OneWorld 18-05-2020 / De militaire industrie krijgt vaak een stem in het klimaatdebat, terwijl de krijgsmacht juist belang heeft bij de status quo. Hou op de krijgsmacht als bondgenoot te beschouwen, zeggen Benjamin Baars (Stop Wapenhandel), Chihiro Geuzebroek (Climate Liberation Block) en Mitchell Esajas (New Urban Collective).Zelden in de geschiedenis stonden we voor zulke grote uitdagingen: we kampen met een klimaatcrisis, een pandemie en een dreigende wereldwijde recessie. Het is duidelijk: onze wereld gaat onherroepelijk veranderen. Er wordt een beroep gedaan op ons vermogen om samen te werken en over verschillen heen te kijken. Een van de partijen die graag aan de vergadertafels aanschuift: de krijgsmacht.
De Nederlandse ‘groene generaal’ Tom Middendorp, voormalig commandant der strijdkrachten, is daar een voorbeeld van. In het vorige maand verschenen boek Nu het nog kan – een ‘rebels handboek voor hoofd en hart’ van Extinction Rebellion Nederland – is hij een van de dertig specialisten in hun gebied die op de klimaatcrisis reflecteren. Het is niet verwonderlijk dat de activisten van Extinction Rebellion een breed scala aan bondgenoten in hun boek aan het woord willen laten. Toch is het een denkfout om de krijgsmacht en de militaire industrie in de strijd voor een rechtvaardige energietransitie als bondgenoten te zien.
De heersende orde bewaken
Omdat logische klimaatmaatregelen, zoals het stellen van grenzen aan onze consumptie-economie, slecht zijn voor de verkiesbaarheid van politieke leiders en de winsten van grote multinationals, is het primaire doel van politici en multinationals het veiligstellen van onze welvaart en toegang tot energie, grondstoffen en voedsel. Desnoods ten koste van minder machtige delen van de wereld. Voor het beschermen van onze economische belangen doen overheden een beroep op hun krijgsmachten. Dit is bijvoorbeeld letterlijk opgenomen in de Nederlandse Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie 2018-2022.
‘Door de aantasting van de internationale rechtsorde komen ook de open en vrije internationale handelsstromen in het geding. Het veilig houden van aanvoerroutes te land, ter zee en in de lucht is een gedeeld belang van de internationale gemeenschap waarvoor het kabinet zich inzet. Het veilig houden betekent ook voorzien in toeleveringszekerheid. Dit betekent controle op vitale productie- of onderhoudscapaciteit en logistieke ketens (p, 36).’
In de klimaatcrisis is de taak van die krijgsmachten zodoende niet zozeer het terugdringen van de klimaatontwrichting zelf, maar het verdedigen van de bestaande machts- en welvaartverdeling in een wereld die door die klimaatontwrichting verandert. Zij beschermt de toegang tot de grondstoffen die ons onverzadigbare economische systeem verslindt. Niet zelden is het antwoord op ‘sociale onrust’ (lees: verzet tegen de gevolgen van ongelijkheid en klimaatverandering) bovendien militair ingrijpen, surveillance of het bewapenen van autoritaire leiders.
Deze koppeling van economische en militaire belangen heeft in de afgelopen decennia grote gevolgen gehad. Sinds de koloniale tijd is toeleveringszekerheid van energie gekoppeld aan economische, maar zeker ook aan militaire belangen. Dit inzicht werd bevestigd door ervaringen uit de Tweede Wereldoorlog, waar het afsluiten van de Duitse toegang tot belangrijke oliebronnen van vitaal belang bleek voor de overwinning. De taak van de in 1949 opgerichte militaire alliantie NAVO is niet enkel defensief, maar is ook gericht op controle over invloedsferen en het veiligstellen van grondstoffen.
