprake van claims op of van buurlanden. Bovendien krijgen landen die de mensenrechten op grote schaal schenden, zoals Turkije en Indonesie, van Nederland wapens. Twee (5) leveringen in 1998 aan het wapenimportbedrijf van de Chileense senator-voor-het- leven, Pinochet, zijn zeker in het licht van de recente uitleveringsverzoeken tegen zijn persoon, dubieus. Het is op grond van de geopenbaarde gegevens nog niet mogelijk een eerste evaluatie te maken van het beleid van de huidige Regering, dat kan pas met de rapportage over de tweede helft van 1998 (zie 5.3. voor een voorlopige evaluatie). Eerste tien landen (zie voor een volledig overzicht bijlage a) Overzicht eerste helft 1998 Overzicht 1997
|
3. Evaluatie criteriaOver het algemeen is er weinig inzicht in de manier waarop de criteria betreffende wapenhandel worden gehanteerd. Er zijn wel richtlijnen maar die blijken steeds weer tot verschillende interpretaties te kunnen leiden. De besluiten van de regering om toestemming te verlenen om wapens te leveren blijken regelmatig achteraf door (leden van) de Tweede Kamer te worden betwijfeld.
3.1. Spanningsgebieden“Ondanks de tientallen brandhaarden en sluimerende conflicten in de wereld is er bijna geen regio waar Nederland geen strategische goederen en wapens naar exporteert.”(6) Sterker nog het zijn – naast de NAVO-landen, waar Turkije en Griekenland ook in een spanningsgebied liggen – vooral de spanningsgebieden die Nederlandse wapens afnemen: het Midden-Oosten, Zuid-, Zuidoost- en Oost Azie (zie bijlage a). Het gaat bij deze Nederlandse wapens ook nog eens vooral om wapens met een belangrijke invloed op regionale machtsverschillen. Alleen aan Afrika tussen de Sahara en Zuidelijk Afrika levert Nederland vrijwel geen wapens.(7) Dat heeft naast een terughoudend beleid echter ook in belangrijke mate te maken met de kosten van Nederlandse wapens, ze zijn eenvoudig te duur voor bijna alle landen in deze regio. Het spanningsgebieden criterium is moeilijk definieerbaar en rekbaar. De huidige interpretatie van het criterium staat (vrijwel) nooit een levering in de weg. Ofwel het karakter van het te leveren wapen ofwel de spanningen in land of regio worden gebagatelliseerd. De spanningen tussen Pakistan en India, de veelheid aan spanningen in het Midden- Oosten en Zuidoost (Spratly’s en Paracels, twee eilanden groepen in de Zuidchinese Zee) en Oost-Azie (Taiwan/China, Noord/Zuid-Korea) worden door tal van strategisch deskundigen aanmerkt als zeer risicovol. Noord-Afrika en het Midden-Oosten worden door de NAVO en het Ministerie van Defensie als risicogebieden genoemd. Toch krijgen al deze regio’s volop Nederlandse wapens en lijkt het criterium weinig waarde te hebben. Een onderzoek naar de inhoud van “gevoelige en potentieel gevoelige regio’s,” waar in de Nederlandse Nota Wapenexport van 1991 over gesproken wordt lijkt op zijn plaats. Het is echter vrijwel onmogelijk een vast meetinstrument te ontwerpen waaraan een regio moet voldoen om gedefinieerd te kunnen worden als spanningsgebied. Gedetailleerd en continue onderzoek naar de verschillende spanningsgebieden lijkt wenselijk. Dit mag er echter niet toe leiden dat er op een bepaald moment geen conclusies worden getrokken. Voor een duidelijke meningsvorming moeten de resultaten van dit onderzoek openbaar zijn, zodat ook groepen uit academische-, politieke en NGO-kringen kunnen reageren en/of invloed kunnen hebben op de naar voren gebrachte visies. De huidige tendens dit soort onderzoeken onder te brengen bij hetzij het Wassenaar Arrangement en/of de inlichtingen- en veiligheidsdiensten sluiten deze openbaarheid uit en leiden tot het introduceren van nieuwe belangen in de discussie, waarop vervolgens nauwelijks controle mogelijk is.(8)
