Antwoord van de heer Bot op vragen van de leden Van Bommel en Van Velzen (SP)

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van de leden Van Bommel en Van Velzen (SP) over de mogelijke inzet van de Indonesische marine in Atjeh. (2030407880, ingezonden 9 februari 2004)

Vraag 1
Herinnert u zich uw antwoord op de schriftelijke vragen van het lid Van Velzen over de Indonesische oorlogsbodem de Todak (no 803), waarin u stelt dat “(h)et bewuste vaartuig in de regio aanwezig (was) teneinde patrouilles uit te voeren in de kustwateren van Atjeh ter voorkoming van in- en exfiltratie van rebellen en van in die regio veel voorkomende smokkel en piraterij?” 1)

Antwoord
Ja.

Vraag 2
Is het waar dat de Todak, samen met de Leuser (no 924), de Lemadang (no 806), de Simeulue en de Selaku, heeft deelgenomen aan een bombardement op het eiland Nasi op 21 en/of 22 mei 2003? 2) Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord
Bij het begin van het afkondigen van de noodtoestand in Atjeh hebben de Indonesische strijdkrachten op 19 mei 2003 een offensief geopend, waarbij alle krijgsmachtdelen werden ingezet. De Indonesische marine heeft hierbij een amfibische landing uitgevoerd op het eiland Penasi (ook wel Nasi genoemd, in sommige kranten wordt soms ook Breueh genoemd, dit eiland ligt in de buurt van Penasi)

De Indonesische marine geeft hierover zelf het volgende (uit Bahasa Indonesia vertaald) bericht: “De amfibische landing op Penasi op 21 en 22 mei 2003 is uitgevoerd door mariniers. De amfibische landing is voorafgegaan door maritieme verkenningen met onder andere kikvorsmannen. Bovendien werd de amfibische landing ondersteund door drie “oorlogsschepen” de KRI Todak, KRI Leuser en KRI Lemadang. Deze drie schepen grendelden de wateren rond Penasi af. Toen de GAM het vuur opende op de naderende mariniers heeft de KRI Todak enige malen teruggeschoten richting kust”.

Vraag 3
Is het waar dat op 20 mei 2003 ongeveer 500 gezinnen van het eiland Breueh (ook gespeld als Beueh) gedwongen werden geëvacueerd en dat daarbij de Todak, de Leuser en de Teluk Cirebon (543) waren betrokken? 3) Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord
Ik kan vooralsnog de juistheid van dit specifieke bericht niet bevestigen. De landmacht heeft in andere incidenten erkend dat burgers gedwongen zijn te vertrekken voor de duur van de operatie om GAM-strijders beter te kunnen onderscheiden van burgers. Deze gedwongen evacuaties zijn ook door andere organisaties vastgesteld. Daarbij wordt aangevoerd dat dit is gedaan om burgers te beschermen tegen mogelijk geweld.

Vraag 4
Is het waar dat op 8 september 2003 de Todak vier bemanningsleden van een vissersboot op verdenking van lidmaatschap van de Atjehse Bevrijdingsbeweging GAM arresteerde? Kunt u uw antwoord toelichten? 4)

Antwoord
Het varende deel van de marine is betrokken bij patrouilles om o.a. (wapen)smokkel en piraterij bij de kust van Atjeh tegen te gaan. De Todak is al sinds 2001 betrokken bij deze patrouilles. In het door u aangedragen persbericht van de Voorlichtingsdienst van de Westelijke Vloot op 9 september 2003 wordt gemeld dat tijdens een dergelijke patrouille op 8 september 2003 een Taiwanees schip is aangehouden door de KRI Sutanto en een vissersboot, de KM Bintang Mas, door de KRI Todak. Op de vissersboot Bintang Mas waren 24 personen aanwezig. Drie van hen hadden geen rood-witte identiteitskaart bij zich. Het persbericht stelt dat de vier bemanningsleden, die ervan verdacht werden GAM-leden te zijn, werden overhandigd aan een taakeenheid van de Militaire Politie in Lhokseumawe, Atjeh. Meer informatie is vooralsnog niet beschikbaar.

