Solidariteit – Commentaar 391 – 29 september 2019 – Nu klimaatverandering terecht door activisten een crisis wordt genoemd, de Bahama’s door de meest extreme storm in zijn geschiedenis is getroffen en driekwart van de vliegende insecten in Nederland is uitgestorven, is consumptieruimte weer een belangrijk onderwerp.
Onze generatie heeft dat te lang overgelaten aan een handjevol groene sokken. We worden hardhandig bij de les getrokken door onze kinderen en kleinkinderen, Greta Thunberg voorop. Socialisten worden rood met groen. De vakbond steunt de klimaatmars. Er klinkt roep om klimaatrechtvaardigheid. We worden wakker, en misschien nog net op tijd.
Maar wat is eigenlijk klimaatrechtvaardigheid? De eerste grote stappen zijn niet moeilijk: de aandeelhouders van Shell mogen niet langer buiten schot blijven, als het gaat om het tegengaan van klimaatverandering. Hun winst hangt omgekeerd evenredig samen met het verlies van biodiversiteit. Aan de productiekant van de economie wordt het geld binnengeharkt, terwijl de klimaatkosten op de maatschappij worden afgewenteld. Dat moet afgelopen zijn. Er zijn heel veel maatregelen die bedrijven tot meer klimaatrechtvaardigheid kunnen dwingen. Het kabinet wil daar natuurlijk niets van weten, en de eisen van de klimaatactivisten zouden daarom wel wat concreter mogen worden. Friends of the Earth berekende dat Nederland twee keer zoveel subsidie geeft aan fossiele energie als aan duurzame energie. Inkoppertje. En zo zijn er nog wel een paar.
Voetafdruk
Maar hoe zit het aan de consumptiekant van de economie? Wij zijn het die de olie van Shell opsouperen. Doordat er zoveel spullen voor ons worden gemaakt en doordat die spullen de hele wereld over worden getransporteerd. En doordat we naar zonnige vakantiebestemmingen vliegen en gehaktballetjes eten. Daar hoeven we ons niet schuldig over te voelen, maar daar moeten we wel wat aan veranderen. Als je ervan uit gaat dat iedereen op de wereld recht heeft op een gelijk deel van de beschikbare grondstoffen, aardoppervlak, schone lucht en schoon water, kan je berekenen of je niet teveel opsoupeert. Dat heet je ecologische voetafdruk. Die geeft aan wat de aarde kan dragen en met hoeveel mensen we dat moeten delen, en welk deel jij dan krijgt. Als weldoorvoede noord-Europeaan leef je al gauw op te grote voet. Als iedereen zo leefde als wij, hadden we drie planeten nodig, of zoiets. Al scheelt het veel als je geen auto hebt en geen vliegreizen maakt.
We are the one percent
Je gaat het klimaat niet redden door voortaan altijd de fiets te nemen, een spaardouchekop in te draaien en te poetsen met een bamboe tandenborstel. Het helpt wel, maar niet genoeg. Het moet structureler worden aangepakt. In het grote plaatje kan niet ontkend worden dat wij, Nederlanders, teveel opmaken van wat de aarde te bieden heeft. Tenminste, dat geldt voor de meeste van ons. Iedereen met het salaris van een full-time schooljuf en hoger. Tijdens de Occupy-protesten was de leus we are the 99%, maar op wereldschaal gezien hoort de Nederlandse middenklasse bij de 1 procent rijksten van de wereld. Dat geldt natuurlijk niet voor de minimumloners en de bijstandsontvangers, die blijven meestal vanzelf, en noodgedwongen, binnen hun ecologische voetafdruk. Maar uit de losse pols zou ik zeggen: zo’n 80 procent van de Nederlanders hoort bij het rijkste deel der wereld. Dat komt, omdat de 99 procent armen met heel veel zijn en echt extreem straatarm zijn. Geen nagel om hun kont te krabben, zou m’n opa gezegd hebben. Die mensen worden nu overigens het hardst getroffen door klimaatverandering. Want ze wonen vaak in de meest kwetsbare gebieden en hebben geen enkele marge om tegenslag op te vangen.
Moeten we dan nu stoppen met looneisen en pensioeneisen stellen? Nou nee. Inkomen hangt natuurlijk niet recht evenredig samen met je voetafdruk. Het rijke deel van de wereld zou dat extra geld moeten besteden om goede producten te kopen, duurzaam en eerlijk geproduceerd. Dat kost extra, maar we kunnen het betalen. Minder kopen, maar wel beter kopen. Het zou mooi zijn, als het rijke Europa in plaats van door te schieten in vrijhandel zijn grenzen alleen open zou stellen voor verantwoord geproduceerde producten. En alleen eerlijke producten zou toestaan want, de naam zegt het al, de rest is oneerlijk en deugt dus niet. Mensen aan de onderkant van de samenleving moeten dat natuurlijk ook kunnen betalen, dus daar moeten lonen, uitkeringen en pensioenen omhoog, maar daar waren we het al langer over eens.
Gaan we delen?
En de rest van de wereld? Wij, de rijken, hebben er heel wat voor over om onze welvaart te beschermen. We trekken muren op langs de buitengrenzen om migranten tegen te houden en maken onderscheid tussen echte vluchtelingen en economische vluchtelingen. Dat het aantal economische vluchtelingen door klimaatverandering toeneemt en dat wij die klimaatverandering hebben veroorzaakt wordt voor het gemak buiten de discussie gelaten.
Onze krijgsmacht is nog steeds ingericht voor het beschermen van onze economische belangen wereldwijd. Recent heeft het kabinet besloten extra F-35’s aan te schaffen en de LC fregatten te moderniseren. Dat zijn de twee zwaarste en duurste wapensystemen die Nederland heeft, en ze zijn niet bedoeld voor de beveiliging van Nederlands grondgebied. Die zijn bedoeld om oorlog te voeren met grote economische concurrenten, om zeestraten te domineren en fossiele brandstoftoevoer te garanderen. Voor het beveiligen van onze onduurzame economie dus. Als we stoppen met de fossiele brandstofeconomie kunnen we meteen een groot deel van de krijgsmacht naar de schroothoop sturen. Dat zou veel geld vrijmaken voor mooie dingen. Voor een fatsoenlijk pensioen voor oud-militairen bijvoorbeeld. Voor onderwijs aan vluchtelingenkinderen, zodat ze een kans hebben om een toekomst op te bouwen. En natuurlijk voor verhoging van de bijstand, zodat iedereen eerlijk kan deelnemen in wat de aarde voor leuks te bieden heeft.
Wendela de Vries