Gifgasopinies

Diverse opiniebijdragen uit de Volkskrant van mei 2006: een column van Marjolijn Februari, het antwoord van Frits Bolkenstein, begin jaren ’80 staatssecretaris van Economische Zaken, een reactie van Frank Slijper (Campagne tegen Wapenhandel) en een column van Ronald Plasterk.

5

Vandaag schrijf ik over dingen die ik liever niet had willen weten

Column Marjolijn Februari, de Volkskrant, Het Betoog, 6 mei 2006

De officiële moraal van de staat der Nederlanden is door de overheid onlangs bekendgemaakt op de website ‘watvooreikelbenjij.nl’. In het kort komt het hier op neer. De Nederlandse burger is een eikel en hij is alleen te motiveren door een beroep op egoïsme en eigenbelang.

Je zou spottend je schouders kunnen ophalen over zo’n primitieve moraal, als er geen doden bij vielen. De overheid raadt de burger af diefstal te plegen, want door diefstal stijgen de verzekeringspremies en de prijzen. ‘Diefstal is dus dom, want uiteindelijk heb je jezelf ermee.’ Een vergelijkbaar argument gaat op voor geweld: ‘Want de ene keer ben je dader, de andere keer ben je zelf het slachtoffer. Probeer het daarom altijd te voorkomen.’

De mensheid mag eeuwenlang hebben nagedacht over het goede, over rechtvaardigheid, over de beschermwaardigheid van anderen – de Nederlandse overheid heeft er geen boodschap aan. En dat zou nog tot daaraan toe zijn, en je zou er spottend je schouders over kunnen ophalen, over zo’n primitieve overheidsmoraal, als er geen doden bij vielen. Maar die doden vallen helaas wel.
Vandaag schrijf ik over dingen die ik liever niet had willen weten: als u ze ook niet wilt weten moet u dit beslist niet lezen.

In september 1980 valt Irak, onder leiding van Saddam Hussein, Iran binnen. De oorlog trekt veel Nederlandse bedrijven aan, op zoek naar opdrachten en handelscontracten. Ze mogen weliswaar geen militaire goederen aan Irak leveren, omdat Nederland neutraal wil blijven in de oorlog, maar met medeweten van de overheid worden wel chemicaliën verhandeld die gemakkelijk kunnen worden gebruikt als grondstof voor gifgassen.

Het VPRO-programma Argos reconstrueerde de gang van zaken rond die chemicaliën in zijn uitzendingen van eind april. Het sprak met deskundigen, met oud-ambassadeur Schorer, en het las interne stukken van het ministerie van Economische Zaken. Beluister je die reconstructie van Argos aandachtig, dan ga je inderdaad denken dat Nederland een officiële moraal volgt van nietsontziend egoïsme en dodelijk eigenbelang.

Zodra de Iran oorlog begin jaren tachtig losbrandt is het ministerie van Economische Zaken meteen enthousiast over de financiële mogelijkheden ervan. Het wil graag samenwerken met het olierijke Irak, en eind 1983 reist Frits Bolkestein dan ook af naar Bagdad om een overeenkomst te tekenen. Bolkestein is op dat moment als staatssecretaris van Economische Zaken verantwoordelijk voor de buitenlandse handel. Volgens een verslag verklaart Bolkestein tijdens de ontmoeting met Saddam Hussein en Iraakse ministers dat die ontmoeting plaatsvindt ‘in een setting van sympathie voor het door drie jaar oorlog beproefde Iraakse volk’.

Frits Bolkestein weet dan allang dat de door Nederland geleverde chemicaliën worden gebruikt voor de aanmaak van gifgassen – en dat die worden ingezet tegen het Iraanse volk. En niet alleen Bolkestein weet het. Zijn gehele ministerie weet het, ambassadeur Schorer heeft het althans in 1982 aan Den Haag gemeld. Men heeft er nota van genomen, maar dat het ‘met grote letters in de pers kwam, nou nee’, zegt Schorer nu, ‘men sliep er niet minder goed van’.

Jaren later, als Saddam Hussein Koeweit binnenvalt, zegt Bolkestein voor de Nederlandse televisie dat de ontmoeting in 1983 een ‘lugubere bijeenkomst’ met een ‘luguber regime’ is geweest: ‘Iedereen weet hoe ze de Koerden bestrijden met mosterdgas.’ Maar hij vertelt er niet bij dat hij die kennis in 1982 ook al bezat en dat hij niettemin voorstander bleef van handel in chemicaliën met het lugubere regime.