Bovenal is het buitenland- en defensiebeleid van de Verenigde Staten en andere NAVO-landen gericht op het veiligstellen van de zeggenschap over olie, waar de westerse superioriteit van afhankelijk is. Zo stelde Richard Nixon in 1974 op de Washington Energy Conference dat ‘veiligheid en economische afwegingen onvermijdelijk verbonden zijn aan energie. Ze kunnen niet los van elkaar worden gezien.’ Daarvoor was het gerechtvaardigd om autoritaire regimes te steunen
Jeremy Kuzmarov, Modernizing Repression. Police Training and Nation-Building in the American Century, 2012.
2 met wapens, direct militair in te grijpen en staatsgrepen te plegen, zoals in 1953 gebeurde toen de democratisch gekozen Iraanse regering-Mossadeq met steun van de CIA en de Britse geheime dienst MI6 omver werd geworpen. Mossadeq had geprobeerd de Iraanse olie-industrie te nationaliseren en Britse oliebedrijven te onteigenen.
Ook andere olielanden die de westerse zeggenschap dreigden te hinderen kregen met militair geweld te maken. Tijdens de Eerste Golfoorlog veranderde de Iraakse dictator Saddam Hoessein van bondgenoot van de VS in grote vijand, toen hij zich ging bemoeien met de Koeweitse olievelden. Eerdere agressieve acties van Hoessein, zoals het bombarderen van een Koerdisch dorp met gifgas, lokten aanzienlijk minder internationale reacties uit. Tot op de dag van vandaag wordt de machtsstrijd over de Iraanse olie gevoerd met westerse militaire inzet. Het Nederlands marineschip in de Perzische Golf is daarvan het meest recente voorbeeld.
Klimaatvluchtelingen als veiligheidsprobleem
Westerse krijgsmachten worden graag gezien als hoeders van vrede en veiligheid. Zij kunnen, volgens Middendorp, ‘een onpartijdige stem aan de tafel brengen, een stem die niet politiek is, een stem die niet binnenlands is, en een stem die een zekere autoriteit heeft’. Maar krijgsmachten zijn helemaal geen onpartijdige stemmen, zij vertegenwoordigen de belangen van hun regeringen en bondgenoten. Door het framen van de klimaatcrisis als een veiligheidsprobleem worden de oorzaken genegeerd en blijft de mondiale ongelijkheid in stand. De veiligheid van mensen in rijke en welvarende landen wordt betaald door de echte slachtoffers van klimaatverandering, zoals klimaatvluchtelingen.
In het militair denken is klimaatmigratie geen humanitair probleem: klimaatvluchtelingen zijn een veiligheidsprobleem. In 2014 riep de Europese Raad op tot een ‘stevige strijd tegen illegale migratie’, waarin ‘alle beschikbare middelen moeten worden ingezet’. De Nederlandse Defensienota van 2018 lijkt daar gehoor aan te hebben gegeven: in de nota zijn vluchtelingen opgenomen in een opsomming van bedreigingen voor Nederland, samen met terrorisme, cyberaanvallen en buitenlandse inmenging. Vorig jaar legitimeerde generaal Middendorp de verhoogde defensiebudgetten en onderzoekssubsidies met het argument dat ‘we het hoofd moeten bieden aan de dreiging van de drie R’en: Russia, Radicals en Refugees.’
In plaats van de klimaatcrisis en de schrijnende gevolgen daarvan te beschouwen als een ‘bedreiging voor onze veiligheid’, zouden we haar moeten zien als humanitaire en verdelingsvraagstukken. Ongelijke toegang tot hulpbronnen, zorg en educatie staan aan de basis van destabilisatie en onveiligheid, schreef Oxfam vorig jaar in een rapport over de leefomstandigheden in de Sahel-regio.
Dat klimaatverandering voor extra schaarste zorgt is een gegeven, maar het is regionale en mondiale ongelijkheid die aan de basis staat van sociale onrust, conflict en migratie. Wij voeden die schaarste en ongelijkheid met oneerlijke handelsverdragen, juridische constructies en het in stand houden van corrupte lokale elites. Westerse militaire interventies om ‘de vrede te bewaren’ of ‘te stabiliseren’ betekenen in de praktijk vaak het in stand houden van ongelijke machtsverhoudingen.
