De één zijn dood…
Wapenindustrie vaart wel bij oorlogsdreiging
Frank Slijper
Actieblad Ravage 31/01/03
Anderhalf jaar nadat een paar vliegtuigen een deel van de wereld op hun kop zetten, ontspringen defensiebedrijven als een van de weinigen de dans. Waar de rest van het bedrijfsleven zich op de effectenbeurs in waarde zag halveren of erger, konden de wapenboeren in de meeste gevallen winst boeken. Dat hoeft geen verbazing te wekken: de Verenigde Staten, al jaren ’s werelds grootste militaire macht, schroefden de defensie-uitgaven na 11 september tot recordhoogte op. Naast een stroom orders voor de oorlog tegen het terrorisme gaf het Pentagon ook groen licht voor twee miljardenprojecten: de Joint Strike Fighter en het nieuwe Star Wars anti-raketschild. Reikhalzend kijkt wacht de wapenindustrie nu op het startsein voor een oorlog tegen Irak. Niet alleen Amerikaanse bedrijven hebben baat bij deze golf van militaristisch vertoon. In de slipstream pikt Nederland ook de nodige orders mee.
Terwijl in de maanden voor 11 september 2001 de beurzen over de hele linie langzaam onderuit gaan, zijn de aanslagen van die dag het startsein voor een grote duikvlucht naar beneden. De koersen sluiten een paar dagen lang met enorme verliezen. Op een paar bedrijven na. Amerikaanse wapengiganten als Lockheed Martin, Raytheon en Northrop Grumman, het Franse Thales en het Britse BAE Systems onttrekken zich aan de malaise van de beurs. Zelfs vliegtuigbouwers Boeing en EADS, die allebei erg afhankelijk zijn van de civiele vliegtuigbouw, weten dankzij hun militaire activiteiten de kelderende vraag naar passagiersvliegtuigen goed op te vangen. In afwachting van stijgende militaire uitgaven zoeken beleggers massaal hun heil in de wapenindustrie. Als in de zomer van 2002 niet alleen frauderende topmanagers door de mand vallen, maar ook George Bush’ plannen voor een oorlog tegen Irak onvermijdelijk lijken, herhaalt dat patroon zich op de aandelenmarkten.
Waar elders de recessie tot massaontslagen leiden is er volop werk aan de winkel voor de defensie-industrie. Meteen al na 11 september wordt in de VS een nieuw ministerie gelanceerd. Dit Department of Homeland Security, dat uit moet groeien tot een van de machtigste ministeries, krijgt een voorlopig ‘bescheiden’ budget van ruim 37 miljard dollar. Voor dat geld moeten luchthavens worden uitgerust met nieuwe detectiesystemen, de kustwacht steviger opgetuigd en ambulance en brandweer betere communicatiemiddelen krijgen. In dat kader moeten ook de inlichtingendiensten, leger en politie beter op elkaar worden afgestemd, zodat nieuwe aanslagen in de kiem kunnen worden gesmoord. Een bedrijf als Raytheon creëerde daags na de aanslagen een nieuwe divisie Homeland Security. Het hoopt binnenkort de Amerikaanse brandweer en politie – voor 250.000 dollar per stuk – met elektronica volgestouwde Chevrolet Suburbans te slijten. In juni vorig jaar sleepten Lockheed Martin en Northrop Grumman een contract ter waarde van elf miljard dollar in de wacht voor de modernisering van de schepen en vliegtuigen van de kustwacht.
Ook Nederlandse bedrijven liften mee op de belangstelling voor allerlei snufjes op het gebied van de rampenbestrijding. Het Leidse bedrijf Crucell verwacht op korte termijn uit de rode cijfers te komen door de stijgende vraag naar vaccins. Crucell ontwikkelt vaccins zoals tegen het gevreesde ebolavirus. Uit angst voor een aanslag van biologische wapens bestellen vooral de VS en Groot-Brittannië op grote schaal vaccins. Het RIVM, onderdeel van het ministerie van Volksgezondheid, verloor door vriendjespolitiek een Britse order voor pokkenvaccins aan een donor van de Labour partij. Voor het geval dat Nederland door een aanval met de uiterst besmettelijke ziekte wordt getroffen staan bij het RIVM twintig miljoen van die vaccins klaar. Het Groningse Biomade onderzoekscentrum krijgt van het Amerikaanse ministerie van Defensie geld voor onderzoek naar een sensor die alarm slaat bij een bio-aanval. Het Nederlands Instituut voor Ecologisch Onderzoek in Wageningen werkt samen met het Pentagon aan een haast sciencefictionachtig project om sluipwespen te trainen in het opsporen van bijvoorbeeld drugs en explosieven. Het voordeel van wespen boven honden is dat ze stukken sneller � al binnen een uur – afgericht kunnen worden en heel wat goedkoper zijn. Een nadeel is dat ze niet kunnen blaffen om aan te geven dat ze beet hebben. Aan de Technische Universiteit in Delft tenslotte wordt een sensor voor gifgas en miltvuur ontwikkeld. De TU claimt dat dit de meest geavanceerde snuffelneus ter wereld is.