3.2. MensenrechtenWapenleverantie hebben vaak een directe invloed op de mensenrechten situatie. Dit kan zijn omdat de wapens worden gebruikt tegen bevolkingsgroepen of om gericht individuen te vermoorden. Wapens kunnen ook gebruikt worden om mee te dreigen, waardoor mensen eieren voor hun geld kiezen en gerechtvaardigde eisen geen kracht meer bij durven te zetten. Bovendien verlenen geleverde wapens een autoriteit status en legitimiteit. Het mensenrechtencriterium voor wapenexporten wordt zeer eng gehanteerd; alleen wapens die daadwerkelijk en direct bij schending van mensenrechten worden gebruikt, worden niet geleverd. Dit laat buiten beschouwing dat transportmateriaal, om troepen of wapens op plaatsen van bestemming te krijgen een integraal onderdeel van een dergelijke militaire politiek is. Bovendien kunnen technologisch hoogwaardige wapens een rol spelen in de bestrijding van binnenlandse oppositie: radar- en optische apparatuur kan gebruikt worden om mensen op te sporen, zware wapens (zoals tanks en pantservoertuigen) kunnen worden ingezet bij het neerslaan van demonstraties, helikopters en vliegtuigen kunnen worden gebruikt voor het grotere aanvallen op binnenlands verzet.(9) In zake de levering van granaten aan Turkije is de door Turkse overheid de toezegging gedaan dat de granaten niet in de oorlog tegen de Koerden zullen worden gebruikt. Dergelijke toezeggingen zouden standaard gevraagd moeten worden bij de levering van alle wapens die mogelijkerwijs ingezet kunnen worden. Dit zou ook voor de levering van componenten van wapens moeten gelden die een belangrijk deel van de Nederlandse wapenexporten uitmaken (zie rubriek A-10, rapportages wapenexportbeleid) aangezien het hier voor een belangrijk deel gaat om gevechtshelikopters, jachtvliegtuigen en mogelijk in de toekomst ook om pantservoertuigen die bij grove onderdrukking van bevolkingsgroepen kunnen worden ingezet. Bij indicaties, bijvoorbeeld door NGO’s, dat de betreffende overheid zich hier niet aan houdt dient de Nederlandse Regering een onderzoek in te stellen, waarbij niet alleen afgegaan kan worden op de verklaringen van de overheid of krijgsmacht. |
3.3. Embargo’sDit criterium lijkt duidelijk: de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of de Europese Unie bepalen dat er een wapenembargo tegen een bepaald land van kracht is en dan wordt er niet geleverd. Uit de praktijk was al duidelijk dat dit niet zo is; China ontving de afgelopen jaren strategische goederen van Nederland. In de rapportage over 1997 wordt gesteld dat er in EU-kader uiteenlopende “interpretaties bestaan van wapenembargo’s. Dit leidt er in de praktijk toe, dat onder een embargo niet noodzakelijkerwijs alle goederen vallen die voorkomen op de lijst militaire goederen behorend bij de bijlage van het Uitvoerbesluit Strategische goederen.” Het ruim interpreteren van militaire embargo’s leidt tot uitholling van deze ‘strafmaatregelen’. Om vaagheid te voorkomen verdient het aanbeveling de lijst ‘militaire goederen’ juist wel als maatstaf te gebruiken. 3.4. Uitgaven Defensie als percentage van het Bruto nationaal ProduktHet criterium betreffende militaire bestedingen als percentage van het Bruto Nationaal Produkt (BNP) is tot nu toe weinig duidelijk omschreven. Begin dit jaar werd in verband met dit criterium het beleid geintroduceerd voortaan geen catalogi met Nederlandse surplus wapens te sturen aan landen waar de bestedingen aan defensie de norm van 4,5% van het BNP overschrijden (10). (Zie voor landen (voor zover bekend) die hier volgens SIPRI in 1996 boven zaten bijlage c).Het criterium toepassen is niet eenvoudig. Het vinden van betrouwbare cijfers om de genoemde verhouding te meten zijn nauwelijks voorhanden. De EU Code of Conduct on Arms Exports stelt dat hiervoor relevante bronnen zouden moeten worden gebruikt, zoals die van de UNDP, de Wereldbank, IMF en de OESO