Defensie op de vrije markt?

(Uit: Vredesmagazine, voorjaar 2008 – Wendela de Vries en Frank Slijper)

Voor overheidsaanbestedingen binnen de Europese Unie gelden strikte procedures en is het stellen van andere dan puur commerciële voorwaarden (b.v. milieuvoorwaarden of sociale voorwaarden) vrijwel geheel verboden. In de vrije EU-markt wordt de vrijheid tot fatsoenlijk sociaal gedrag aanzienlijk beperkt. Tot nu toe werden defensieaankopen van deze regels uitgezonderd. Maar op dit moment doet de Europese Commissie pogingen om de Europese defensiemarkt ook in de rigide vrije markt van de EU te persen.

Ze is een Richtlijn aan het ontwikkelen die overheden verplicht om defensiecontracten openbaar aan te besteden, zoals dat bijvoorbeeld ook moet met schoolboeken (waardoor het plan om in Nederland gratis schoolboeken te verstrekken waarschijnlijk onuitvoerbaar wordt).

Om tegemoet te komen aan de specifieke eisen die bij defensieaankopen een rol spelen, en die er mede aanleiding toe zijn dat defensie tot nu toe werd uitgezonderd, geeft de richtlijn wel de vrijheid om extra voorwaarden te stellen bij de aanbesteding, zoals een geheimhoudingsgarantie van strategische informatie of garanties voor naleveringen en onderhoud, met name cruciaal tijdens operaties. (Civiel) onderhoudspersoneel moet acuut beschikbaar zijn en bereid zijntot uitzending tijdens missies, en de industrie moet bereid zijn ineens productiecapaciteit vrij te maken voor urgente behoeftes van defensie.

Niet-strategische defensieaankopen (dus ‘niet-wapens’) vielen altijd al onder de aanbestedingsregels. Hiervoor geldt, dat bij haast de aanbestedingsprocedure verkort mag worden doorlopen, zoals bijvoorbeeld is gebeurd bij de aanschaf van berglaarzen voor personeel in Afghanistan.

Een geval apart, waar de Commissie nog niet uit is, is de gewoonte om bij internationale defensiecontacten offsets, ook wel compensatieorders, te bedingen. Bijvoorbeeld dat een deel van het werk in het kopende land wordt uitgevoerd of dat aanbestedingen voor eenzelfde bedrag als het aankoopbedrag voor het defensiematerieel wordt gedaan in het kopende land. Offsets zijn een belangrijk marketinginstrument in de defensiemarkt; wie de beste offsets beloofd haalt de order binnen. Ook in Nederland lijken dergelijke industriebelangen vaak de boventoon te voeren. Of de beloofde gouden bergen daadwerkelijk ook gerealiseerd worden is natuurlijk een tweede.

Maar het hele idee om van defensie-industrie een gewone commerciële bedrijfstak te maken gaat in tegen de tendens van steeds nauwere samenwerking tussen defensie en bedrijfsleven, al dan niet samen met TNO, die nodig is om de steeds specifiekere eisen aan zeer specialistische systemen te verwerken in ontwerpen. Zeker in de hightech Nederlandse defensie-industrie, die veel elektronica levert voor bijvoorbeeld communicatieapparatuur en precisiewapens, zijn op maat van de klant gesneden systemen alleen mogelijk in nauwe samenwerking. Niet alleen tijdens de ontwikkelingsfase, maar ook bij het daaropvolgende onderhoud. Sommige systemen zijn zo gespecialiseerd dat defensie daar geen speciale medewerkers voor kan opleiden. Deze samenwerking wordt door de Nederlandse regering ook expliciet gewenst om de defensie-industrie sterk en innovatief te houden.

Een laatste ontwikkeling tenslotte is het plan vanuit Brussel om voor wapenhandel ook een interne markt in te richten. Daarmee zouden Europese bedrijven makkelijker samen moeten kunnen werken, zonder te moeten voldoen aan wat een ‘verstikkende bureaucratie’ heet te zijn. Kortom, er zullen dan geen exportvergunningen meer nodig zijn voor de handel in militaire goederen, zolang die binnen de grenzen van de Unie blijft. Groot bezwaar is uiteraard dat daarmee het zicht op een belangrijk deel van de wapenhandel verdwijnt, en erger nog, Europese wapens uiteindelijk de Unie zullen verlaten op een exportvergunning van het land met de laagste drempels. Want zolang Europese wapenexportcriteria van land tot land anders worden uitgelegd en toegepast biedt een interne markt een ideaal middel voor bedrijven, bijvoorbeeld uit Nederland, om hun spullen eerst naar pakweg Bulgarije of Frankrijk te exporteren, om ze van daaruit vervolgens naar een land van eindbestemming te vervoeren op een vergunning die ze van de Nederlandse autoriteiten nooit hadden gekregen.