Crisis krijgt eindelijk vat op wapenhandel & Luchtdoelkanonnen voor Jordanië?

Springstof, Vredesmagazine nr.2 2013.

Crisis krijgt eindelijk vat op wapenhandel

Kort na de Koude Oorlog werd gesproken van het incasseren van het ‘vredesdividend’. Militaire uitgaven konden flink teruggeschroefd worden en dat zou ruimte geven voor investeringen in meer duurzame ontwikkeling. Na 11 september 2001 verdween die notie definitief.

Wereldwijd bereikten defensie-uitgaven in 2011 een piek die sinds het einde van de tweede wereldoorlog niet was bereikt. Zelfs de recessie die veel westerse landen vanaf 2008 trof, kreeg aanvankelijk geen vat daarop.
Aan de ene kant komt dat omdat veel wapenorders een lange looptijd hebben en omdat grootschalige ontslagen van soldaten niet populair zijn. Daarmee duurt het vaak lang voordat bezuinigingen hun beslag krijgen en gevolgen hebben voor de wapenindustrie.
Pas dit jaar gaan voor het eerst in de Verenigde Staten – met stip ’s werelds grootste militaire mogendheid – de militaire uitgaven onder het mes, nadat die de gehele eerste termijn van Obama’s regeerperiode gestaag zijn blijven stijgen. Vredesinstituut SIPRI berichtte onlangs een voorzichtige daling (vijf procent) in de omzet van de internationale wapenindustrie. Ter vergelijking: sinds 2002 was die gestegen met ruim vijftig procent.

Met de daling van westerse militaire budgetten zoeken – veelal westerse – fabrikanten meer en meer hun heil in olieproducerende landen en opkomende economieën als India en Brazilië. Daarbij weten zij zich gesteund door hun regeringen, die zich steeds meer lenen als reclamebord voor de wapenindustrie. Zowel Franse als Britse regeringsleiders bepleitten de afgelopen paar maanden miljardenorders in de Verenigde Arabische Emiraten en India, ’s werelds grootste wapenimporteur. Parijs hoopt verder met de verkoop van onderzeeboten en Rafale gevechtsvliegtuigen Brazilië aan zich te binden. Vanuit Groot Brittannië worden voorbereidingen getroffen voor een verkoopshow in april vanaf een Brits marineschip in de Libische haven van Tripoli – amper twee jaar na de val van het regime van Khadaffi en nog altijd een wapenembargo van kracht tegen het land.

Nederland laat zich ook steeds meer als reizende koopman zien, zij het op kleinere schaal. Binnen een half jaar vertoonde de nieuwe minister van Buitenlandse Handel Ploumen zich al in het kielzog van ondermeer Thales Nederland en De Schelde bij handelsmissies in Turkije, Brazilië, India en Singapore. Voor Turkije was het de tweede keer in een jaar dat Nederlands wapentuig ter plekke werd aangeprezen. In mei 2012 werden onder toeziend oog van de toenmalige ministers van Defensie (Hillen) en Economische Zaken (Verhagen) een serie contracten afgesloten aan boord van het in Istanbul aangemeerde fregat Hr. Ms. Evertsen. In november was het bezoek aan Turkije min of meer het eerste wapenfeit van Ploumen, die bij die gelegenheid een contract tekende om de samenwerking tussen de Turkse en Nederlandse luchtvaartindustrie te stimuleren.

Later die maand volgden nog twee handelsmissies met Ploumen waarbij de vaderlandse militaire industrie vertegenwoordigd was. Een ging naar Brazilië, samen met prins Willem-Alexander en prinses Maximá. Thales Nederland zag in de missie een goede gelegenheid zich te positioneren voor aankomende moderniseringsorders van de Braziliaanse marine.
De andere reis ging naar Mumbai in India, waar het 166 meter lange amfibische transportschip Hr. Ms. Rotterdam lag aangemeerd. Alweer was Thales Nederland met enkele andere Nederlandse bedrijven paraat om zich aan boord van de Rotterdam te presenteren. India gaat de komende jaren een serie nieuwe oorlogsschepen bouwen en Thales hoopt dat, zoals vaker gebeurde in het verleden, daar radar en vuurleidingsapparatuur uit Hengelo bij betrokken worden.

Al in 1966 omschreef de Britse overheid hoe zij de ongebreidelde steun aan wapenverkopen kon verenigen met een beleid gericht op ontwapening: “hoewel de regering het grootste belang toekent aan het boeken van vooruitgang op het gebied van wapenbeheersing en ontwapening, moeten wij ook waar mogelijk stappen zetten om ons ervan te verzekeren dat dit land niet faalt om zijn rechtmatige deel van deze waardevolle commerciële markt veilig te stellen.” Vijftig jaar later lijkt wat dat betreft weinig veranderd.

 

Luchtdoelkanonnen voor Jordanië?

Internationale defensie bezuinigingen hebben ook hun effect op het aanbod van tweedehands wapens. De meeste landen proberen die overtollige voorraden te verkopen, om daarmee een deel van de bezuinigingen te compenseren. Maar met veel aanbod zijn de verkoopmogelijkheden beperkt. Ook Nederland heeft de afgelopen jaren gemerkt dat de spoeling dunner wordt. Kon het een paar jaar terug nog gemakkelijk 200 miljoen euro per jaar verdienen, tegenwoordig stuit men meer en meer op concurrentie uit andere landen. Zo kaapte Portugal afgelopen jaar Roemeense en Bulgaarse orders voor tweedehands F-16s voor de neus van Nederland weg.
Verder lijkt ook het parlement assertiever. Zeker na de Arabische lente, waarbij oude Nederlandse pantservoertuigen werden ingezet door de legers van Bahrein en Egypte, liggen dergelijke verkopen gevoeliger. Dat bleek vorig jaar toen Defensie een streep moest halen door de verkoop van Leopard tanks aan Indonesië, vanwege zorgen in de Kamer over de mensenrechten.
In februari van dit jaar bleek ook een geplande order van Jordanië niet op brede steun van het parlement te kunnen rekenen; eerst wil het nadere tekst en uitleg.
Het parlement weet ook nog maar net dat het ook over de middelen beschikt om tweedehands verkopen van Defensie te blokkeren. Een standaard verkoopcontract dat de Campagne tegen Wapenhandel via de Wet openbaarheid van bestuur vrij kreeg laat namelijk een clausule zien die stelt dat “de verkoop van de Goederen de goedkeuring van het Nederlandse parlement vereist”.
Daarmee lijkt het laatste woord in deze kwestie nog niet gezegd.