[Bijdrage aan het Vredescafé van 16 mei in Gent over Europese militarisering, georganiseerd door Vrede]
De Russische invasie van Oekraïne heeft enorme ellende, dood, vernietiging en lijden veroorzaakt, en dat zal nog wel een tijd doorgaan. Er zijn echter plekken waar nu al bijna vijftien maanden non-stop gefeest wordt. Ik heb het dan over de directiekamers van wapenbedrijven, waar sterk stijgende winsten worden geteld en de aandelenkoersen omhoog schieten. Deze oorlog komt precies op het juiste moment voor de wapenindustrie. En het gaat over meer dan de enorme verhogingen van de militaire uitgaven. Als we inzoomen op de Europese Unie dan zien we een aantal nieuwe maatregelen ten behoeve van de wapenindustrie en van militarisering in bredere zin, maar vooral ook een versnelling van een proces dat al gaande was.
Ik wil heel kort iets vertellen over de stand van zaken bij de start van de oorlog, over wat zich in voorgaande jaren heeft afgespeeld, en daarna wil wat uitgebreider ingaan op de ontwikkelingen sindsdien.
Vredesproject
De Europese Unie is ooit als Europese Economische Gemeenschap mede begonnen als ‘vredesproject’, waarbij in eerste instantie economische samenwerking het uitbreken van nieuwe oorlogen moest voorkomen. De Tweede Wereldoorlog lag toen nog vers in de herinnering. In hoeverre de titel ‘vredesproject’ serieus genomen moest worden, is een vraag op zich waar ik nu niet verder op zal ingaan, maar we moeten constateren dat oorlog binnen het samenwerkingsverband inderdaad niet meer aan de orde is geweest. Het beleid waarbij economisch eigenbelang in internationaal verband voorop stond, heeft echter vaak niet bepaald bijgedragen aan betere situaties in de rest van de wereld. Volgens de kapitalistische logica is dat toch vooral een wingebied, zeg maar gerust dat er sprake is van uitbuiting in termen van arbeid, grondstoffen en afzetmarkten.
Binnen de EU bleef defensie lang een taak en bevoegdheid die bij de lidstaten lag, al was er wel samenwerking binnen bijvoorbeeld de West-Europese Unie. Daarnaast was (en is) de NAVO natuurlijk het belangrijkste militaire bondgenootschap waar ook de meeste EU-landen bij aangesloten waren (en zijn). In de loop van de jaren 1990 werd er echter steeds meer toegewerkt naar Europese samenwerking op militair gebied, mede in de context van de oorlogen in voormalig Joegoslavië, op de drempel van de EU. Ook op het vlak van ‘security’ begon men meer samen te werken en op elkaar af te stemmen, bijvoorbeeld als gevolg van de oprichting van de Schengenzone en van het opvoeren van de bewaking aan de EU-buitengrenzen om migratie te stoppen.
Militarisering
In 2007 kwam er officieel een gemeenschappelijk Europees Veiligheids- en Defensiebeleid. De lidstaten stemden meer op elkaar af en werkten steeds meer samen. Er kwam een gezamenlijke Veiligheidsstrategie. De EU richtte -op basis van personele en materiële bijdragen van de lidstaten- gezamenlijke bataljons op die op buitenlandse ‘vredeshandhavings- en trainingsmissies’ gingen. In feite waren dit gewoon militaire missies, maar lang werd expliciet militair taalgebruik vermeden, omdat de EU zich niet als militaire unie wilde of kon profileren. Dit was ook het geval ten aanzien van de wapenindustrie, die uiteindelijk via doeltreffend lobbywerk een niche wist te vinden binnen de EU onder het predicaat ‘security’. Zo kon het bijvoorbeeld geld meepikken uit de grootschalige EU-financieringsprogramma’s voor wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling.
Intussen werd al in 2004 het Europees Defensieagentschap opgericht, dat zich richt op het bevorderen van de militaire samenwerking binnen de EU, het uitbreiden van militaire capaciteiten en het afstemmen met de wapenindustrie.
Een gezamenlijk EU-wapenexportbeleid bestaat al langer, in de vorm van gemeenschappelijke richtlijnen voor het al dan niet toekennen van wapenexportvergunningen, die alle lidstaten op nationaal niveau moeten implementeren. Dit leidde -tot chagrijn van de wapenindustrie- in sommige landen tot flinke nationale verschillen in hoe streng of soepel deze richtlijnen toegepast worden.
