GroenLinks

Verkiezingsprogramma

GroenLinks pleit voor strengere vergunningverlening voor wapenexport, inclusief apparatuur voor cybersurveillance, en voor minder steun aan de wapenindustrie: “Ons land biedt geen plaats aan wapenbeurzen en de overheid ondersteunt Nederlandse bedrijven niet bij deelname aan internationale wapenbeurzen. Nederland wordt strenger in het verlenen van exportvergunningen voor wapens aan landen die ze mogelijk voor verkeerde doeleinden inzetten. Bij voorkeur in Europees verband, maar als het moet zelfstandig. Technologie en apparatuur voor cybersurveillance gaan ook onder het wapenexportbeleid vallen.”

In de Kamer

GroenLinks sprak zich consequent uit voor een strenger wapenexportbeleid. De fractie stemde voor moties voor wapenembargo’s of andere vormen van exportbeperkingen tegen Saoedi-Arabië, Turkije en Egypte, waarvan het voor een aantal ook mede-indiener was. Het wilde een strengere toetsing op het mensenrechtencriterium, waarbij het bijvoorbeeld wees op wapenexporten naar Thailand. Ook de uitvoer van patrouilleschepen van scheepsbouwer Damen naar Libië, waarvoor geen wapenexportvergunning werd aangevraagd, wapenexport naar Pakistan en munitiedoorvoer naar diverse controversiële bestemmingen werden door de partij aan de orde gesteld. Over het laatste punt diende het een motie in om doorvoer naar landen waartegen een ‘presumption of denial’ geldt te blokkeren. Deze motie werd nipt verworpen doordat alle coalitiepartijen tegen stemden.

GroenLinks diende samen met D66 een motie in voor het instellen van een vergunningplicht voor de export van surveillancetechnologie, deze werd met een ruime meerderheid aangenomen, en vroeg ook aandacht voor de export van gezichtsherkenningstechnologie. De partij stemde voor moties voor een VN-wapenembargo tegen Myanmar en voor het aanspreken van Israël op wapenleveranties aan dat land. GroenLinks steunde eveneens moties voor een verbod op de inzet van ontwikkelingssamenwerkingsgeld voor grensbewaking en voor het afzien van het inkopen van ‘smart vests’ voor Nederlandse militairen bij de Israëlische wapenproducent Elbit.

GroenLinks zette zich ook in voor controle op gebruik na levering van wapens en een aparte toets op gendergerelateerd geweld bij exportvergunningverlening. Tevens pleitte het voor het instellen van een sanctieregime door middel van een tijdelijke stop op wapenexportvergunningen voor landen die eerder vanuit Nederland geleverde wapens onwenselijk hebben ingezet. Een motie van GroenLinks om bij aanvragen voor wapenexportvergunningen mee te wegen of “eerdere leveringen aan de betreffende eindgebruiker zijn gebruikt in overeenstemming met het mensenrechtencriterium” werd met een grote meerderheid aangenomen.

De partij stemde voor de oprichting van het Defensiematerieelfonds. Toenmalig woordvoerder Diks noemde dit fonds “een goede stap om meer duidelijkheid te scheppen over de geldstromen” voor materieelaanschaf bij Defensie. Ze keerde zich in het debat hierover weliswaar tegen de ‘koop bij Nederlandse wapenbedrijven’-houding van met name de VVD, maar stelde wel “het van belang [te] vinden om te proberen om, waar mogelijk, ook met de defensie-uitgaven de Nederlandse economie te steunen.” GroenLinks stemde tegen moties voor specifieke steun voor de Nederlandse wapenindustrie, zoals bij de aanschaf van nieuwe onderzeeboten, waar de partij zich eerder al tegen had gekeerd. In het Europees Parlement stemde GroenLinksers tegen de oprichting van het Europees Defensiefonds, maar de Kamerfractie zag wel voordelen in mogelijke besparingen op nationaal uitgaven voor de ontwikkeling van nieuwe wapens.

Terug naar ‘Wapenhandel en de verkiezingen’