ProcesNieuws, maart 2015 – Na de zoveelste draai van de PvdA (tegen in de oppositiebanken, voor op het Haagse pluche) koos de regering in het najaar van 2013 definitief voor de F35, beter bekend als ‘Joint Strike Fighter’, als opvolger voor gevechtsvliegtuig F16. De JSF had toen al een lange weg van kostenstijgingen en technische problemen achter de rug. Die weg lijkt nog lang niet afgelegd: recent bleek het kanon van het vliegtuig niet te werken wegens ontbrekende software.
De politieke discussie is zich in de loop van de tijd steeds meer toe gaan spitsen op deze kosten en problemen, waarbij wezenlijke vragen naar nut en noodzaak van de aanschaf van nieuwe gevechtsvliegtuigen naar de achtergrond zijn verdwenen.
Kosten en garanties
In december 2014 besprak de Tweede Kamer de jaarlijkse voortgangsrapportage van wat officieel de ‘Behoeftestelling vervanging F16’ heet. Een belangrijk deel van het Kamerdebat was ingeruimd voor de vraag of minister Hennis van Amerikaanse zijde garanties had ontvangen over niet verder stijgende stuksprijzen voor de JSF. Na een lange semantische worsteling werd duidelijk dat Hennis weliswaar regelmatig van gedachten wisselt met de Amerikaanse minister van Defensie, toen nog Hagel, maar dat deze nooit garanties af zou kunnen geven. In het midden bleef of hij wel ‘geruststellende woorden’ over de kosten voor de JSF had gesproken, en hoe die dan op waarde geschat zouden moeten worden.
De stuksprijs van de JSF, door Defensie en Economische Zaken geschat op ongeveer 66,5 miljoen euro, zou volgens de Amerikaanse luitenant-generaal Bogdan, die in januari met de Tweede Kamer sprak, opmerkelijk genoeg gaan dalen naar jarenlange enorme stijgingen. De VVD ziet meteen mogelijkheden om de geplande Nederlandse bestelling van 37 vliegtuigen, waarvoor 4,5 miljard euro beschikbaar is gesteld, op te hogen.
Inmiddels is aangekondigd dat de regering in maart de eerste acht Joint Strike Fighters wil gaan bestellen, na de eerdere aanschaf van twee testtoestellen. Deze moeten vanaf 2019 gestationeerd worden op vliegbasis Leeuwarden. De bevolking daar zit, net als die rond vliegbasis Volkel, waar ook JSF’s geplaatst zullen worden, overigens niet te wachten op de bijkomende geluidsoverlast. De JSF maakt fors meer lawaai dan de F16. Defensie probeert onder anderen via gespreksbijeenkomsten “het vertrouwen te herstellen”, maar slaagt daar vooralsnog niet echt in. Een toezegging om al in 2016 een van de testtoestellen uit de Verenigde Staten over te laten komen om via testvluchten omwonenden alvast het geluid te laten ervaren, wordt door deskundigen als onzinnig afgedaan. De motor van de test-JSF zal hoogstwaarschijnlijk niet dezelfde zijn als die die onder de definitieve versie wordt gehangen.
Inzetbeschikbaarheid
De regering bevestigde enkele jaren geleden dat de Nederlandse krijgsmacht in staat moet zijn in het volledige internationale (gewelds)spectrum inzetbaar te zijn. Wel werden ambities inmiddels teruggebracht tot deelname aan een grote internationale operatie naast kleinere taken en missies.
De aanschaf van een nieuw gevechtsvleigtuig was vooral bedoeld om die internationale ambities waar te kunnen maken. Nu het aantal aan te schaffen toestellen geleidelijk is teruggebracht van 125 naar 37, blijkt hier weinig van over te blijven. Minister Hennis bevestigde in het debat in december een berekening die eerder al in de pers was verschenen: “We hebben straks 37 toestellen, waarvan er na de transitie 5 in de VS zijn voor opleiding en testen. Dan hebben we er nog 32 over. Met die 32 toestellen kunnen 29 vliegers combat ready worden gehouden. Zonder samenwerking met België zijn er voor de QRA [zeer hoge staat van paraatheid] en noodzakelijke training permanent 24 vliegers in Nederland nodig. In geval van samenwerking met België zijn er 20 vliegers in Nederland nodig. Er blijven dan vijf vliegers over voor internationale missies; bij samenwerking met België blijven er negen over. In beide gevallen kunnen vier toestellen in een missiegebied worden ingezet, maar als je meer vliegers beschikbaar hebt, kun je ook meer sorties per dag vliegen.”
Deelname Nederlandse bedrijven
Een veelgebruikt argument voor de keuze voor de JSF is de opdrachten die de Nederlandse industrie hiermee zou kunnen binnenslepen. Hoewel die opdrachten achterbleven bij de verwachtingen, en tamelijk eenzijdig bij enkel bedrijven, met name Stork en het daarvan afgesplitste Fokker, terechtkomen, blijft minister Kamp van Economische Zaken erbij dat de totale orderportefeuille rond de negen miljard euro zal uitkomen. Of dit bewaarheid wordt is afwachten. Wel is duidelijk dat de werkgelegenheidseffecten hoe dan ook nihil zullen zijn. Hosanna-verhalen hierover werden eerder al afgeserveerd door de Rekenkamer. Die stelde dat de JSF per saldo geen extra werkgelegenheid zal opleveren, omdat het technisch hooggeschoolde personeel dat betrokken is bij JSF-werk hoe dan ook wel een baan zou vinden.
