Ruim honderd miljoen vergooid aan Boxer pantservoertuigen

Ruim honderd miljoen vergooid aan Boxer pantservoertuigen

Wapenhandelpagina VD AMOK nr.1 2006

Alle mooie woorden over Europese defensiesamenwerking ten spijt blijft het gezamenlijk bouwen van wapensystemen doorgaans een zeer kostbare hobby, die ten koste gaat van veel zinnigere overheidsbestedingen. Vorig jaar mei pleitte EU defensiechef Solana in een stuk in de Financial Times voor een efficiënter Europees materieelbeleid, juist op het gebied van pantservoertuigen. Hij rekende voor dat binnen de EU op dat gebied momenteel 23 verschillende programma’s lopen. Met meer samenwerking zou het aantal programma’s en daarmee de kostprijs per voertuig aanzienlijk naar beneden kunnen. Het door hem geleide Europese Defensieagentschap (EDA) zou daarin het voortouw moeten nemen. Solana ziet alleen een belangrijk aspect over het hoofd: veel landen – denk aan Nederland – willen altijd een stukje eigen industrie in de bouw van de wapens die het aanschaft vertegenwoordigd zien. Bovendien heeft ieder land steevast allerlei specifieke eisen: zo wil de één juist vooral veel extra bepantsering, de ander juist zware bewapening en weer een ander juist een licht, luchtmobiel exemplaar. Ook veranderen in de loop der tijd die verschillende wensen nogal eens, en wil men bij nader inzien toch liever rups- dan wielvoertuigen. Dan kan samenwerking nog zo logisch lijken, met zoveel variabelen is een gemeenschappelijk materieelbeleid makkelijker gezegd dan gedaan. Veel te hoog gestegen kosten zijn uiteindelijk het laatste zetje om de gezamenlijke inspanningen de nek om te draaien. Meestal veel goedkoper en minder risicovol is het kopen van wapens die getest en al ‘op de markt’ verkrijgbaar zijn.

Een droevig, of eigenlijk ronduit schandalig voorbeeld van die weerbarstige praktijk is de ontwikkeling van de Boxer, het nieuwe pantservoertuig waar Nederland bijna tien jaar terug al op inzette. Samen optrekkend met Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland zou een grote afname gegarandeerd zijn en waren er goede mogelijkheden voor Nederlandse bedrijven om mee te kunnen te doen.
Niet dus. Na eerst Frankrijk en drie jaar terug Groot-Brittannië heeft nu ook Nederland zijn vertrek aangekondigd. Hoewel de deur nog op een kier staat heeft staatssecretaris Van der Knaap van Defensie eind februari in een brief aan de Tweede Kamer geschreven dat de huidige offerte onacceptabel is, en dat hij weinig hoop heeft dat nog oplossing gevonden wordt. Daarmee blijft alleen Duitsland nog over als potentiële klant en verliest de in Amsterdam gevestigde poot van Stork zijn vijftig procent belang in de met Rheinmetall gedeelde joint venture Artec. Naar verluidt zien vijftig potentiële Nederlandse toeleveranciers hun kans op orders verdampen. Schokkender dan dat is dat het ministerie van Defensie voor 113 miljoen euro het schip in gaat – voor al diegenen die nog wel eens naar guldens terugrekenen: een kwart miljard! Jaren terug pleitten experts al voor aanschaf ‘van de plank’ van exact de voertuigen die Defensie nu alsnog onder de loep gaat nemen. Het is het zoveelste het zoveelste bewijs van een al decennia falend en failliet wapenindustriebeleid. Hoogste tijd voor een diepgravend parlementair onderzoek. Er zijn kabinetten die over heel wat minder struikelden.

Bronnen: Raymond Vermeulen, “Defensie vindt pantserwagen te duur: 113 miljoen euro overboord”, AD, 3 maart 2006; Martin Agüera, “Price dispute over Boxer”, Defense News, 6 maart 2006; “Voortzetting deelproject Groot Pantserwielvoertuig (PWV)”, Ministerie van Defensie, 28 februari 2006.