rapporten (11). Het Nederlandse Ministerie van Economische Zaken bepleit een wereldwijde lijst met eenduidige cijfers m.b.t. uitgaven voor defensie als percentage van het BNP binnen OESO-verband. De cijfers die in de eerder genoemde bronnen genoemd worden zijn nu nl. nauwelijks vergelijkbaar; landen geven verschillende invullingen aan de cijfers. De wijze waarop de cijfers voor defensie-uitgaven worden gerapporteerd hebben vaak een politieke achtergrond en het komen tot een eenduidige lijst kan jaren duren. Dit mag echter niet betekenen dat het criterium daarom niet toepasbaar is. Ideaal is de huidige afwezigheid van vergelijkbare cijfers niet, maar bruikbare cijfers zijn wel aanwezig. De norm van 4,5% moet toegepast moeten worden om het vierde criterium van de Nederlandse wapenexportrichtlijnen body te geven: 1) op alle door Nederland geexporteerde wapens en militaire goederen en 2) op alle landen, in de huidige situatie wordt dit vaak afhankelijk gesteld van het gegeven of Nederland een ontwikkelingsrelatie met het ontvangende land heeft. Het behoeft geen betoog dat het uitsluitend toepassen van dit criteria op surplus wapens elke ratio mist. |
3.5. Nieuw geformuleerde criteria3.5.1. VN register voor conventionele wapensIn het regeerakkoord meldt het huidige kabinet dat: “De Regering streeft naar de introductie van een nieuw criterium voor wapenexport, bij voorkeur met een zo groot mogelijk aantal relevante EU-lidstaten, namelijk het niet verlenen van uitvoervergunningen aan landen die zich niet bij het VN-wapenregister willen aansluiten.” (12) Al snel bleek dit voornemen aan twijfel onderhevig in een brief aan het AIV spreken de Ministers van Ontwikkelingssamenwerking, Economische- en Buitenlandse Zaken hun vrees uit dat een dergelijke maatregel wantrouwen t.o.v. het register veroorzaakt waardoor de animo te rapporteren af gaat nemen.(13) Er is sprake van dubbelzinnigheid: Eerst wordt een voorstel gedaan om landen te bewegen te rapporteren, vervolgens wordt de vrijblijvendheid van het register juist als belangrijk beschouwd. Het voorstel voor het nieuwe criterium verdient aanbeveling. Het VN-register functioneert sinds 1991 en is een (gedeeltelijk) succesvolle methode om tot grotere transparantie rond wapenstromen te komen. Echter een aantal belangrijke wapenimporterende landen rapporteert niet of niet volledig. De door Nederland in het regeerakkoord bepleitte stap zou hier verbetering in kunnen brengen en ‘verhoogt het Nederlandse pleidooi voor transparantie op de gebieden van wapenbeheersing en exportcontroles,’ zoals ook werd gesteld in het AIV-rapport Conventionele Wapenbeheersing (p. 36).
Er zijn verschillende cijfers in omloop, omdat sommige landen te laat en anderen veel te laat rapporteren. Hierdoor zijn ze niet opgenomen in de rapportage van het register maar in een addendum. Een deel van de landen die niet rapporteert heeft geen wapens aangekocht of wil om militair-strategische redenen geen informatie leveren. Dat geldt bijvoorbeeld voor landen die betrokken zijn in een conflict. Onderzoek m.b.t. de cijfers over 1995 toonde aan dat 22 landen die geen rapportage aan de VN hadden overlegd wel wapens hadden aangekocht die binnen de categorieen van het register vallen. Slechts een van deze landen zou het daarop volgende jaar rapporteren. Van de tien belangrijkste klanten voor Nederlandse wapens in de jaren negentig rapporteren drie landen structureel niet (VAE, Egypte en Taiwan (geen VN-lid)) en heeft Qatar volstaan met het inzenden van haar vuurwapenwet. In het hele Midden-Oosten en Noord-Afrika zijn Israel en Iran de enige landen die wel substantieel rapporteren. Nederland zou het nieuwe criterium op moeten nemen in de Nederlandse richtlijnen betreffende wapenexport en het tevens bepleiten in de in geeigende internationale fora.
