De top van de nucleaire ijsberg

Verschenen in Procesnieuws nummer 7, maart 2004

De verhalen over Pakistan’s rol bij de verspreiding van nucleaire kennis waren niet nieuw. Sinds eind vorig jaar is er alleen een stroom informatie op gang gekomen, waarvan IAEA directeur El-Baradei terecht heeft gezegd dat het nog maar een topje van ijsberg zal blijken te zijn.

Voorlopig gaat het om veel oud nieuws en nieuwe vragen, maar iedere dag komen nieuwe details boven water. Steeds duidelijker blijkt in elk geval dat de verspreiding van kernwapentechnologie een veel grotere vlucht heeft genomen dan tot nu toe werd gedacht. Middelpunt van de belangstelling is uiteraard Abdul Qadeer Khan’s, die dankzij zijn verblijf in Nederland in de jaren zeventig de hand wist te leggen op essentiële uraniumverrijkingstechnologie en een waslijst aan contacten in de nucleaire toeleveringsindustrie. Khan werd geen strobreed in de weg gelegd bij zijn strooptocht door Nederland’s nucleaire kenniscentra FDO-Stork (zijn Amsterdamse werkgever) en UCN (waar hij door FDO enkele weken aan het werk werd gezet om geheime documenten te vertalen). Tot de dag van vandaag laat zijn werk hier enorme sporen na. Dankzij de gigantische laksheid bij beide bedrijven kon Pakistan kort na Khan’s terugkeer uranium verrijken op dezelfde wijze als men dat in Almelo kon. Na zijn bekentenissen van begin februari blijken Khan en zijn vrienden die kennis de afgelopen jaren ook gedeeld te hebben met Noord-Korea, Iran en Libië. Daarbij zouden de Pakistani gebruik hebben gemaakt van een groot netwerk van internationale bedrijven en tussenpersonen, een zogenaamde zwarte markt voor massavernietigingswapens. De naam van de Nederlander Henk Slebos valt daarbij voortdurend.

Slebos is een oude bekende van Khan. Samen studeerden ze in Delft en in de jaren na Khan’s vertrek bleven ze nauw contact houden. Slebos bleek niet vies van het geld dat Khan hem bood als tussenpersoon voor allerhande boodschappen. Volgens Frits Veerman – klokkenluider en kamergenoot van Khan – zou hij betrokken zijn geweest bij de export naar Pakistan van speciaal geharde stalen buizen door het Tilburgse Van Doorne Transmissie. Sinds eind jaren zeventig had VDT al 6200 van die buizen voor Pakistan geproduceerd – in de wetenschap dat ze voor de bouw van ultracentrifuges gebruikt zouden worden. Pas in 1980 hield de douane op Schiphol een zending tegen. Tot een veroordeling kwam het nooit omdat voor de buizen volgens de toenmalige wetgeving geen exportvergunning nodig was – ze waren namelijk niet speciaal ontworpen voor nucleaire doelen. Ondanks waarschuwingen van de Economische controledienst (ECD) loopt Slebos een paar jaar later tegen de lamp als een zogenaamde oscilloscoop, een meetinstrument dat ondermeer in nucleaire wereld gebruikt wordt, bij een stiptheidsactie op Schiphol wordt ontdekt. Ditmaal was een vergunning voor de export naar Pakistan wel degelijk nodig en Slebos krijgt een jaar gevangenisstraf. Vervolgens is het een tijd stil rond zijn persoon, tot kort na de kernproeven van 1998. Vrij Nederland maakt dan melding van een vijftal zendingen richting Pakistan, die aan de ketting liggen op verschillende vliegvelden in Europa. Alweer vanwege de verdenking dat ze voor nucleair gebruik zouden dienen.

Afgelopen september dook zijn naam op toen de Campagne tegen Wapenhandel onthulde dat zijn bedrijf – Slebos Research BV te Sint-Pancras – voorkwam op een lijst van sponsors van het International Symposium on Advanced Materials (ISAM) 2003, dat door Pakistan’s kernwapenlaboratorium KRL was georganiseerd. Op kamervragen hierover bevestigt de regering op de hoogte te zijn van de zakelijke contacten van Slebos met Khan Research Laboratories (KRL), maar wil die alleen beoordelen “op grond van de aard van voorgenomen transacties”. Sponsoring valt daar kennelijk niet onder. De Hoop Scheffer schrijft verder “te bezien” of “het verlenen van technische assistentie” met betrekking tot programma’s voor massavernietigingswapens aan een vergunningsplicht kan worden onderworpen. Om daar meteen aan toe te voegen dat het onderhouden van contacten of deelname aan een symposium “slechts onder heel specifieke omstandigheden” als zodanig aangemerkt zal kunnen worden. Zo hoeft de Nederlandse professor Brabers – bij wie Khan in 1972 in Leuven promoveert – zich waarschijnlijk geen zorgen te maken over zijn deelname aan het wetenschappelijk comité van de symposiumorganisatie. Hoewel over de achtergrond van KRL geen twijfel kan bestaan, bagatelliseert de regering het symposium door te stellen dat ze niet over aanwijzigingen beschikt dat het “is opgezet voor het verder ontwikkelen van de Pakistaanse kernwapenindustrie”. Om daar aan toe te voegen: “Evenmin valt echter geheel uit te sluiten dat de uitwisseling van kennis en informatie tijdens het symposium direct of indirect bijdraagt aan die ontwikkeling.”

Half februari wordt bekend dat Slebos inmiddels onderwerp van een justitieel onderzoek is. Volgens Vrij Nederland zou het gaan om een aantal leveranties uit de periode 1999-2002.

Een opvallende congresganger in Islamabad is overigens professor Das, een emeritus hoogleraar radiochemie die nog altijd kantoor houdt bij het ECN in Petten. Tegenover de Groene Amsterdammer en KRO-radio geeft hij toe daarvoor door de AIVD betaald te zijn. Hij zegt al jaren als informant de wereld rond te reizen. Bij zijn vorige bezoek aan ISAM in 2001 is hij zelfs bij Khan thuis op bezoek geweest.

Hoewel dat eerder herhaaldelijk werd ontkend, heeft de regering begin dit jaar toegegeven dat de door de IAEA in Iran aangetroffen ultracentrifugetechnologie van Nederlandse komaf moet zijn en vermoedelijk geleverd via AQ Khan. 25 jaar na het regeringsonderzoek over “De Zaak-Khan” wordt een nieuw onderzoek ingesteld naar het weglekken van Nederlandse technologie naar landen die in de Amerikaanse terminologie bekend staan als schurkenstaten. Ook de rol van Nederlandse betrokkenen over de afgelopen jaren zou daarbij aan het licht moeten komen.

Dat de AIVD niet de aangewezen instantie is om een dergelijk onderzoek te leiden is duidelijk. Beperking van de diplomatieke schade zal voorop staan – een doofpotonderzoek ligt daarom in het verschiet. In Den Haag zit men niet te wachten op nog nieuwe onthullingen over slinkse handelaren uit Islamabad en Sint Pancras die lakse Nederlandse autoriteiten omzeilen. Het is daarom hopen op een handvol goede journalisten en een paar loslippige betrokkenen. Als we tenminste echt willen weten hoe Nederland dankzij Khan en zijn vrienden al dertig jaar lang zo’n beetje de belangrijkste bron is van de proliferatie van kernwapens.

Frank Slijper, Campagne tegen Wapenhandel