Correspondentie met ING en RABObank

Correspondentie met ING en RABObank

De laatste brief is van de Rabobank van 17 oktober 2006. Het antwoord van de Campagne tegen Wapenhandel hierop van 12 november 2006, vindt u hier. Vervolgens vindt u in chronologische volgorde de briefwisseling met ING en Rabobank.
ING Groep
N.V. T.a.v. de Raad van bestuur
Postbus 810 1000 AV Amsterdam

Betreft: Financiering levering korvetten aan Indonesië.

Geachte heren, dames,

De Campagne tegen Wapenhandel stelt al zeven jaar lang wapenleveranties aan de orde die conform de gedragscode Wapenuitvoer van de Europese Unie niet door de beugel kunnen. De levering van marineschepen aan Indonesië, uitgerust met verschillende soorten bewapening, valt hieronder. Verontrust zijn wij dan ook over de financiering door de ING Groep (en Rabobank) van een wapenlevering aan Indonesië.

In een studie door ING in Nederland blijkt dat 35% van het Nederlandse publiek vindt dat niet mag geïnvesteerd worden in productie van en handel in wapens. Onlangs schreef u een collega van mij dat u een zeer restrictief beleid voert ten aanzien van de wapenindustrie. Natuurlijk verheugd ons dit als campagnegroep tegen de uitwassen van wapenhandel. Bovendien stelt u dat u bereid bent zichzelf normen op te leggen die verder gaan dan wat in het maatschappelijk wettelijk verkeer toegestaan is.

Met deze brief willen wij u dan ook vragen van deze hoogstaande principes te hanteren. Er zijn een aantal redenen om de levering van korvetten aan Indonesië niet te ondersteunen:

  • Marineschepen worden in Indonesië ingezet bij offensieve militaire operaties tegen de eigen bevolking (zie antwoord op Kamervragen Van Bommel, ingezonden 9 februari 2004);
  • De gedragscode wapenexporten wordt door deze levering geschonden (zowel op het gebied van mensenrechten als interne spanningen);
  • Met een order van deze omvang levert Nederland geen bijdrage aan het oplossen van de armoede in Indonesië, maar vergroot zelfs de omvangrijke schuldenlast van het eilandenrijk; en
  • Dit is geen bijdrage aan de democratisering van Indonesië, maar een vergroting van de invloed van het Indonesische leger op de democratie.U noemt zichzelf een klantgerichte en efficiënte organisatie, maar is ondertussen wel verantwoordelijk voor onschuldige doden en gewonden buiten de eigen klantenkring. Om hier een einde aan te maken willen wij u dan ook verzoeken betrokkenheid bij de levering te beëindigen.

    In afwachting van uw reactie,

    Hoogachtend,

    Martin Broek

Antwoord ING: 1 juni 2004 (in PDF)

Amsterdam, 2 juni 2004

Geachte mevrouw de Wolff,

Vriendelijk bedankt voor uw antwoord op mijn brief. Naar aanleiding van uw antwoord heb ik echter nog wel een aantal vragen en opmerkingen.

U stelt dat de Nederlandse regering heeft besloten een exportvergunning af te geven voor de levering van fregatten. Dit moet op een misverstand berusten. De Nederlandse regering heeft op een sondage van scheepswerf de Schelde positief geageerd, maar nog geen exportvergunning af gegeven. Allereerst zou worden bekeken of de financiering rond zou komen voor de export en vervolgens wordt bij overdracht de situatie in Indonesië nogmaals beoordeeld.

Ook spreekt U van een stemming in de Tweede Kamer. Deze stemming is niet gehouden. Wel bleek tijdens een Algemeen Overleg in de Tweede Kamer (11 februari 2004) dat VVD, CDA en LPF positief staan ten opzichte van de levering. D’66 en PvdA hielden alle opties open en SP en GroenLinks zijn tegen levering. Dit betekent voorlopig inderdaad een kamermeerderheid voor de levering. Echter geen formele stemming.