De voorganger van Kamp, Maxime Verhagen, is als ‘Bijzondere Vertegenwoordiger Industriële Inschakeling’ zo’n 30 dagen per jaar, tegen royale betaling, namens de overheid actief om nieuwe opdrachten voor Nederlandse bedrijven te verkrijgen.
De afgelopen maanden haalde Fokker twee nieuwe opdrachten in JSF-verband binnen: een voor de productie van de klep van waaruit de remparachute klapt, en een voor zogenaamde ‘flaperons’, vleugelonderdelen die nodig zijn bij het stijgen en dalen.
Ook werd bekend dat het motoronderhoud van de Joint Strike Fighters die door Europese landen aangeschaft worden deels in Nederland, rond vliegbasis Woensdrecht, plaats zal gaan vinden. Aan Turkije en Noorwegen werd hetzelfde toegekend. Mogelijk wordt een deel van het werk straks verricht door de Woensdrechtse vestiging van het omstreden Israëlische wapenbedrijf Elbit, dat nu al het onderhoud van de Nederlandse F16’s doet.
Exportcontrole ondermijnd
De toekenning van het motoronderhoud aan Nederland werd juichend ontvangen door het Brabantse provinciebestuur. VVD-gedeputeerde Pauli zei: “Voor Brabant is dit echt een prachtige kans om samen met deskundigen te werken aan innovatie en daarmee West-Brabant van perspectief te voorzien.” Dat het om gevechtsvliegtuigen, bedoeld om te doden, gaat, lijkt hem niet uit te maken.
De Nederlandse industriële betrokkenheid levert meer vraagtekens op. Wapenhandeldeskundige Martin Broek wijst er in een blog op dat de landen die betrokken zijn bij de productie van de JSF verplicht zijn zich neer te leggen bij het Amerikaanse wapenexportbeleid. Europese exportrestricties zullen niet van invloed zijn op verkoopbeslissingen.
Dit leidt ertoe dat door Nederlandse bedrijven geproduceerde onderdelen straks in Joint Strike Fighters terecht komen die vanuit de VS naar alle aankopende landen uitgevoerd zullen worden. Tot de huidige klanten behoren Turkije en Israël, bepaald niet onomstreden in hun gebruik van gevechtsvliegtuigen tegen Koerden en Palestijnen. Tot de lijst van landen die interesse getoond hebben in aanschaf van de JSF behoren ook andere controversiële spelers als Saoedi-Arabië, Taiwan en de Verenigde Arabische Emiraten. Broek schrijft terecht: “Het is duidelijk dat gevechtsvliegtuigen wapens zijn die een grote rol kunnen spelen bij de schending van mensenrechten. De Europese F-35 productiepartners kunnen daarmee in een pijnlijke positie worden gebracht, maar er wordt niet toegestaan te handelen volgens hun eigen wapenexport- en mensenrechtenbeleid.”
Een soortgelijke situatie deed zich eerder al voor bij bijvoorbeeld de export vanuit Nederland naar de VS van onderdelen voor F16’s en Apache-helikopters. Deze kwamen ook onder meer in Israël terecht. Hoewel in zulke gevallen de Nederlandse regering deze eindbestemming mee zou moeten wegen in de beslissing exportvergunningen toe te kennen, gebeurt dit in praktijk niet of nauwelijks. De regering verschuilde zich in dit geval achter de loze bewering dat het zelf niet wist waar de vanuit Nederland geleverde onderdelen terecht zouden komen, maar dat het Amerikaanse wapenexportbeleid deugdelijk is en geen beletsel voor leveranties vormt.
Echte discussie
Belangrijke vragen, zoals de bovenstaande ten aanzien van export van onderdelen, spelen nagenoeg geen rol in de voortgaande discussie over de Joint Strike Fighter. De discussie over de wenselijkheid van de aanschaf van een gevechtsvliegtuig, geschikt voor offensieve inzet in het hoge geweldsspectrum, is door de hele klucht rond kosten en termijnen ook naar de achtergrond verdrongen. Tijdens het afgelopen Kamerdebat was het vooral de VVD die hier nog aandacht aan besteedde, uiteraard op geheel eigen wijze. Woordvoerder Vuijk jubelde: “Met dit hoogtechnologische vijfdegeneratiejachtvliegtuig […] is het luchtoverwicht van de westerse wereld voor de komende decennia gegarandeerd.” Een eng vooruitzicht.
De voortzetting van de kernwapentaak lijkt eveneens nauwelijks een discussiepunt meer. Hoewel de Kamer, met steun van de PvdA, eind 2013 een motie heeft aangenomen om de JSF de huidige kernwapentaak van de F16 niet te laten overnemen, heeft de regering al laten weten deze motie naast zich neer te leggen. In combinatie met de in gang zijnde vernieuwing van de Amerikaanse B61-kernwapens, zoals die ook op vliegbasis Volkel in Noord-Brabant liggen, betekent dit dat Nederlandse gevechtspiloten in de voorzienbare toekomst opgeleid zullen blijven worden om kernwapens in te zetten. En ook dat mag een eng vooruitzicht genoemd worden.
[Mark Akkerman]