Agressief militair beleid vastgelegd in EU Grondwet

 

Op 29 oktober hebben de Europese regeringsleiders hun handtekening gezet onder de nieuwe Europese Grondwet. Op het terrein van oorlog en vrede wordt hiermee voor een beleid gekozen van verdergaande militarisering van de Europese Unie. Dat vertaalt zich in toenemende integratie van de defensie-industrie, van de defensiepolitiek en van legereenheden. De defensie-industrie vaart er wel bij.

In Europa is al lange tijd een proces gaande van reorganisatie en integratie van de defensie-industrie, om efficienter en concurerender te worden op de wereldwapenmarkt. Mede dankzij de EU Grondwet komt daarvoor steeds meer politieke steun. In de EU Grondwet is vastgelegd dat een European Armament Agency de ‘behoeften’ en het wapenaankoopbeleid van Europa zal stroomlijnen. Daardoor zullen Europese legers meer stuks van één product kopen in plaats van verschillende bedrijven tegen elkaar te laten concureren. Voor de defensie-industrie is deze schaalvergroting van de vraag belangrijk, want het ontwerpen en ontwikkelen van defensietechnologie is heel duur en de kosten daarvan kunnen alleen worden terugverdiend bij een voldoende grote afzet.

De EU Grondwet bevestigt wat EU-leiders al in 2003 onder leiding van Solana (voormalig secretaris-generaal van de NAVO en nu in Europa verantwoordelijk voor buitenlands- en veiligheidsbeleid) overeen zijn gekomen: De Europese Unie gaat strijdkrachten inzetten bij gevechtsoperaties overal ter wereld. Daarvoor moeten de legers beter op elkaar worden afgestemd en moeten veel nieuwe wapens worden aangeschaft. Het proces is al enkele jaren aan de gang, maar mede dankzij de Grondwet worden nu alle EU-landen verplicht om dit aggressieve militaire beleid te volgen. De defensie-industrie heeft al volop geprofiteerd van de ombouw naar interventielegers. Het gaat immers niet meer om bescherming van Europees grondgebied tegen een oprukkend vijand, maar om overal ter wereld strategische en economische belangen van Europa te kunnen verdedigen. Daar heb je een ander soort wapens voor nodig: transportmiddelen (je kunt een tank nu eenmaal niet op z’n rupsbanden naar het Miden-Oosten laten rijden), communicatieapparatuur (en dan graag allemaal hetzelfde systeem, want het is vrij onhandig als de Fransen met andere apparatuur communiceren als de Britten) en materieel voor lange-afstandsbevoorrading (bijvoorbeeld om gevechtsvliegtuigen bij te tanken in de lucht).

Voor de Nederlandse defensie-industrie is vooral de militaire communicatiesector een interessante markt. Nederlandse bedrijven als Thales (voorheel Holland Signaal), Stork en EADS (European Aeronautic Defence and Space) werken mee aan internationale megaprojecten als het raketschild en militaire satellieten. En alleen al het kleine Nederlandser leger heeft in het kader van interventiebeleid onder meer transportvliegtuigen, amfibische landingsschepen en heel veel nieuwe communicatieapparatuur aangeschaft.

Militaire industrie valt niet onder normale Europese mededingingsregels, en mag naar hartelust met nationale subsidies ondersteund worden. En sinds kort komt er ook financiele steun vanuit de EU zelf. Voor het eerst in haar bestaansgeschiedenis heeft de EU dit jaar budget beschikbaar gesteld voor de ontwikkeling van militaire producten. Het gaat vooralsnog om een bescheiden bedrag, 65 miljoen Euro voor drie jaar, maar de verwachting is dat dit budget zal groeien tot 2 miljard Euro per jaar in 2012. Het Amerikaanse militaire tijdschrift Defence News schrijft enthousiast “.. the European Union will move directly into defense research, even though that object is being couched for political reasons under the term ‘security’.”

Wat betreft de reorganisatie en integratie van militaire eenheden is tijdens de recente EU defensietop in Noordwijk ‘succes’ geboekt. Hier werd besloten tot oprichting van negen internationale ‘battle groups’, militaire eenheden van elk 1500 man (m/v) die binnen een week overal ter wereld ingezet kunnen worden waar belangen van de Europese Unie in gevaar zijn. Nederland neemt deel in twee van deze battle groups, één met de Duitsers en één met de Britten. Naar aanleiding hiervan maakte minister Kamp van Defensie alvast duidelijk hoe hij denkt over democratische controle op Europese militaire inzet. Volgens de Nederlandse Grondwet mogen militairen alleen buiten NAVO-gebied worden ingezet na toestemming van de Tweede Kamer. Maar Kamp vindt dat het Parlement niet moeilijk moet doen. De “procedures moeten gestroomlijnd worden” heet het. Het Parlement mag niet op het laatste moment nee zeggen, (is er een vroeg moment bij inzet binnen een week?) want dat zou militaire inzet door andere lidstaten bemoeilijken en dat “valt in het buitenland niet uit te leggen” aldus Kamp. Eigenlijk wil Kamp gewoon van het parlementaire gezeur af. In Frankrijk beslist alleen de President over de inzet van militairen. En het is wel zo efficient als de minst democratische Europese procedure de norm wordt, want Parlementen willen nogal eens luisteren naar protesterende burgers. Merkwaardig genoeg heeft de Tweede Kamer zelf nog niet gepiept over dit voornemen haar kleine beetje zeggenschap over militaire inzet van tafel te vegen.

Ook op een ander punt wordt de toch al zeer beperkte democratische zeggenschap over defensiebeleid verder beperkt. In de EU Grondwet is een volstrekt bizarre bepaling opgenomen, die lidstaten verplicht hun bewapening te verhogen. Dit kadootje voor de wapenindustrie heeft niets te maken met grondrechten of herziening van democratische procedures. Het is een politieke keus voor verdergaande militarisering. Door deze in de Grondwet vast te leggen wordt landen de vrijheid ontnomen om een politiek van wapenbeperking te voeren. Alleen al daarom zou de EU Grondwet verworpen moeten worden.

Wendela de Vries