Verder stelt u dat de korvetten door Indonesië gebruikt zullen worden voor de bestrijding van piraterij, drugshandel en illegale visvangst. Gezien uw stelligheid op dit gebied neem ik aan dat u dit door de Indonesische overheid verzekert is. Betekent dit dat ze niet worden ingezet voor interne militaire operaties? Dat lijkt mij niet, vermits u dit zwart op wit heeft, maar dat zou strijdig zijn met het Indonesische beleid dat uitgaat van de visie als we iets kopen dan betalen we ervoor en maken vervolgens zelf wel uit wat we er mee doen. De geschiedenis is in dit licht niet geruststellend te noemen. Vorig jaar bombardeerde Indonesië met lichter bewapende marineschepen in de provincie Atjeh. Waarom zou dat niet gebeuren met deze schepen, uitgerust met een zwaarder kanon (zie Sidney Morning Herald 10 juni 2003)?

U stelt dat het hier relatief kleine schepen betreft. Ook dit is niet helemaal waar. De schepen zijn groter (1900 ton) dan enkele van de Indonesische fregatten (dit is het grootste scheepstype waarover Indonesië beschikt). De omvang van de schepen is bewust aan de forse kant aldus een onderzoek van instituut Clingendael (april 2004), om ze geschikt te maken voor operaties met helikopters en het toevoegen van extra mogelijkheden, zoals bijvoorbeeld het aan meenemen van special forces. Juist de special forces zijn het beruchts daar waar het mensenrechtenschendingen betreft. Bovendien is deze extra ruimte nodig voor het evacueren van personen. Het omgekeerde, embarkeren, is dan natuurlijk ook mogelijk.

Er is nog een argument waarom deze visie op de ‘korvetten’ niet klopt. Patrouille vaartuigen worden eveneens gebruikt voor beide taken, vervoer van troepen en operaties naar de kust. De schepen zijn ook veel zwaarder bewapend dan voor schepen met een kustwacht taak wenselijk wordt gehouden in de recente studie van Clingendael.

Zoals u weet bestaan er geen internationale verdragen en wetgeving op het gebied van conventionele wapenexporten, behalve voor enkele specifieke wapentypen, zoals landmijnen. Aangezien de positieve beoordeling van de regering niet gebaseerd is op de feiten, zoals de inzet van marineschepen in Indonesië en het militaire karakter ervan hoop ik dat de ING Groep zijn besluit wil heroverwegen. Het bedrijfsleven heeft immers een eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid en mag zich niet verbergen achter een politiek besluit, waar niet de mensenrechten prevaleren, maar economische en militaire overwegingen. Hiermee bedoel ik geenszins dat de ING Groep zich met opzet achter de overheid verschuilt en ik begrijp dat het voor u moeilijk is te achterhalen wat er werkelijk in Indonesië gebeurd en wat de technische kwaliteiten van de schepen zijn. Maar zoals in deze brief gesteld ligt die werkelijkheid een beetje anders dan de overheid doet voorkomen. Mocht U nog vragen hebben dan ben ik bereid deze te beantwoorden.

Tenslotte wil ik u vragen of het mogelijk is mij de criteria voor het maken van financieringsbeslissingen in de sector defensie toe te zenden.

Met vriendelijke groet,

Martin Broek

Antwoord ING: 17 juni 2004 (in PDF)
Rabobank
T.a.v. de Raad van bestuur
Postbus 17100
3500 HG Utrecht

Betreft: Financiering levering korvetten aan Indonesië.

Geachte heren, dames,

De Campagne tegen Wapenhandel stelt al zeven jaar lang wapenleveranties aan de orde die conform de gedragscode Wapenuitvoer van de Europese Unie niet door de beugel kunnen. De levering van marineschepen aan Indonesië, uitgerust met verschillende soorten bewapening, valt hieronder. Verontrust zijn wij dan ook over de financiering door de Rabobank (en ING Groep) van een wapenlevering aan Indonesië, zoals wij uit de pers vernamen.

In de gedragscode van de Rabobank Groep staat dat u de rechten van de mens respecteert. Bovendien wilt u niet betrokken zijn bij omstandigheden die de waardigheid van de mens aantasten. Daarnaast stelt u dat de Rabobank Groep een faciliterende en stimulerende rol wil spelen bij investeringen en transacties die bijdragen aan een duurzame ontwikkeling en geen verbintenissen wil aangaan die daarmee strijdig zijn. Dit verheugd ons als campagnegroep tegen de uitwassen van de wapenhandel.