Veel belangrijker voor de wapenindustrie zijn de klappers die gemaakt worden met de aanschaf van ouderwets wapentuig. Een van de belangrijkste mijlpalen was het Amerikaanse besluit om Lockheed Martin de order te gunnen voor de bouw van de Joint Strike Fighter (JSF). Afgelopen zomer haakten, naast Groot-Brittannië, dat al eerder was ingestapt, ook Italië, Canada, Turkije, Denemarken, Noorwegen en niet te vergeten Nederland aan. Gezamenlijk gaan al die landen meebouwen en meebetalen aan wat het grootste wapenproject aller tijden moet worden. Zoals bekend heeft Nederland die stap vooral te danken gehad aan de opkomst van de LPF, die uiteindelijk de doorslag gaf in de Tweede Kamer. Met alle risico’s � lees: prijsstijgingen – die het project de komende jaren nog te wachten staan, ligt het voor de hand dat de JSF als een molensteen om de nek van komende regeringen gaat hangen. De keuze voor de JSF als opvolger van de F-16 is ook niet gemaakt op basis van een discussie of we dergelijke wapens werkelijk nodig hebben, maar door een uitgekookte lobby van de luchtmacht die een handjevol Nederlandse bedrijven (vooral Philips, Fokker/Stork en SP Aerospace & Vehicle Systems) voor zijn kar wist te spannen om een 7 miljard euro kostend speeltje veilig te kunnen stellen.
Dezelfde drie bedrijven hebben de afgelopen twintig jaar al vele honderden miljoenen verdiend met de fabricage van onderdelen van de F-16. Hoewel voor het leeuwendeel een Amerikaans product, leveren Nederlandse bedrijven een substantiële bijdrage. De landingsgestellen, motoronderdelen, radarantennes en vliegtuigrompen zijn made in Holland. Delen van de AMRAAM raket die onder de F-16 hangt, worden door Fokker Special Products in Hoogeveen gemaakt. Zo profiteert ook de Nederlandse wapenindustrie van de oorlogen die met die gevechtstoestellen worden gevoerd.
Van de vorige Golfoorlog in 1991 tot Kosovo en Afghanistan is de F-16 een belangrijk onderdeel geweest in het wapenarsenaal van de Amerikanen en hun bondgenoten. Zo was de Nederlandse luchtmacht er erg trots op met een F-16 een Joegoslavisch gevechtsvliegtuig uit de lucht geschoten te hebben. In de oorlog tegen Al-Qaeda en de Taliban in Afghanistan doen Nederlandse F-16s ook weer actief mee. Hoewel naar verluidt nog geen bom is afgeworpen, zijn ze dagelijks actief vanuit het naburige Kirgizië om ‘luchtsteun’ te verlenen als (Amerikaanse) troepen aan de grond in gevaar dreigen te komen. En ook een oorlog tegen Irak zal niet zonder F-16s worden uitgevochten.
Hetzelfde geldt voor de Apache gevechtshelikopter, waarmee de luchtmachten van ondermeer de VS, Groot-Brittannië, Israël en Nederland vliegen. Zowel voor de helikopter zelf als voor de bijbehorende Hellfire raketten, leveren Nederlandse bedrijven onderdelen.
Een ander effect van 11 september en de dreigende oorlog tegen Irak is dat in ruil voor een helpende hand op alle mogelijke manieren militaire en financiële steun aan Amerika’s ‘bondgenoten’ wordt verleend. De dictatoriaal geregeerde landen in het zuiden van de voormalige Sovjet-Unie zien als dank voor het afstaan van hun luchtmachtbases de staatskas met de broodnodige dollars gevuld worden. Voor mensenrechtenschendingen wordt een oogje toegeknepen. Aartsrivalen India en vooral Pakistan zagen hun steun aan de oorlog tegen Afghanistan beloond met het opheffen van al jaren knellende wapenembargo’s. De Amerikaanse wapenindustrie staat nu te dringen om deze groeimarkt te bestormen. De aarzeling van Washington om Oman het nieuwste type F-16 te verkopen verdween direct na 11 september als sneeuw voor de zon. Om de Golfstaat in de strijd tegen het terrorisme aan boord te krijgen ging het licht voor de aankoop direct op groen, uiteraard tot groot genoegen van de industrie. Turkije wordt momenteel op de zelfde manier gepaaid met gevechtshelikopters, die het voor een zacht prijsje zou kunnen kopen als het de Amerikanen de ruimte geeft om vanaf Turks grondgebied een inval op Irak voor te bereiden. De regering Bush staat verder op het punt Jordanië – dat in de vorige Golfoorlog nog Irak’s kant koos – vooraf al voor 1 miljard dollar te compenseren voor de negatieve economische gevolgen die een oorlog tegen Irak zal hebben. Onze eigen RDM doet verwoede pogingen de Jordaanse Special Forces zogenaamde MOBAT kannonen te verkopen.
Een heel aantal landen die met binnenlandse conflicten te kampen hebben, krijgen in het kader van de oorlog tegen het terrorisme speciale ‘antiterreur training’ en tweedehands wapens kado. Zo worden het Filippijnse en het Nepalese leger getraind en bewapend met Amerikaans geld. Ook met Jordanië en Indonesië zijn de banden aangehaald. Het al eerder gestarte Plan Colombia, dat miljardensteun aan de Colombiaanse War on Drugs omvat, ligt in het verlengde van deze politiek. Drugshandel en terrorisme zijn in de Amerikaanse terminologie twee kanten van dezelfde medaille.
Het effect van al deze wapenleveranties en andere militaire hulp mag duidelijk zijn. Terwijl de industrie op volle toeren draait om de Amerikanen en hun vrienden van wapens te voorzien, dreigt niet alleen in het Midden-Oosten maar ook elders de vlam in de pan te slaan. Dat alles mede dankzij de desastreuze buitenlandse politiek van George Bush en zijn vrienden.