Pas eind 1984, als andere landen druk hebben uitgeoefend op Nederland om een aantal chemische stoffen vergunningsplichtig te maken, gaat het ministerie van Economische Zaken na langdurig protest overstag. Achteraf, in 2003, gevraagd naar de deal van Frits Bolkestein met Saddam Hussein, zegt partijgenoot Hans van Baalen: ‘Nederland wilde een graantje meepikken. Het is moreel niet goed te praten, maar het is wel te begrijpen.’ En Gerrit Zalm zegt: ‘Ik denk niet dat Frits er met plezier op terugkijkt.’ Daarmee is dan politiek gezien de kous af.

Wel wordt in december 2005 particulier zakenman Frans van Anraat veroordeeld tot een maximumstraf van vijftien jaar wegens medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden. Hij heeft namelijk grondstoffen voor gifgassen verkocht aan het Irak van Saddam Hussein, en volgens de rechter heeft hij daarbij ‘bewust en uit louter winstbejag’ gehandeld. Omdat niet is aangetoond dat hij wist waarvoor zijn chemicaliën waren bedoeld, wordt hij niet veroordeeld wegens volkerenmoord.

In een interview met de Volkskrant in 2003 legde Samantha Power, auteur van het boek ‘A Problem from Hell, America and the Age of Genocide’, uit dat buitenlandbeleid van politici meestal lijdt aan geheugenverlies. Voor politici is alles steeds ‘een nieuwe dag, een nieuw begin’. Maar, voegde ze eraan toe, ‘voor de meeste wereldburgers begint de geschiedenis niet elke dag opnieuw’. Het is daarom dom en onverstandig te negeren ‘dat Donald Rumsfeld eind jaren tachtig de hand schudde van Saddam Hussein’.

Waar blijft de opwinding in Nederland na de uitzendingen van Argos? Een heel ministerie blijkt oorlogsmisdaden te hebben gefaciliteerd – en het wekt nauwelijks beroering. Hoe verleidelijk het ook lijkt om zo’n geschiedenis zo snel mogelijk te vergeten, verstandig is het niet. Zeker als gastland van het Internationale Strafhof in Den Haag kan Nederland zich zoveel geheugenverlies eenvoudigweg niet permitteren.

Een Koerdische man uit Iran, slachtoffer van de gifgasaanvallen, bedankte Nederland in de zaak tegen Van Anraat aldus voor de inzet: ‘Ik ben erg blij dat ik hier in dit democratisch land, waar recht heerst, mag spreken. U heeft een speciale reputatie in de wereld, dat u opkomt voor mensenrechten.’
Ik lees het – en ik schaam me zo diep als ik me nog nooit voor Nederland heb geschaamd.


Antwoorden op Kamervragen:
Van Velzen (SP) over zakelijke contacten van de Nederlandse autoriteiten met het Irak van Saddam Hoessein ten tijde van de oorlog tussen Iran en Irak.

Poison gas 2006 opinions

In the 1980’s – at the height of the Iraq-Iran war – the Dutch Ministry of Economic Affairs obstructed attempts to extend the list of dual use chemicals that would need an export licence, and would therefore become illegal to export to both countries because of the arms embargo in place at the time. These improvements were necessary, because Iraq was developing and using a chemical weapons at that time. Not only that: Dutch companies sold poison gas components to the Iraqi dictatorship.

Government policy papers unveiled via the Freedom of Information Act now show that the Ministry of Foreign Affairs wanted to have more ‘dual use’ items on the list, but the Ministry of Economic Affairs preferred to work in the interest of Dutch business in Iraq. This policy was in line with the trade agreement with Iraq, which the Netherlands signed in 1983 (despite the fact the Iraqi regime was committing gross human rights violations and started the war with neighbouring Iran in 1980).

The use of poison gas was already known in the Netherlands in 1982 as the former Dutch ambassador in Baghdad revealed this April in an interview with Dutch radio programme Argos.

Although there was enough reason to tighten regulations, it lasted more than a year before the list was expanded to twelve weapon-related chemicals.