3.5.2. Sufficiency ruleToetsing vindt in Nederland ook plaats aan de zogenaamde ‘sufficiency rule,’ wat er op neer komt dat een land niet over meer wapens mag beschikken dan dat het voor zijn eigen verdediging nodig heeft.(14) Volgens de rapportage Wapenexportbeleid over 1997 “zouden de deelnemende landen aan het Wassenaar Arrangement terughoudender moeten worden in hun vergunningafgiftebeleid op landen waar geconstateerd kan worden dat de bewapeningsinspanningen de legitieme behoefte aan militaire verdedigingsmiddelen te boven gaan”.(15) Binnen het Wassenaar Arrangement is geconstateerd dat potentieel gevaarlijke wapenaankopen plaats vonden in bepaalde regio’s.(16) Welke regio’s dit zijn en of Nederland daaraan ook wapens of dual-use goederen levert is bij de auteur niet bekend. De levering van 200 Leopard tanks aan Chili is een duidelijk voorbeeld waar dit criterium zou moeten gelden. Chili heeft door de Nederlandse levering in een koop meer tanks dan alle aangrenzende landen.(17) Ter bescherming van stabiliteit en veiligheid verdient uitwerking van sufficiency rule tot een nieuw criterium aanbeveling.
3.6. ConclusiesConcluderend moet gesteld worden dat de toepassing van de criteria weinig helder is. Zelfs een op het eerste gezicht duidelijk criterium over wapenembargo’s blijkt nog onderhevig aan interpretatieverschillen. In de afgelopen periode zijn er door de Regering nieuwe voorstellen gedaan voor aanvulling van de bestaande criteria. Invoering van deze criteria zou een terughoudend wapenexportbeleid ten goede komen. Bijvoorkeur in internationaal verband wat in een in eerste instantie nationale toepassing niet uitsluit (18) Het is niet geheel duidelijk hoe de toepassing van de Nederlandse wapenexport criteria in de praktijk functioneert. Sinds 1991 zijn geen gegevens meer openbaar geworden van de hoeveelheid aanvragen die op grond van de richtlijnen wapenexport door de Nederlandse overheid zijn afgewezen.(19) Wel zien we dat op de toepassing van alle richtlijnen het een en ander valt af te dingen. De Verenigde Arabische Emiraten bijvoorbeeld a) liggen in een spanningsgebied, b) schenden de mensenrechten, c) besteden meer dan 4,5% van het BNP aan Defensie, d) rapporteren niet aan het VN- register betreffende conventionele wapens. Toch zijn de VAE in financiele omvang de grootste klant op de Nederlandse wapenmarkt in de jaren negentig. Een striktere interpretatie van de criteria lijkt dan ook op zijn plaats.
|
4. TransparantieZoals eerder gesteld is de transparantie m.b.t. Nederlandse wapenexporten sterk toegenomen met de openbare rapportage. Echter ook op het gebied van de transparantie zijn nog verbeteringen door te voeren. Deze kunnen de controlemogelijkheden van de Tweede Kamer in sterke mate vergroten.
4.1. De rapportageZo blijkt uit de rapportage niet welke wapensystemen aan welk land zijn geleverd. Een koppeling van de overzichten ‘WAARDE VAN AFGEGEVEN VERGUNNINGEN VOOR DE DEFINITIEVE UITVOER VAN MILITAIRE GOEDEREN PER CATEGORIE’ en ‘WAARDE VAN AFGEGEVEN VERGUNNINGEN VOOR DE DEFINITIEVE UITVOER VAN MILITAIRE GOEDEREN PER LAND VAN BESTEMMING’ zou een grote verbetering van de rapportage opleveren. Heeft Peru bijvoorbeeld ter waarde van 0,7 miljoen klein kaliber wapens ontvangen of militair oefenmaterieel? We kunnen aannemen van niet, maar dit blijkt nergens uit de rapportage. Het karakter van sommige categorieen in hoofdcategorie B zijn onduidelijk. Welke vliegtuigen vallen onder de categorieen ‘overige militaire vliegtuigen en helikopters,’ en welke ‘vaartuigen’? Wat is ‘militair oefenmaterieel,’ ‘Militaire hulp- en produktieapparatuur’ en ‘Militaire technologie en programmatuur’? Kortom een definitie van de gebruikte omschrijvingen of een verwijzing naar de vindplaats van een omschrijving is op zijn plaats. In de rubriek A 10 worden twee verschillende categorieen ondergebracht, te weten