De laatste jaren is dit hele proces in een kentering terechtgekomen. Er werd duidelijk voor gekozen om de EU ook tot een militaire unie te maken. Een gezamenlijke EU-krijgsmacht bleek -en blijkt vooralsnog- een stap te ver, maar er wordt wel steeds meer militair samengewerkt, zowel door de EU in zijn geheel als door wisselende groepen van lidstaten, bijvoorbeeld in het kader van de ‘Permanent Structured Operation’-projecten, waarbij vooral het bevorderen van militaire mobiliteit en het vergemakkelijken van militaire transporten tussen en via lidstaten, de focus vormen. De samenwerking met en binnen de NAVO blijft daarbij voorop staan, maar tegelijkertijd wordt ook gewerkt aan de eigen ‘strategische autonomie’ van de EU, om minder afhankelijk te worden van de Verenigde Staten, die zowel binnen de NAVO als daarbuiten beschikt over het meest uitgebreide militaire apparaat en de bijbehorende hoogste militaire uitgaven ter wereld.
Europese wapenindustrie
De Europese wapenindustrie heeft een drijvende rol gespeeld bij dit militariseringsproces, via effectieve lobby en door nauwe banden te onderhouden met de Europese Commissie en andere relevante instanties. De oprichting in 2021 van het Europees Defensiefonds, met een budget van ongeveer 8 miljard euro voor militair onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe wapens (onder de huidige zevenjarige begrotingscyclus 2021-2027 van de EU), was daarbij de kers op de taart. Het betekende de definitieve overgang van verhulde steun aan de wapenindustrie onder het mom van ‘security’ naar expliciete financiering voor militaire zaken. Omdat de EU binnen dit kader nog geen dodelijke wapens mocht overdragen aan niet-EU-landen werd in maart 2021, buiten de officiële begroting, de Europese Vredesfaciliteit opgericht. Deze wordt -ondanks de mooie naam- gebruikt voor het financieren van militaire operaties van de EU en het leveren van dodelijke wapens aan niet-EU-landen. In eerste instantie had men hierbij vooral Afrikaanse landen op het oog.
Op ‘security’-gebied bleef het overigens ook niet stil. De ‘oorlog tegen terrorisme’ en vooral het in toenemende mate gemilitariseerde grens- en migratiebeleid van de EU leverden groeiende winstmogelijkheden op voor de wapenindustrie. Zo kreeg het EU-grensbewakingsagentschap Frontex -verantwoordelijk voor systematisch geweld en mensenrechtenschendingen aan de Europese buitengrenzen- een miljardenbudget om eigen materieel te kopen of te leasen.
De banden tussen EU-instellingen en de wapenindustrie werden doorheen dit hele proces ook steeds sterker. De industrie is een graag geziene gast geworden bij de Europese Commissie, brengt invloedrijke voorstellen aan en maakt deel uit van belangrijke adviesgroepen. Zo is het Europees Defensiefonds gemodelleerd naar een voorstel van een door de Commissie gecreëerde zogenaamde ‘Group of Personalities’, waarin vertegenwoordigers van wapenbedrijven de boventoon voerden.
De industrie heeft het hele jaar door ontmoetingen met officials en beleidsmakers, o.a. tijdens wapenbeurzen, ronde tafels, conferenties enz. Daarnaast is er een levendige ‘draaideur’-cultuur met de EU-instellingen, waarbij hooggeplaatste ambtenaren vertrekken naar topposities bij wapenbedrijven en andersom. De huidige Europese Commissaris voor de Defensieindustrie, Thierry Breton, kwam bijvoorbeeld rechtstreeks over van het IT-bedrijf Atos, dat zeer actief is op de militaire markt. Hij vervulde er de functie van CEO. Na zijn aantreden als Commissaris stelde hij een permanente dialooggroep in met de wapenindustrie, die advies mag geven over alle voor de industrie relevante beleidsterreinen.
In het algemeen kun je stellen dat de EU vertegenwoordigers van de wapenindustrie heeft omarmd als experts in plaats van als lobbyisten die zich in de eerste plaats richten op het economisch belang van hun eigen bedrijven. Dit is bijvoorbeeld ook heel duidelijk bij de rol die de industrie gespeeld heeft bij het vormgeven van het EU-migratiebeleid. Het door de wapenindustrie gestimuleerde onderliggende narratief voor dit beleid is dat migratie een veiligheidsprobleem is en dat migranten een bedreiging vormen, waarbij de inzet van militaire middelen om hen tegen te houden de logische ‘oplossing’ is.