Met deze brief willen wij u dan ook vragen deze hoogstaande principes ook in het onderhavige geval te hanteren. Er zijn een aantal redenen om de levering van korvetten aan Indonesië niet te ondersteunen:

  • Marineschepen worden in Indonesië ingezet bij offensieve militaire operaties tegen de eigen bevolking (zie antwoord op Kamervragen Van Bommel, ingezonden 9 februari 2004);
  • De gedragscode wapenexporten wordt door deze levering geschonden (zowel op het gebied van mensenrechten als interne spanningen);
  • Met een order van deze omvang levert Nederland geen bijdrage aan het oplossen van de armoede in Indonesië, maar vergroot zelfs de omvangrijke schuldenlast van het eilandenrijk; en
  • Dit is geen bijdrage aan de democratisering van Indonesië, maar een vergroting van de invloed van het Indonesische leger op de democratie. Mochten deze berichten in de pers juist zijn dan willen wij u verzoeken betrokkenheid bij de levering te beëindigen.

In afwachting van uw reactie,

Hoogachtend,

Martin Broek

Antwoord Rabobank: 23 mei 2004 pagina 1 en pagina 2 (in PDF)

Als antwoord op de actiebrief aan de Rabo bank werd onderstaande antwoord gegeven:

24 december 2004

Geachte heer Verweij,

In uw oproep gericht aan de Rabobank Amersfoort en Omstreken dringt U er bij de bank op aan af te zien van de financiering van de levering van korvetten aan Indonesië en stappen te ondernemen om soortgelijke investeringen in de toekomst te vermijden.

Allereerst wil ik U laten weten, dat de Rabobank inderdaad betrokken is bij de financiering van twee korvetten die gebouwd zullen worden bij Marinewerf de Schelde, onderdeel van Damen Shipyards. Het is de bedoeling dat deze schepen worden geleverd aan de Marine van Indonesië, die ze zal inzetten voor kustbewaking en meer in het bijzonder in de strijd tegen piraterij en illegale visvangst. Dat het hier om een reëel probleem gaat moge blijken uit recente berichten over piraterij in de straat van Malakka (zie o.m. het Parool van zaterdag 18 december) waar eerder ook Nederlandse zeelieden (van o.a. P&O Nedlloyd) het slachtoffer werden. Tegen de achtergrond van onze informatie over Indonesië en het bestaande beleid van de EU om geen wapenleveranties toe te staan aan de Indonesische luchtmacht en landmacht hebben wij ons afgevraagd of een dergelijke financiering passend is. Wij zijn na brede oriëntatie tot de conclusie gekomen, dat deze financiering – mede ook gezien de beperkte uitrusting en capaciteit van de schepen – past binnen het beleid, dat de Rabobank op dit punt wenst te voeren. Wij worden in deze beslissing gesterkt doordat voor de levering van de korvetten aan Indonesië door de Nederlandse regering inmiddels een exportvergunning is afgegeven en een kredietverzekering is verstrekt. In het debat in de Tweede Kamer over de voorgenomen levering van deze korvetten is in februari 2004 van de zijde van de regering aangegeven dat daartegen geen bezwaren bestaan, terwijl bij stemming bleek dat ook de overgrote meerderheid van de Kamer geen bezwaren ziet. De minister van buitenlandse zaken heeft in dat debat nog eens nadrukkelijk gesteld, dat de korvetten te klein zijn voor troepentransport en de bewapening niet geschikt is voor het uitvoeren van bombardementen. De ook wel in uw kring geuite vrees dat deze schepen gebruikt kunnen worden tegen de eigen bevolking acht de regering dan ook niet reëel.

Bij de afweging van onze beslissing zijn wij naar onze overtuiging nauwkeurig te werk gegaan en hebben wij de belangen van vele betrokken partijen goed voor ogen proberen te houden. Overigens is het laatste woord over de levering van deze schepen nog niet gesproken. Aan de hand van de politieke ontwikkelingen in Indonesië wordt door de Nederlandse regering per jaar gekeken of er een exportvergunning wordt afgegeven. Een definitieve beslissing over de levering zal dan ook pas over enkele jaren vallen als de schepen gereed zijn.

Van uw zorgen hebben wij goede nota genomen. Als sterk maatschappelijk betrokken financiële instelling worden wij steeds vaker voor dilemma’s geplaatst, waarbij het lastig is tot voor iedereen acceptabele keuzes te komen. Om die reden hebben we binnen de Rabobank Groep een Commissie Ethiek, die in zulke kwesties gevraagd en ongevraagd advies geeft. De uitspraken van de Commissie Ethiek publiceren wij periodiek op internet (www.rabobankgroep.nl), omdat wij ons ervan bewust zijn, dat de buitenwereld kritisch meekijkt naar ons opereren en recht heeft op een gezonde mate van openheid over onze drijfveren. Ik hoop dat door deze toelichting uw vertrouwen in onze bank en onze morele opvattingen is versterkt.