4.2. Transparantie export surplus wapensIn het debat rond de transparantie wordt telkenmale gewezen op het belang van de vertrouwelijkheid vooraf om redenen van het beschermen van bedrijfsgeheim en de wensen van de klant m.b.t. de vertrouwelijkheid. Transparantie kan in eerste instantie vergroot worden door de verkoop van tweedehands wapens te openbaren. De overheid heeft op dit gebied een vreemde vermenging van belangen; de overheid is een ondernemer die de wapens zo gunstig mogelijk moet verkopen en tegelijkertijd verantwoordelijk voor de uitvoering van het exportbeleid dat aan de nodige restricties is gebonden. Het is daarom goed dat de Kamer vooraf en schriftelijk op de hoogte wordt gesteld van leveringen van surplus wapens door de Nederlandse overheid, waarbij dus geen sprake is van ‘bedrijfsbelangen’. Het is echter minder wenselijk dat dit vertrouwelijk gebeurd, waardoor 1) Kamerleden de kennis binnenskamers moeten houden en niet de mogelijkheid hebben informatie over de wapensystemen en afnemers in te winnen bij deskundigen en 2) organisatie uit de maatschappij niet de mogelijkheid hebben hun kennis en informatie aan te wenden om spontaan informatie te leveren. Het zou daarom een grote verbetering zijn als m.b.t. tot de leveranties van surplus wapens de rapportage vooraf, schriftelijke en vertrouwelijk wordt vervangen door openbare informatie. Tenslotte zou een overzicht ‘Wapenverkopen door de Nederlandse overheid’ kunnen worden toegevoegd aan de rapportage (zie bijvoorbeeld bijlage d). |
5. Overige punten van aandacht5.1. Zwarte c.q. witte lijstHet voorstel om te komen tot een zwarte of witte lijst, waarop landen staan die respectievelijk geen of juist wel Nederlandse wapens mogen ontvangen heeft zowel voor- als nadelen, waarbij de laatste zwaarder wegen dan de eerste. Het voordeel is vooral de duidelijkheid naar de samenleving en het bedrijfsleven. Het is duidelijk waar al dan niet wapens naar toe kunnen, een duidelijkheid die nu alleen zou moeten bestaan op grond van wapenembargo’s van de EU en de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Echter het gevaar bestaat dat een zwarte lijst gaat functioneren als automatische toestemming wel wapens te exporteren naar landen die niet op de lijst staan. Een witte-lijst bestaat in feite al, deze bestaat uit de NAVO-landen minus Griekenland en Turkije (waarvoor een uitzonderingsregel bestaat), de EU-lidstaten, Australie, Nieuw- Zeeland en Japan. Het strikt toepassen van de Nederlandse en EU-criteria door de Regering en controle hierop door het Parlement maakt een zwarte c.q. witte lijst overbodig, mits er voldoende duidelijkheid bestaat over de toepassing van de criteria en de transparantie verder wordt vergroot.
5.2. Smokkel via lucht- en zeehavensSmokkel via lucht- en zeehavens is een belangrijke bijdrage van Nederland aan de export van wapens. De Nederlandse Regering stelde onlangs dat “met name de illegale produktie en smokkel van kleine wapens dient te worden aangepakt,” en dat hiertoe kaderfunctionarissen zouden moeten worden opgeleid in de ontvangende landen.(20) Echter een belangrijk deel van het probleem ligt in Nederland: Schiphol is recentelijk twee maal in het nieuws geweest als doorvoerhaven voor vermoedelijke grondstoffen voor chemische wapens (naar Soedan en Israel); de Rotterdamse haven werd recentelijk gebruikt voor illegale doorvoer van wapens naar Iran; in Vlissingen werden militaire vrachtwagens bedoeld voor transport naar het toenmalige Zaire onderschept; en in de Belgische havenstad Oostende werden Nederlandse jeeps voor hetzelfde land aangehouden en terug gestuurd naar Nederland. Het gaat hier om een topje van de ijsberg. De KLM heeft alleen in 1997 meer dan 1000 maal wapens doorgevoerd o.a. naar de Sierra Leone, de Filippijnen, Cyprus en Libanon. Nederland heeft poreuze grenzen. In Nederland zelf wordt gewerkt aan een nationale commissie waardoor beschikbare informatiebronnen efficienter kunnen worden gebruikt. Het gaat bij dit probleem echter voor een belangrijk deel om de afwezigheid van informatie. Op dit moment wordt 99% van de doorvoer niet gemeld. Het beperken van deze doorvoer zou kunnen door een degelijke controle van vrachtbrieven en een hogere frequentie van steekproef gewijze onderzoeken naar lading in te voeren. Voor de Douane en Economische Controle Dienst zouden hiervoor financiele en personele middelen ter beschikking moeten worden gesteld. 