Verkiezingsprogramma
De PvdA wil dat “Nederland […] een consistent terughoudend wapenexportbeleid voor autoritaire regimes en corrupte regeringen [voert]. Het verkoopt geen overtollig defensiemateriaal aan die landen.”
In de Kamer
In de oppositie was de PvdA een stuk uitgesprokener criticus van wapenhandel dan toen het nog deel uitmaakte van de coalitie Rutte-II in de eerste maanden van de zittingsperiode van de huidige Tweede Kamer. Zo verdedigde toenmalig PvdA-minister Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wapenexport naar Egypte, waarbij ze onder meer de rol van de Egyptische marine in de zeeblokkade van Jemen prees als noodzakelijk voor handhaving van het wapenembargo tegen de Houthi-rebellen. En minister Koenders van Buitenlandse Zaken stelde zelfs “tegen nationale wapenembargo’s en sowieso tegen wapenembargo’s” te zijn, omdat case-by-case toetsing aan de EU-wapenexportcriteria voldoende garantie zou zijn om ongewenste leveranties, aan in dit geval Turkije, te voorkomen.
Als oppositiepartij sprak de PvdA zich na aanvankelijke aarzeling later wel uit voor wapenembargo’s tegen Saoedi-Arabië, Turkije en Egypte. Het was in die zin mede-indiener van drie moties tav Saoedi-Arabië en Egypte. Ook stelde de PvdA, samen met de SP en GroenLinks, Kamervragen over munitiedoorvoer naar Turkije via de Rotterdamse haven en kaartte de doorvoer van traangasgranaten naar Chili aan. De fractie stemde voor het instellen van een vergunningplicht voor de uitvoer van surveillancetechnologie en voor een verbod op het besteden van ontwikkelingssamenwerkingsgeld aan grensbewaking.
Aan de andere kant sluit de PvdA zich aan bij moties voor financiering en steunverklaringen voor de (Nederlandse) wapenindustrie. Zo stemde de fractie voor het Defensiematerieelfonds en voor het instellen van onderzoek naar EU-wapenexportrichtlijnen en mogelijke belemmeringen voor de Nederlandse industrie door de vermeend strenge Nederlandse toepassing daarvan. Ook steunde de partij meerdere moties om zoveel mogelijk Nederlandse industrie in te schakelen bij de bouw van nieuwe onderzeeboten, ook met het oog op toekomstige exportkansen. Het was mede-indiener van een motie met betrekking tot de onderzeeboten. Woordvoerder Kerstens stelde dat “de bouw, net zoals we dat mij de M-fregatten doen, belegd” zou moeten worden “bij de Nederlandse industrie”.