Versnelling
Dit hele proces van militarisering en bijbehorende stijgende budgetten, is dus al een hele tijd aan de gang. ‘Normaal’ gesproken zouden pas nieuwe grote stappen in dit proces worden gezet in het kader van de eerstvolgende zevenjarige EU-begroting die loopt vanaf 2028, al lag het ook wel in de lijn der verwachting dat tussentijds nieuwe maatregelen afgekondigd zouden worden.
De oorlog in Oekraïne is door de EU en de wapenindustrie, echter aangegrepen om dit militariseringsproces enorm te versnellen. Mijn organisatie, Stop Wapenhandel, heeft samen met het ‘Transnational Institute’ de stappen die in deze context gezet worden, op een rij proberen zetten in het eind vorig jaar gepubliceerde rapport ‘Smokescreen’, met de kanttekening dat er in de afgelopen maanden natuurlijk ook weer nieuwe ontwikkelingen zijn geweest.
Voor de wapenindustrie is het in ieder geval nooit genoeg, die klaagt nu al weer steen en been dat er nog steeds te weinig geld hun kant opkomt.
Wapens voor Oekraïne
Zo’n 30 landen, voornamelijk NAVO- en EU-leden, leveren sinds het begin van de invasie enorme hoeveelheden, en steeds zwaardere, wapens aan Oekraïne als militaire hulp. Bij het begin van de oorlog waren dit meestal overtollige wapens uit de voorraden van de eigen krijgsmacht. Er is echter een grens aan deze middelen en verschillende landen hebben zich tot de militaire industrie gewend om rechtstreeks wapens aan Oekraïne te leveren. Verschillende regeringen ondersteunen de nationale wapenindustrie bij de export naar Oekraïne, bijvoorbeeld met financiering -zoals België en het Verenigd Koninkrijk- of door specifieke structuren op te zetten om de export te faciliteren, zoals Nederland.
Er valt veel te zeggen over het doneren van wapens aan Oekraïne, en het heeft geleid tot lange discussies binnen vredes- en anti-wapenhandelkringen – discussies die verder gaan dan wat ik hier presenteer. Maar een punt om in gedachten te houden is echter de lange levensduur van wapens. Wapens die in het ene conflict aan strijdende partijen worden geleverd, komen bijna altijd terecht in andere conflicten of bij criminele netwerken. Zelfs NAVO- en EU-functionarissen hebben in dit verband hun bezorgdheid geuit over wapendonaties aan Kiev, waarbij ze ook wezen op de slechte staat van dienst van Oekraïne op het gebied van internationale wapendeals. Het land negeert systematisch embargo’s en heeft er bijvoorbeeld geen problemen mee om samen te werken met de dictatuur in Myanmar wat wapenproductie betreft.
Aanvullen en vervangen van wapens
De Europese Commissie noemde “de noodzaak om op korte termijn de defensievoorraden aan te vullen en uit te breiden -ook ter compensatie van de militaire hulp aan Oekraïne”- een van de meest urgente stappen die op dit moment moet worden genomen. In eerste instantie richt de Commissie zich nu op munitie, dat er op grote schaal doorheen gejaagd wordt in de oorlog.
Een EU-instrument om de munitieproductie in Europa te verhogen is in de maak, omdat de huidige productiecapaciteit van de Europese wapenindustrie tekort zou schieten. Het plan, dat Europees Commissaris Breton na uitgebreid overleg met de wapenindustrie opstelde, behelst zowel een financiële enveloppe van een half miljard euro om de capaciteiten van de industrie te helpen opvoeren als het wegnemen van ‘obstakels’, met name wetgeving rond arbeidstijd en milieuregels.
Dit plan moet officieel nog aan de lidstaten voorgelegd worden, wat halverwege dit jaar zou gebeuren. De Nederlandse minister van Defensie stelde eerder dit jaar al voor om de wapenindustrie maar direct uit te nodigen bij de bespreking van dit initiatief in Brussel.
Binnen deze hele context neemt de algemene vraag op de internationale wapenmarkt uiteraard toe. Afgelopen maart publiceerde het Zweedse onderzoeksinstituut SIPRI de cijfers over de internationale wapenhandel in 2022. Daarin valt duidelijk te zien dat Europa -in lijn met de voorgaande jaren maar nu in nog intensere mate- de grootste groeimarkt is. De oorlog in Oekraïne speelt hierbij uiteraard een rol. Maar wapenaankopen en -productie zijn vaak meerjarenaangelegenheden dus deze stijgende Europese trend zal de komende jaren nog duidelijker worden, vooral omdat alle besluiten over nieuwe wapenaankopen dan ook gerealiseerd moeten worden.