5.3. Reactie Regering op rapport ‘De toekomst van de conventionele wapenbeheersing’ 13 juli 1998Een deel van de opmerkingen op de brief van de Regering aan het AIV naar aanleiding van het rapport ‘De toekomst van de conventionele wapenbeheersing’ is elders in dit rapport verwerkt, met name bij de bespreking van voorgestelde criterium betreffende rapportage aan het VN-register voor conventionele wapens (3.5.1), conclusies bij criteria (3.6.) en Smokkel via lucht- en zeehavens (5.2.). Er zijn echter ook nog een aantal algemene punten die in deze brief aan de orde komen: |
5.3.1. Ontwapeningsprocessen en ontspanningsprocessenDat ontwapeningsprocessen een voortrekkersrol kunnen spelen bij ontspanning is een constatering die AMOK Campagne tegen Wapenhandel van harte onderschrijft. Wapenbeersingsinspanningen van Nederland m.b.t. spanningsgebieden zouden dan ook een bijdrage kunnen zijn aan een veiliger wereld. Dat de feitelijke gang van zaken niet strookt met deze visie mag inmiddels als bekend worden verondersteld. Grootschalige wapenaankoop programma’s in bepaalde regio’s zijn altijd terug te vinden in de Nederlandse cijfers. Zo begonnen Zuidamerikaanse landen – die in de eerste zeven jaar nauwelijks wapens kochten in Nederland – in 1996 met een groot bewapeningsprogramma en onmiddellijk zien we Venezuela en Chili als belangrijke klanten in de overzichten 1997 en 1998 opduiken. De stelling dat ‘de veiligheid en stabiliteit niet altijd gediend zijn met een lager niveau van bewapening’ (P. 1, internet versie) kan worden betwijfeld bij een aantal regio’s waaraan Nederland in belangrijke mate wapens levert.
5.3.2. Technologische voorsprongDe Nederlandse Regering wil de dialoog verdiepen met ontwikkelingslanden over de huidige situatie waarin hen geavanceerde militaire technologie wordt ontzegd. Een situatie die ertoe leidt dat militair gevorderde staten hun voorsprong kunnen bestendigen. Dit lijkt belangrijk. Echter in de brief aan het AIV wordt niet gesteld in welke richting dit overleg zou moeten gaan. Juist wegens het karakter van de Nederlandse hoogwaardige defensie-industrie lijkt dit een belangrijk punt. Eerder werd in dit rapport al geconstateerd dat militaire technologie overdracht plaats vond naar Chili door de RDM. Hollandse Signaal Apparaten levert technologie aan bijvoorbeeld Turkije, Maleisie en Indonesie. Het is belangrijk in dit verband te constateren dat de 16 NAVO-landen goed zijn voor ongeveer 50% van de militaire bestedingen in de wereld, ondanks de bezuinigingen van de afgelopen 10 jaar. Het lijkt geenszins wenselijk dat het overleg gaat over hoe de ontwikkelingslanden deze achterstand en die op het gebied van technologisch geavanceerde wapens kunnen inhalen (met uitzondering van China lijkt dit zelfs onmogelijk in minimaal de komende 20 jaar), de brief spreekt immers over ‘wapenbeheersing,’ en niet over proliferatie van wapentechnologische kennis. Eerder zou het overleg moeten gaan over de vraag hoe Nederland militair-technologische ontwikkelingen zou kunnen beperken. (21)
5.3.3. Kleine wapensGezien de destabiliserende werking van kleine wapens in tal van staten is de aandacht die de Nederlandse Regering aan deze problematiek geeft van grote waarde. Het belang van verscherpte controle op nationale lucht- en zeehavens, zoals bepleit onder 5.1. is hierbij evident. Verder moet worden opgemerkt dat de Nederlandse overheid nog steeds ruim 100.000 kleine wapens te koop aanbied in de Materieel Projecten Overzichten die ieder jaar door het Ministerie van Defensie worden gepubliceerd. De Nederlandse overheid zou moeten onderzoeken hoe op een verantwoorde milieutechnische wijze deze wapens kunnen worden vernietigd. Vertegenwoordigers uit Mali zouden hierbij kunnen adviseren, aangezien zij enige jaren geleden al een dergelijke openbare vernietiging hebben georganiseerd.