On this page a column of Marjolijn Februari, the response of Frits Bolkenstein, Minister of Foreign Trade at that time, a reaction by Frank Slijper (Campagne tegen Wapenhandel) and a column by Ronald Plasterk. All have been published in May 2006 in de Volkskrant (a major Dutch daily).



Waarom was ik in Bagdad?



Chemicaliën inzet voor handel

Volkskrant 13 mei 2006

Geachte redactie,

Frits Bolkestein (‘Waarom was ik in Bagdad?’, Volkskrant 10 mei 2006) ridiculiseert Marjolein Februari’s betoog over de Nederlandse opstelling ten opzichte van Irak en de export van chemicaliën aan dat land door te het voorbeeld van benzeen te noemen. Benzeen wordt inderdaad in een zenuwgas als tabun gebruikt, maar is mede vanwege de overweldigende civiele toepasbaarheid niet aan een exportvergunningplicht onderworpen.
Het ging destijds echter om heel andere stoffen die het ministerie van Buitenlandse Zaken wel en Economische zaken niet wilde reguleren, zo blijkt uit onlangs vrijgegeven stukken van dat ministerie. Economische Zaken redeneerde dat extra exportverplichtingen het belang van het bedrijfsleven teveel zou schaden.
Daar draait de hele zaak ook om: waarom heeft de als staatssecretaris van buitenlandse handel verantwoordelijke Bolkestein zo de hakken in het zand gezet toen er internationaal werd aangestuurd op de opname van een twaalftal chemicaliën, allen essentiële gifgasgrondstoffen? Omdat EZ net als Bolkestein nu nog steeds dergelijke ‘dual-use’ chemicaliën bagatelliseerde door hun civiele toepasbaarheid te benadrukken. Pas in de jaren negentig, ver na de massaslachting onder de bevolking van Halabja en andere Koerdische dorpen, werd de lijst uitgebreid tot naar het huidige aantal van 54 chemicaliën en daaronder geen benzeen. Met zijn opmerking over de ‘lugubere bijeenkomst’ met Hoessein geeft Bolkestein ook blijk van een selectief geheugen.
Wat betreft het handel met Saddam Hoessein heeft Bolkestein eerder gezegd “dat de mensenrechtensituatie in een land niet wordt verbeterd door het verbieden van handel. Integendeel. De economische ontwikkeling stimuleert juist de ontwikkeling van mensenrechten.”

Groningen, Frank Slijper

(onderzoeker bij de Campagne tegen Wapenhandel en indiener van het WOB-verzoek dat mede aan de basis lag van de Argos uitzending in april over Nederland en Irak)


Moreel goed te praten?

Ronald Plasterk, Volkskrant 12 mei 2006

Het programma Argos (Radio1) rapporteerde op 21 april dat Frits Bolkestein bewust de andere kant zou hebben opgekeken toen Saddam Hussein zijn oorlogsmisdaden pleegde. Elsbeth Etty vroeg in NRC Handelsblad: ‘Hoe zit dit precies Frits?’, en Marjolijn Februari schreef erover in de Volkskrant van 6 mei. Bolkestein reageert op Forum van 10 mei.

Argos wilde weten wat de Nederlandse regering wist van de levering van grondstoffen voor gifgassen die Saddam inzette tegen Iran en later tegen de Koerden. Voor leveranties van grondstoffen heeft de zakenman Frans van Anraat van de Haagse rechtbank vorig jaar 15 jaar cel gekregen, waarbij het vonnis sprak van ‘zeer ernstige oorlogsmisdaden’.

Argos vroeg stukken op, maar kreeg te horen dat die ‘helaas niet aanwezig zijn’. Na een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur bleken ze er opeens wél te zijn. Ook interviewt men David Schorer, van 1980 tot 1984 ambassadeur van Nederland in Bagdad.

In oktober 1983 bezoekt staatssecretaris van Buitenlandse Handel Bolkestein, die zich in het buitenland minister mag noemen, de Bagdad International Fair, en ontmoet Saddam. Het ambtelijk verslag: Bolkestein vraagt ‘om pleitbezorging voor concrete Nederlandse belangen te vatten in een setting van sympathie voor het door drie jaar oorlog beproefde Iraakse volk. Van Iraakse zijde werd hierop positief gereageerd. Vermeld werd dat Irak nu zijn vrienden telde en dat hieruit na beëindiging van de oorlog voor de aldus geïdentificeerde landen consequenties zouden voortvloeien’.