Vraag 5
Indien dit geheel of gedeeltelijk waar is, deelt u dan de mening dat uw conclusie in uw brief van 16 januari 2004 5) ten aanzien van het gebruik van de marine door de Indonesische politieke en militaire autoriteiten onjuist is? Indien neen, waarom niet?

Antwoord
De Indonesische marine is betrokken bij de militaire operatie in Atjeh in het kader van een geïntegreerde operatie waar alle krijgsmachtonderdelen en de politie aan meewerken. De marine is betrokken bij troepenvervoer en het uitvoeren van patrouilles voor de kust. Het korps mariniers, dat formeel onderdeel uitmaakt van de marine maar in de praktijk opereert onder het bevel van de landmacht, neemt deel aan de militaire operaties tegen de GAM op het land. Voor zover mij thans bekend heeft de Indonesische marine, afgezien van betrokkenheid van mariniers, slechts éénmaal directe ondersteuning verleend. Het betrof ondersteuning van een landing op het eiland Penasi op 21 en 22 mei 2003, in reactie op beschietingen door de GAM. Zie ook het antwoord op vraag 2.

Vraag 6
Indien het waar is dat de Todak heeft deelgenomen aan een bombardement, hoe beoordeelt u dan de wapenexportvergunning voor radarvuurgeleidingssystemen voor de Todak die u in 1999 aan een Nederlands bedrijf hebt gegund?

Vraag 7
En indien het waar is dat ook de Lemadang heeft deelgenomen aan een bombardement, hoe beoordeelt u dan de wapenexportvergunning voor radarvuurgeleidingssystemen voor de Lemadang die u in 1999 aan een Nederlands bedrijf hebt gegund?

Antwoord
Vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen worden getoetst aan de criteria van de EU Gedragscode inzake wapenexport in het licht van de omstandigheden zoals die zich op het moment van de aanvraag voordoen in het land van eindbestemmming (toetsing ‘ex nunc’). Zoals in de brief van mijn toenmalige ambtsvoorganger van 7 juni 1999 (Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26 049, nr. 12) terzake is uiteengezet, besloot de regering destijds akkoord te gaan met de betreffende vergunningverlening op grond van de positieve ontwikkelingen die zich in Indonesië voordeden. Op basis van de genoemde criteria van het wapenexportbeleid kwam zij tot een positief oordeel.

Vraag 8
Deelt u de mening dat als gevolg van deze ernstige mensenrechtenschendingen door de Indonesische marine het recente Nederlands wapenexportbeleid inzake Indonesië heeft gefaald? Indien niet, waarom niet? Indien wel, wat zijn de beleidsveranderingen die de regering wil doorvoeren teneinde dit te voorkomen?

Antwoord
Zoals uit het antwoord op vraag 5 moge blijken, is uit de mij ter beschikking staande informatie tot dusverre, afgezien van het geval genoemd in antwoord 2, niet gebleken dat de marine betrokken is geweest bij gevechtshandelingen in Atjeh. Het in mijn brief van 16 januari jl. uiteengezette wapenexportbeleid ten aanzien van de Indonesische marine acht ik dan ook, op basis van de mij thans ter beschikking staande informatie, niet strijdig met de EU Gedragscode inzake wapenexport.

Vraag 9
Kunt u deze vragen nog vóór het Algemeen Overleg van 11 februari a.s. beantwoorden?

Antwoord
Ja.

  1. Aanhangsel-Handelingen nr. 1594, vergaderjaar 2002-2003.
  2. Uit de ‘Pikiran Rakyat’ van 23 mei 2003 ‘TNI Gempur P. Nasi Hancurkan Posisi’.
  3. Zie dagrapport 20 mei 2003 op http://www.asnlf.com/asnlf_int/frame_ges_int/frame_le_int/human_rights/insidents_report/030520_incidents_report.htm
  4. Indonesian Western Fleet News: ‘Berita Koarmabar Kri Sutanto tangkap kapl ikan Taiwan (9 september 2003)
  5. Kamerstuk 22 054, nr. 80
Regering en parlement