Met vriendelijke groet,

Hans Ludo van Mierlo
Manager Public Affairs
Rabobank Groep

Rabo-antwoord 16 februari 2005 (PDF)
Commentaar op brieven Rabobank 24 december 2004 en 16 februari 2005

Niet alleen in deze brieven, ook in het maatschappelijk jaarverslag van de Rabobank uitgebreid aan de orde. De tekst is vergelijkbaar met de brief van februari 2005. De briefwisseling en de opname in de ‘dialoog met onze stakeholders,’ kan onze zorgen niet wegnemen. Sterker nog, we zijn teleurgesteld dat de Rabobank blijkbaar niet oprecht geïnteresseerd is in dit morele dilemma. Het gebrek aan oprechte interesse blijkt uit het overnemen van overheidsinformatie en het niet accuraat weergeven van feiten. Hieronder het commentaar op de brieven en maatschappelijk jaarverslag .

De Rabobank wijst op positieve ontwikkeling van de mensenrechtensituatie in Indonesië. De situatie in Atjeh is inmiddels inderdaad een stuk verbeterd. De eerste stappen om deze oorlogsschepen te leveren werden gezet toen de laatste oorlog in Atjeh nog moest beginnen (januari 2003) en een positief advies aan de scheepsbouwer werd in juli 2003 gegeven toen de oorlog net twee maanden in volle gang was. Nu wijzen op de positieve ontwikkelingen getuigd van opportunisme. Bovendien worden troepen die tijdens de laatste oorlog in Atjeh zaten nu verplaatst naar West-Papua, waar de spanning iedere dag verder oploopt.
Dat het beeld dat Rabobank, ING en de Nederlandse overheid hanteren te rooskleurig is, blijkt bijvoorbeeld uit het mensenrechtenrapport van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken over 2004: “De [Indonesische] regering heeft nog steeds een slechte staat van dienst op het gebied van de mensenrechten. Ook al traden op enkele gebieden verbeteringen op, er is nog steeds sprake van serieuze problemen.
Regeringsmedewerkers blijven de mensenrechten schenden, de ernstigste schendingen vonden plaats in gebieden waar conflicten voor onafhankelijkheid plaats vinden. Militairen en politieagenten moordden, martelden, verkrachtten, sloegen ongegrond burgers en leden van de afscheidingsbewegingen en zetten deze willekeurig vast, vooral in Atjeh en in mindere mate Papoea. (…) Gepensioneerde en actieve militairen, van wie bekend is dat ze serieuze mensenrechtenschendingen begingen, zitten nog op hun positie of zijn gepromoveerd naar hogere posten in de regering en het leger (TNI).” Ook mensenrechtenorganisatie zijn nog steeds zeer kritisch over het mensenrechten beleid.

Dat de Nederlandse overheid kiest voor een optimistische visie op de ontwikkelingen in Indonesië, kan ernstige gevolgen hebben. In maart 1999 werd bijvoorbeeld toestemming verleend voor de verkoop van militaire apparatuur aan Indonesië. Ook destijds werd gesteld dat de situatie zowel qua mensenrechten als economie aan het verbeteren was. “De ontwikkelingen inzake de kwestie Oost-Timor beschouwt de Regering ook als een lichtpunt,” ( ‘Indonesië,’ Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26049, nr. 12) aldus Minister van Aartsen in zijn motivering om destijds een wapenexportvergunning te geven. Nog geen vier maanden later moest de levering stopgezet worden, omdat de situatie op Oost-Timor volledig uit de hand liep en de Europese Unie als reactie daarop een wapenembargo afkondigde. De door de regering gehanteerde rooskleurige visie, gebaseerd op officiële Indonesische bronnen zoals politici, leidde tot deze miskleun. Het negeren van andere visies op de ontwikkelingen en positie van het Indonesische leger, kunnen mogelijk tot een volgende grove fout leiden.