|
d- Overzicht exporten Nederlandse surplus wapens.
6. BijlagesBijlage 6.aCumulatief overzicht Nederlandse wapenexporten naar Niet NAVO- landen in de jaren ’90.
Bijlage 6.bNederlandse wapenexport volgens verleende vergunningen 1990-1998
Bijlage 6.cc- Overzicht exporten Nederlandse surplus wapens.Pagina 116-118 uit: “Nederlandse Wapenhandel in de jaren negentig”
Bijlage 6.dLanden die boven de 4,5% norm zitten.
Bijlage 6.eLanden die boven de 4,5% norm zitten. |
Land | Aantal | Type | Periode | Bedrag | Bedrijf | Bron |
Bangla Desh | – | Radars | 2001 (mogelijk) | HSA | Jane’s Defence Weekly 24/06/98, p. 14 | |
Brunei | – | Link Y Mk 2 | – | HSA SP | Jane’s International Defence Review, 4/98 p. 31 | |
Chili | – | Modernisering en onderdelen Houwitser 105mm/33-caliber. | 1998 | RDM Technology (supervisie) en Royal Ordnance | Jane’s Defence Weekly 18/03/98 | |
Chili | 200 | Leopard tanks | eind 1997 | RDM/overheid |
Military Technology
5/1998, Volkskrant 4/8/98 |
|
Duitsland | 3 | SMART-L voor F-124 klasse | Juni 1997- | HSA | Jane’s Defence Weekly 18/03/98 | |
Egypte | 5 | Coastal border guard surveillance systems Signaal Scout FMCW) | april 1997 | HSA (MSSC) | Jane’s Defence Weekly 17/04/98, p. 5 | |
Finland | 2 | Scout low probability-of-intercept surface surveillance radar | april 1998 | HSA | Jane’s International Defence Review 4/1998 | |
Griekenland | – | Modernisering 155mm geschut | 1998 | RDM | Jane’s Defence Weekly 30/09/98, p.p. 34-35. | |
Groot Brittannië | – | advanced optical relay modules for the helmet mounted display (HMD) system of the Eurofighter | december 1997 | – | Delft Sensor Systems | Jane’s Defence Contracts, december 1997 |
India | 4 |
LW-08 systemen
2 licentie assemblage |
na februari 1998 | 40 miljoen gulden | HSA | Signalen januari 1998 |
Maleisië | 4 | Link Y Mk 2 | 1997- | HSA SP | Jane’s International Defence Review, 4/98 p. 31 | |
Polen | – | Opleiding Poolse softwarespecialisten bij Signaal | December 1997 | Gesponsord door de overheid | HSA | Signalen Dec. 1997 |
Turkije | 4 |
Modernisering WM-28 mini combat system en
installatie electro-optical tracking and fire control system en installatie TACTICOS gevechtssysteem |
1997-2000 | Enkele tientallen miljoenen guldens | HSA |
Jane’s Navy International (NIN) Nov. 1997
Signalen sept. 1997 |
Turkije | Hulp bij opzetten van Naval Software Development Center (TNSDC) | 1997- | met boven- staande enkele tientallen miljoenen | HSA | NIN Nov. 1997 | |
VAE | – | PR4G verschillende versies van dit radiosysteem | – | HSA-Huizen | Signalen februari 1998 | |
Venezuela | ? | electronic counter-countermeasures kits | 1998- | ? | HSA | Jane’s Defence Weekly (JDW) 4-2-98, p. 11 |
Venezuela | ? | Mirador fire-control unit | 1997 | ? | HSA | Jane’s Defence Weekly 3 juni 1998 |
6. BijlagesBijlage 6.aCumulatief overzicht Nederlandse wapenexporten naar Niet NAVO- landen in de jaren ’90.
Bijlage 6.bNederlandse wapenexport volgens verleende vergunningen 1990-1998
Bijlage 6.cc- Overzicht exporten Nederlandse surplus wapens.Pagina 116-118 uit: “Nederlandse Wapenhandel in de jaren negentig” Bijlage 6.dLanden die boven de 4,5% norm zitten.