Machtige industrieën
Machtige (fossiele) industrieën hebben geen baat bij een snelle transitie naar een nieuwe economie en een nieuwe maatschappelijke en geopolitieke inrichting. Met name in de landen waar de klimaatcrisis en uitbuiting zich het sterkst manifesteren, zie je dat activisten worden onderdrukt met (westerse) wapens: in de jaren 90 werkten Shell en de Nigeriaanse overheid bijvoorbeeld samen om de protesten van de Ogoni hardhandig de kop in te drukken met wapens uit het Westen. Overal ter wereld wordt geweld gebruikt tegen inheemse bevolkingen en hun leefgebieden aangevallen om westerse consumptie in stand te houden.
Grote westerse wapenbedrijven, zoals Thales en Airbus, zien in de klimaatcrisis vooral een nieuwe zakelijke kans en lonken naar subsidies. Tegelijkertijd hebben ze succesvol gelobbyd om niet opgenomen te worden in het klimaatakkoord van Parijs. Generaal Middendorp stelt ondertussen voor om de militaire industrie als voortrekker voor een duurzame economie te zien versterken hierin de positie van de wapenindustrie. Zo stelde hij begin dit jaar op de Munich Security Conference tegenover hoge politici en militairen: ‘De grote techbedrijven en de militaire industrie gaan een drijvende kracht achter verandering zijn.’
Met grote aantallen varend, vliegend en rollend zwaar materieel zijn de krijgsmachten (ook de Nederlandse) notoire grootgebruikers van fossiele brandstoffen. Een enkele keer wordt goede sier gemaakt met ‘groene’ projecten, zoals een (kortstondig) experiment met vier F-16’s die vlogen op 5 procent biobrandstof. De realiteit is echter dat schone brandstoftechnologie voor de zware uitrusting van het leger nog minstens tien jaar op zich zal laat wachten, ondanks enorme subsidies die krijgsmachten hiervoor ontvangen, niet alleen in de Verenigde Staten maar ook binnen de EU. Het is niet voor niets dat de Nederlandse krijgsmacht onlangs haar doelstelling voor het terugdringen van uitstoot voor 2030 heeft verschoven naar 2050.
Klimaatrechtvaardigheid
Militarisering van het klimaatprobleem staat de transitie in de weg. Als het al komt tot een transitie met de huidige machtsverhoudingen, dan zal dit een onrechtvaardige transitie zijn. In plaats van olie zullen andere grondstoffen zoals lithium en grafiet centraal komen te staan. Dit zal leiden tot nieuwe strijd om de controle over nieuwe gebieden en aanvoerroutes. Zo zie je bijvoorbeeld dat Marokkaanse boeren en nomaden moeten wijken voor gigantische zonneweiden waarvan de elektriciteit vooral naar Europa stroomt en die de lokale bevolking geen cent of kilowatt energie oplevert.
De krijgsmacht en de militaire industrie zijn in hoge mate ingericht op het beschermen van een oneerlijk economisch systeem, en gebruiken daarvoor brandstof verslindende wapens zoals gevechtsvliegtuigen en marineschepen. Als we een eerlijke, democratische en duurzame wereld willen, is het van cruciaal belang dat we het militair-industrieel complex bestrijden. Verschillende sociale bewegingen, waaronder de klimaatbeweging, de antiracismebeweging en de vredesbeweging kunnen vaker de samenwerking zoeken en elkaar versterken. Het is daarbij belangrijk om te luisteren naar de activisten die wereldwijd dagelijks hun leven riskeren in hun strijd voor (klimaat)rechtvaardigheid. Laat de krijgsmacht bij die coalitie alsjeblieft niet aanschuiven; het militair-industrieel complex is geen bondgenoot in de strijd tegen de klimaatcrisis.