Één van de schepen waarop de militaire apparatuur stond die Nederland in 1999 en 2000 leverde, werd in mei 2003 ingezet bij kustbeschietingen. De Nederlandse overheid heeft dit zelf toegegeven in antwoorden op Kamervragen, waaruit beschietingen van Nasi-eiland worden genoemd. Dit antwoord van de Nederlandse regering was echter niet volledig. Het Indonesische persbureau Antara geeft de operatie in exact dezelfde woorden weer. maar voegt daaraan toe: “the [GAM] rebellen vluchtten de bossen in, daarmee de weg vrijmakend voor de Indonesische troepen om op het eiland te landen en de jacht te openen.” (Antara 23-05-03) De bij deze beschietingen gebruikte schepen zijn zelfs kleiner en minder zwaar bewapend dan de marineschepen die Nederland nu wil leveren.

Niet alleen toont dit aan dat de schepen inzetbaar zijn bij offensieve militaire operaties tegen de bevolking, maar ook dat ze geschikt zijn voor kustbombardementen en troepentransport. Het gaat dan niet om veel troepen, maar om special forces (bijvoorbeeld commando’s die vanuit zee op moeilijk toegankelijke kusten kunnen landen, juist deze troepen zijn in Indonesië berucht om hun mensenrechtenschendingen). In een rapport van Clingendael wordt op deze functie van de schepen gewezen. Overigens maakt ook Indonesië zelf geen geheim van inzet van een in grote vergelijkbaar schip voor troepentransport.

De schepen zijn niet klein

De schepen zijn groot, 1900 ton, en veel zwaarder uitgerust dan voor kustwachttaken noodzakelijk of zelfs wenselijk is. Ze zijn uitegrust met raketten die vliegtuigen en schepen kunnen zoeken en treffen, torpedo’s en een middelzwaar kanon. Veel zwaarder dan vrijwel alle andere kustwachtschepen in de wereld. In Jane’s Defence Weekly (11 mei 2005) wordt betoogd dat een dergelijk type schepen inzetten voor kustwachttaken onverstandig is: “Velen denken dat het gebruik van oorlogsschepen voor politie taken ‘overkill’ betekent en een verkeerde inzet van hoogwaardig opgeleid marine personeel. Deze inzet zal eerder leiden tot provocatie dan tot kalmering,” Dat geldt ook voor andere kustwachttaken dan piraterij. Kleine snelle vaartuigen met een licht kanon volstaan ook voor dit soort taken en zijn bovendien veel goedkoper.

Het aanhalen van het artikel uit Het Parool is ongelukkig, want in dit artikel wordt juist gesteld dat een marineschip in de nabijheid wel aangeroepen werd, maar niets deed. Overigens neemt het aantal gevallen van piraterij in de straat van Malakka af. Het verspreid zich over de rest van de Indonesische wateren. Nog een argument voor meer en kleinere schepen.

Geen ruime meerderheid, geen vergunning en geen EU wapenexportbeleid

Er is nog geen wapenexportvergunning. Er is geen overgrote meerderheid voor de exportvergunning. VVD, CDA en LPF zijn voor. GroenLinks, SP en D’66 zijn ronduit tegen. De PvdA heeft nog geen standpunt bepaald, maar doet dit pas als een wapenexportvergunning aan de orde is. Er is wel een meerderheid, maar die is smaller dan de Rabobank suggereert. Er is ook geen Europees wapenexportbeleid, er is alleen een niet-bindende Gedragscode Wapenexporten. Bovendien heeft het Europese Parlementslid, Raoul Romeva, die is belast met dit dossier, de Nederlandse levering afgewezen.

Ontwikkelingsrelevant?

In zijn reactie op onze brieven gaat de Rabobank verder niet in op het schuldenvraagstuk. Naar onze mening is het echter bij het lenen van een dergelijk groot bedrag aan een arm land dat toch al in een zware schuldencrisis verkeert, zoals Indonesië, een verantwoordelijkheid van de lenende partij om zich niet alleen te richten op de vraag of het ontvangende land in staat is de lening terug te betalen, maar ook of een lening bijdraagt aan de ontwikkeling van het land. Nu al gaat er een groter deel van de Indonesische begroting naar schuldaflossingen, tien procent, dan naar onderwijs en gezondheidszorg samen, 2,4 procent. Wapens zijn zogenaamde ‘onproductieve goederen’, goederen die niet bijdragen aan de ontwikkeling van een land.

Het is jammer dat de Rabobank zo slordig omspringt met een zo’n gevoelig dossier.

Geen wapens naar Indonesië Activiteiten