Frans van Anraat was bekend op de ambassade. Ambassadeur Schorer: “Ze deden goede zaken, en lieten zich niet uit over de inhoud van de contacten.” In 1983 wordt een overeenkomst getekend tussen Nederland en Irak. Doel: ‘mogelijkheden economische en technische samenwerking vergroten’. Dit terwijl de oorlog woedt, inclusief gifaanvallen. De overeenkomst is getekend door Frits Bolkestein.

Schorer zegt dat Bolkestein op dat moment wist van de oorlogsmisdaden. Ambassadeur Schorer (sprekend over 1982): “In de Irakese kranten stond dat ‘de vijand werd vernietigd als insecten’, en dan kon je afleiden dat er strijdgassen waren gebruikt. Dit rapporteerde ik aan de regering in Den Haag. Maar dat werd ook al op de persbureaus verspreid hoor!

In 1982 rapporteerde ik dat er gifgassen werden gebruikt in de oorlog. Men nam daar nota van. Om nou te zeggen dat dat met grote letters in de pers kwam, nee, daar sliep men niet minder goed van.”

In 1983 werden, via een luchtbrug, slachtoffers van gifgas in Europa behandeld. In april 1984 stopt Nederland, onder grote druk van de VS, de uitvoer. Eerst ontspint zich een bizar gevecht tussen twee ministeries: Buitenlandse Zaken (Hans van den Broek) wil elf stoffen verbieden, Bolkestein (EZ) slechts vijf, omdat de rest ook voor andere doelen gebruikt kan worden (multipurpose).

Bolkestein beschikt over een notitie van zijn eigen ministerie over die vijf stoffen (6 april 1984): ‘Voor zulke grote hoeveelheden is civiele toepassing uitgesloten’. Maar hij schrijft de ministerraad over de andere stoffen: ‘gezien de civiele toepassing is beperking uitvoer niet gewenst’, en (18 april 1984): ‘Nu er consensus in EG-verband is, lijkt het me gewenst onze uitvoercontroles te beperken tot vijf.’ Van den Broek geeft niet toe: ‘… niet acceptabel, omdat Irak probeert sleutelvoorlopers van chemische wapens te bestellen die niet op de lijst van vijf staan, maar wel op de lijst van elf’. Buitenlandse Zaken wint en de export wordt gestopt.

Veel later, 1990, is Frits Bolkestein omgedraaid in zijn sympathie voor Irak, en zegt hij bij NOS – Laat: “Saddam is een buitengewoon onaangenaam mens. Als staatssecretaris heb ik hem en zijn ministers ontmoet. Het was een luguber gezelschap. Iedereen weet ook hoe ze de Koerden bestreden met mosterdgas.” Hans van Baalen zegt nu tegen Argos: “Nederland wilde een graantje meepikken. Het is moreel niet goed te praten, maar het is wel te begrijpen.”

Frits Bolkestein woensdag in de Volkskrant: “In mijn herinnering waren dat vijf stoffen, maar ik kan me daarin vergissen want het is 23 jaar geleden. Uitvoer daarvan is strijdig met de wet. Ik zou als politiek verantwoordelijke een oogje toe hebben gedaan? Dat is uitgesloten. (!) Voor benzeen geldt geen exportverbod. Moest de uitvoer daarvan dan toch worden verhinderd? Het is iets ingewikkelder dan Februari schijnt te denken en haar aanklacht houdt geen steek. Ik heb een normale handelsovereenkomst gesloten met Irak.”

Maar beantwoordt dit de morele vraag? Is het waar dat Bolkestein wist dat Saddam oorlogsmisdaden pleegde met gifgassen, de andere kant opkeek en toeliet dat voorlopers van gifgassen door Nederlandse bedrijven werden geleverd? Is het waar dat hij bij discussies over leveranties de rekkelijken aanvoerde? Dit was vóór het verbod van 1984, dus Bolkestein heeft gelijk dat leverantie toen niet in strijd met de wet was (later wel, daar is Van Anraat voor veroordeeld), maar is Bolkestein het eens met Van Baalen dat het achteraf moreel niet goed was? Of zou hij in een vergelijkbare situatie hetzelfde doen?

Dat zijn toch wel redelijke en relevante vragen?