Afghanistan: Kassa voor de wapenindustrie

[Column Vredesspiraal, december 2021] Eén ding dat duidelijk wordt uit de artikelen in deze Vredesspiraal is dat twintig jaar oorlog en bezetting in Afghanistan eigenlijk niemand iets opgeleverd hebben. Het zal geen verrassing zijn dat de wapenindustrie hier een uitzondering op vormt. Wapenbedrijven profiteerden rijkelijk van de meer dan 2 biljoen dollar die aan deze oorlog werd uitgegeven. De vijf grootste Amerikaanse wapenbedrijven zagen hun aandelenkoersen sinds 2001 bijna vertienvoudigen, 58% hoger dan de gemiddelde koersstijging voor de 500 grootste beursgenoteerde bedrijven.

Dat de wapenindustrie profiteert van oorlog zal niemand verbazen. De Afghanistan-inval vormde echter ook het startsein voor een aantal specifieke ontwikkelingen die zich in de jaren daarna verder ontwikkeld hebben en nieuwe markten en winstmogelijkheden voor die industrie opgeleverd hebben.

De ‘War on Terror’ die met de inval in Afghanistan werd ingezet heeft zich vertaald in een permanente oorlog, die ook na de terugtrekking uit dat land voortgezet wordt. Soms in de vorm van vrij klassieke invallen en bezettingen, zoals ook die van Irak, maar vaak ook door middel van kleinschaliger operaties, zoals inzet van special forces en drone-aanvallen. De militaire industrie ontwikkelde en ontwikkelt een heel scala aan nieuwe technologieën, zoals drones en andere autonome systemen, die hiervoor de middelen leveren. Daarnaast worden westerse wapenleveranties aan autoritaire regimes steeds vaker goed gepraat met een beroep op hun rol in de aanpak van terrorisme. Eind 2020 liet de Franse president Macron al weten geen boodschap te hebben aan de mensenrechtensituatie in Egypte als het gaat om het voortzetten van grootschalige wapenexporten naar deze bondgenoot tegen terrorisme.

De inval in Afghanistan versnelde ook in hoog tempo het concept van privatisering van oorlogvoering. De betrokkenheid van private bedrijven beperkt zich inmiddels al lang niet meer tot het leveren van middelen voor oorlog en bezetting. Beveiliging, bewaking, intelligence, advisering en allerlei logistieke diensten zijn in handen van een bloeiende industrie gelegd. Dit heeft onder meer grote gevolgen voor transparantie en aansprakelijkheid, toch al geen leidende waarden als het op militaire inzet aankomt. Op momenten waren er meer door de VS ingehuurde ‘private contractors’ dan Amerikaanse militairen in Afghanistan aan het werk. Dit beperkt zich niet tot de VS. Denk ook aan het door de Nederlandse krijgsmacht inhuren van het Israëlische wapenbedrijf Aerostar voor het uitvoeren van dronevluchten.

De inval in Afghanistan was tenslotte niet de enige voor de wapenindustrie voordelige reactie op 9/11. Tegelijkertijd begon de opbouw van een uitgebreid systeem voor binnenlandse veiligheid en grensbewaking. Veelal dezelfde grote wapenbedrijven doken ook direct in deze snel groeiende markten, aangevuld met talloze nieuwe specialistische ondernemingen op allerlei vlakken van cybersecurity tot (biometrische) surveillancetechnologie. Daarmee kunnen ze nu hun voordeel weer doen: de snelle machtsovername van de Taliban in Afghanistan leidde in Europa tot grote angst voor meer vluchtelingen die deze richting op komen en daarmee tot de roep om nieuwe muren op en verdere militarisering van grenzen. De politiek wil de slachtoffers van twintig jaar falend beleid vooral buiten de deur houden, voor de wapenindustrie betekent dat nogmaals aan hun ellende verdienen.