Bijlage 6.eLanden die boven de 4,5% norm zitten. |
Noten1 Deelnemer Platform tegen Wapenhandel en European Network Against Arms Trade terug 2 samenvatting Regeerakkoord, p. 56.terug 3 In 1995 bestond 0,76% van de exporten van de ontwikkelde landen uit wapenexporten. World Military Expenditures and Arms Transfers 1996, U.S. Arms Control and Disarmament Agency.terug 4 Qua grootte nam Turkije in 1997 de vierde (176 miljoen) en in de eerste helft van 1998 de derde (81,4 miljoen) plaats in.terug 5 Modernisering en overdracht kennis 155 mm geschut door de RDM en Royal Ordnance en levering 200 Leopard tanks.terug 6 Ingezonden artikel Theo van den Doel, ‘Doorvoer Nederlandse wapens aan banden leggen,’ Trouw 16 april 1998terug 7 Hierbij moet echter wel worden opgemerkt dat via lucht- en zeehavens wapens naar de landen in het betreffende gebied worden gesmokkeld en dat adequate controle nog opgezet moet worden. Zo werd onder andere Sierra Leone via Nederland bevoorraad.terug 8 Veiligheids- en Inlichtingen diensten houden er vaak hun eigen ideeen op na betreffende gevaren die ons bedreigen. Zo weet het laatste Jaarrapport van de BVD te vertellen dat in Algerije de terroristen de moordaanslagen plegen, terwijl wetenschappers stellen dat de Algerijnse Regering hier ook bij betrokken is. Zie bijvoorbeeld Lahouari Addi, ‘Algeria’s Army, Algeria’s Agony,’ Foreign Affairs juli/augustus 1998, p. 44-53.terug 9 Onlangs gebruikte de Turkse luchtmacht bijvoorbeeld NF-5’s voor operaties tegen de koerden op Iraaks grondgebied. Bij de levering van helikopters door de VS aan Colombia werd uitgebreid gediscussieerd over de bruikbaarheid hiervan voor contraguerrilla taken.terug 10 Deze norm werd in 1991 gesteld door IMF directeur Camdessus, zie AIV-rapport Conventionele Wapenbeheersing, p. 35 voetnoot 35.terug 11 Code of Conduct on Arms Exports, 25 mei 1998, criterium acht.terug 12 Samenvatting Regeerakkoord, p. 56.terug 13 Brief 13 juli 1998: ‘de toekomst conventionele wapenbeheersing.’terug 14 Theo van den Doel, Doorvoer van wapens via Nederland aan banden leggen, Trouw 16 april 1998.terug 15 Tweede Kamer, 22054, Nr.. 39 wapenexportbeleid, p. 5 (internet versie) terug 16 Public Statement Wassenaar Arrangement, 10 december 1997.terug 17 Argentinie 230 (en 96 opgeslagen), Peru 300, waarvan 50 bruikbaar, Bolivia 0, en Chili nu 326 (en 96 opgeslagen), Military Balance terug 18 In de brief van 13 juli 1998 wordt gesteld: “Het produktieoverschot bemoeilijkt het stellen van voorwaarden aan wapenexporten en -leveranties. Vastgesteld moet worden dat in een dergelijke markt unilateraal ingestelde exportvoorwaarden weinig effect hebben. Aanscherping van het wapenexportbeleid dient dan ook in internationaal verband plaats te hebben.” Brief 13 juli 1998: ‘de toekomst conventionele wapenbeheersing.’terug 19 Destijds waren het er negen van de 7595 aanvragen, Volkskrant 3 oktober 1991.terug 20 Brief 13 juli 1998 over ‘De toekomst van conventionele wapenbeheersing.’terug 21 Overigens voorspelt de Nederlandse deelname aan wapenprogramma’s op het gebied van jachtvliegtuigen, pantservoertuigen en marineschepen weinig goeds.terug
|