(verscheen op Joop.nl 22-02-2022) Voor militairen is de klimaatcrisis een kwestie van aanpassen. Strategie, personeel, vastgoed en materieel worden voorbereid op toenemend extreem weer. Voor de emissies van de krijgsmacht zelf is weinig aandacht. In het Klimaatverdrag van Parijs is bepaald dat landen zelf mogen kiezen of ze militaire emissies opnemen in hun nationale rapportage. Vooral de zware bewapening om de wereld te beheersen (in militaire termen ‘power projection’) vraagt enorm veel brandstof en leidt tot enorme vervuiling. Defensie draagt in hoge mate bij aan de onveiligheid waartegen ze nu juist moet beschermen. In de ‘Defensievisie 2035’ waarin Nederland een langetermijnbeleid voor de krijgsmacht uiteen zet, wordt gewezen op het risico van meer conflicten en migratie door extreem weer ‘juist in de regio rondom Europa’. Wat ontbreekt is een analyse van de eigen rol in het ontstaan van de klimaatcrisis en een visie op het verminderen van militaire emissies.
Roerend en onroerend goed
Toch heeft Defensie een klimaatopdracht in het kader van het Klimaatakkoord, net als de andere ministeries. De streefdoelen zijn om in 2030 de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen met tenminste 20 procent te hebben gereduceerd ten opzichte van 2010, en in 2050 met tenminste 70 procent. Ook moeten kazernes in 2050 volledig zelfvoorzienend zijn op energiegebied. In 2019 heeft de krijgsmacht wereldwijd ca. 120 miljoen liter brandstof verbruikt, waarvan 53,9% kerosine, 26,7% scheepsbrandstof en 19,2% diesel. De totale CO2-emissie door verbruik van brandstoffen in roerende en onroerende goederen van Defensie in 2019 is 0,40 Megaton. Dat is weinig in vergelijking met de uitstoot van 46,6 Megaton door de Nederlandse industrie in dat jaar, maar het maakt Defensie wel het meest vervuilende overheidsbedrijf.
Het onroerend goed van Defensie wordt voortvarend aangepakt; gestreefd wordt om gas- en stroomgebruik in kazernes en andere gebouwen zoveel mogelijk te vergroenen. Dat is technisch uitvoerbaar, kostenbesparend en strategisch handig – het vermindert afhankelijkheid en aanvoerproblemen. Defensie koopt groene stroom en gas, introduceert duurzame energie-opwekkers zoals zonnepanelen, legt LED-verlichting aan, en afvalstromen worden steeds meer gescheiden. Lastiger is het om het roerend goed van Defensie te vergroenen, terwijl de meeste klimaatvervuiling juist wordt veroorzaakt door het fossiele brandstofgebruik van alles wat vaart, rijdt en vliegt.
Geen groene gevechtsvliegtuigen
De luchtmacht is veruit de grootste klimaatvervuiler, verantwoordelijk voor bijna 60% van het totale militaire brandstofgebruik. Daarvoor is geen oplossing voorhanden. Defensie experimenteert met ‘laaghangend fruit’ zoals het bijmengen van biodiesel in kerosine voor de F-16’s op vliegbasis Leeuwarden, maar biodiesel is geen duurzame brandstof, zeker niet bij grootschalige toepassing. En de F-35, het nieuwe toestel dat de F-16 opvolgt, heeft een veel zwaardere motor en gebruikt ook aanzienlijk meer brandstof, wat tot meer emissies leidt. Het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI) vraagt in een brief aan de staatssecretaris van Defensie dan ook of de reductiedoelstellingen van de krijgsmacht voor 2030 en 2050 haalbaar zijn. “In de voorzienbare toekomst” zijn er voor gevechtsvliegtuigen als de F-35 geen alternatieve technieken, aldus het ingenieursgezelschap. Ook volgens de Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen worden voor verduurzaming van luchtvaart “geen technische verbeteringen voorzien die het klimaatprobleem bijtijds op kunnen lossen”, hoezeer de luchtvaartindustrie ons ook wil doen geloven dat dit anders is.
Duurzaam aankoopbeleid
Wapensystemen hebben een lange levensduur; aankopen waartoe nu wordt besloten gaan tot minstens 2060 mee. Als Defensie zijn klimaatdoelen serieus neemt moet bij aankoop van nieuwe wapens de mate van klimaatvervuiling een zwaar gewicht worden toegekend. Op aandrang van de Tweede Kamer is daarom besloten om duurzaamheid structureel onderdeel te maken bij de aanschaf van nieuw militair materieel. Technische (operationele) haalbaarheid en financiële consequenties van deze verduurzamingsmaatregelen worden voortaan inzichtelijk gemaakt in informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe militaire aankopen. Bijvoorbeeld bij de voorgenomen vervanging van 10 hulpvaartuigen voor de marine, kleine schepen met taken zoals het in kaart brengen van de zeebodem en ondersteunende taken in het Caribisch gebied. Onderzocht wordt of het mogelijk is om deze nieuwe schepen (gedeeltelijk) emissievrij te maken.
De Defensie Materieel Organisatie (DMO) en het Maritiem onderzoeksinstituut MARIN hebben de mogelijkheden op een rijtje gezet voor alternatieve brandstoffen, of beter: energiedragers, voor deze schepen. Hun conclusie is niet hoopgevend. Een alternatief energiesysteem voor de hulpvaartuigen leidt tot een groter en zwaarder schip. Bij eenzelfde snelheid en belading is dan meer vermogen nodig. Naast financiële gevolgen heeft dat ook operationele consequenties: het kan de geschiktheid van het vaartuig voor bepaalde operaties en bepaalde gebieden beperken. “Uit vervolgstappen in het ontwerp zal moeten blijken hoe groot deze consequenties precies zijn en of deze acceptabel zijn” stellen de onderzoekers. Als het bij de kleine hulpvaartuigen al problematisch is om emissievrije alternatieven te ontwikkelen, zal het bij grote schepen zoals fregatten helemaal problematisch worden.
Klimaatbeleid en veiligheid
Terwijl Defensie een forse klimaatopdracht heeft kunnen noch marine noch luchtmacht met de huidige stand van de technologie snel naar minder emissies. De enige manier om militaire klimaatvervuiling te beperken is minder varen en vliegen; de krijgsmacht zal de omvang van emissies moeten gaan meewegen bij oefeningen, operaties en strategie. De-escalatie, diplomatie en ontwapeningsverdragen zullen een grotere rol moeten gaan spelen. De huidige crisis in de Oekraïne laat zien hoe moeilijk dat is, maar uiteindelijk zijn mens en milieu het meest gebaat bij meer dialoog en minder spierballen. In deze klimaatcrisis kan niet worden volgehouden dat onze veiligheid het best gediend is als militaire plannen altijd prioriteit krijgen over klimaatdoelen.