Kan een verdrag de wapenhandel inperken?

Wendela de Vries, Viseversa dec. 2009

Na lang en hardnekkig lobbyen door NGO’s zijn in 2010 de internationale onderhandelingen begonnen voor een wereldwijd wapenhandelverdrag, het VN Arms Trade Treaty (ATT). Zelfs de defensie-industrie heeft het ATT inmiddels omarmd. Een woordvoerder van de Britse Defence Manufacturers Association omschrijft het verdrag als “a global benchmark in export control compliance. (…) It should not be viewed through the optic of a traditional disarmament or arms control instrument.” In zijn visie is het ATT een soort WTO-verdrag voor wapenhandel, waarin eerlijke concurrentieverhoudingen worden vastgelegd. .De NGO’s daarentegen hopen met het ATT ethische grenzen aan wapenexport te stellen.

De opzet voor het ATT is in grote lijnen gebaseerd op bestaande wapenexportregimes, met name het Gemeenschappelijk Strandpunt van de EU rond wapenexporten. De EU formuleerde in 1998 acht criteria omtrend  wapenexporten naar landen in conflictregio’s, extreem arme landen en landen waar de wapens worden ingezet tegen eigen bevolking of in strijd met mensenrechten. In de afgelopen 11 jaar is gebleken dat die criteria zeer ruim geïnterpreteerd kunnen worden. De toepassing ervan blijkt afhankelijk van het politieke en economische klimaat in het exporterende land. Is er politiek of militair belang bij de potentiële klant? Is het bedrijf dat wil exporteren van belang voor de vaderlandse defensie-industrie? Is er een actieve NGO-gemeenschap die gaat steigeren als een bepaalde export doorgaat? Wat dat betreft zijn wapenexportverdragen vergelijkbaar met mensenrechtenverdragen: ze wegen vaak minder zwaar dan andere belangen. Alleen door voortdurende politieke druk vanuit de samenleving kan hun naleving worden afgedwongen.

Soms lijkt het alsof het ATT alleen de illegale handel in kleine wapens zal inperken. Maar de legale handel in grote conventionele wapens schaadt ontwikkelingslanden minstens even erg. Op dit moment gaan de meeste wapenexporten van rijke naar arme landen. Mede om de eigen industrie overeind te houden laten Westerse landen geavanceerde marketingmechanismen los op niet al te democratisch gecontroleerde krijgsmachten van ontwikkelingslanden. Die marketing kan heel ver gaan: het omkoopschandaal rond de Britse wapenreus BAE Systems is geen incident. Ook veel schulden van ontwikkelingslanden worden veroorzaakt door wapenaankopen. Westerse overheden dragen daaraan bij door het ter beschikking stellen van kredietfaciliteiten. Vrouwen hebben vrijwel niets te zeggen over de hoogte van de militaire bestedingen in de meeste landen. Wellicht zouden zij meer waarde hechten aan sociale veiligheid (onderwijs, gezondheidszorg) dan aan militaire veiligheid.

Volgens art. 51 van het VN-Handvest heeft elk land recht op bewapening. Maar hetzelfde Handvest geeft elke burger recht op onderwijs en gezondheidszorg. Militaire platforms en elektronica, zoals bijvoorbeeld Nederland die verkoopt, zijn extreem duur en leggen een groot beslag op de beperkte budgetten van ontwikkelingslanden. Niet voor niets stelt het UNDP dat de hoge defensie-uitgaven van ontwikkelingslanden een hindernis vormen bij het halen van de Millenniumdoelen. NGO’s moeten ervoor waken dat het ATT niet alleen een verdrag wordt dat het level playing field voor de internationale wapenindustrie regelt en de illegale handel in kleine wapens aanpakt. Ook de legale handel in conventionele wapens kan ontwikkeling ernstig schaden.