Een opvallend gevolg van de oorlog was dat Polen vorig jaar opeens opdook in de top tien van grootste wapenexporteurs ter wereld. Dat komt omdat het in 2022, na de VS, de belangrijkste leverancier van wapens aan Oekraïne was.
Vooralsnog lijken Amerikaanse wapenbedrijven overigens de grootste winnaars van deze oorlog, hoewel ook de Europese wapenbedrijven er zeker niet bekaaid vanaf komen. Een zorgelijke ontwikkeling die hierbij ook speelt, is dat landen die nog oude Russische of Sovjetwapens hebben, daar zo snel mogelijk vanaf willen, omdat ze willen vermijden dat het noodzakelijk onderhoud nog door Russische wapenbedrijven wordt gedaan. Die wapens worden bijgevolg verkocht aan derde landen die nog steeds goede banden met Rusland onderhouden. Dit voedt de toch al niet zo transparante markt voor tweedehandswapens nog meer, met allerlei duistere transacties en dubieuze leveringen tot gevolg. En de wapens die simpelweg worden weggegooid, moeten eveneens worden vervangen. Ook daarvoor wenden staten zich vooral tot Amerikaanse en Europese wapenbedrijven.
Stijging militaire uitgaven
Wat in de media en het publieke debat -al kun je vaak nauwelijks van een publiek debat spreken- natuurlijk het meest zichtbaar is, is de enorme stijging van de militaire uitgaven. In 2021 stegen de wereldwijde militaire uitgaven volgens SIPRI voor het eerst tot boven de 2 biljoen dollar (2000 miljard dollar). Vorig jaar zijn die wereldwijd nog eens met 127 miljard dollar toegenomen, tot 2,24 biljoen dollar, het hoogste niveau ooit – ook hoger dan tijdens de Koude Oorlog dus.
Sinds de Russische inval in Oekraïne is door Europese landen al 345 miljard dollar extra uitgegeven aan militaire doeleinden, en er kunnen de komende jaren nog flinke verdere verhogingen verwacht worden. Alleen al dit bedrag is op zich bijna drieënhalf keer zoveel als wat er wereldwijd zou moeten uitgegeven worden aan klimaatfinanciering om de meest kwetsbare landen te helpen de gevolgen van de door rijke landen veroorzaakte klimaatverandering op te vangen. Ik zeg ‘zou moeten uitgeven worden’, omdat deze afspraak langs geen kanten wordt nageleefd.
De extra militaire uitgaven worden voornamelijk gebruikt om wapens te kopen en te upgraden. Veel landen publiceerden lange boodschappenlijstjes, met daarop veel zware wapensystemen. Het wordt daarbij bijna als een gegeven beschouwd dat de militaire budgetten in de EU- en NAVO-landen verhoogd moeten worden, met de beruchte ‘2% van het Bruto Binnenlands Product’ die de NAVO-leiders in 2014 zijn overeengekomen als een belachelijke nieuwe bestedingsdoelstelling. Het is echter goed om te beseffen dat deze algemeen aangenomen ‘behoefte’ aan meer militaire uitgaven op niets is gebaseerd.
De cijfers spreken boekdelen. Vorig jaar gaven de NAVO-landen samen meer dan 16 keer zoveel uit aan hun strijdkrachten dan Rusland. Met de toetreding van Zweden en Finland wordt dit nog iets meer. Het grootste deel van dit budget komt van de Verenigde Staten, maar de EU-leden alleen (zonder het VK dus) geven gezamenlijk ook enkele malen meer uit aan hun respectievelijke strijdkrachten dan Rusland. Defensie-uitgaven zeggen niet alles, maar er hoeft geen enkele twijfel te bestaan over de militaire overmacht van de NAVO of de EU ten opzichte van Rusland. Het is dan ook onzin om te stellen dat Rusland een bedreiging zou vormen voor andere landen dan zijn directe buren – ware het niet dat er ook kernwapens in het spel zijn.
Ik ga daar nu niet verder op in, maar het feit dat Rusland vandaag met de inzet van kernwapens kan dreigen is toch echt het resultaat van enerzijds het niet serieus oppakken van nucleaire ontwapening na de Koude Oorlog, en anderzijds het afbreken van een stelsel van ontwapenings- en wapenbeheersingsverdragen tijdens de laatste twee decennia. Hieraan hebben alle kernwapenstaten schuld, maar de NAVO komt hier duidelijk het slechtst uit. Kernwapenstaten zijn momenteel allemaal hun arsenalen aan het moderniseren, vaak met inbegrip van de ontwikkeling van gevaarlijkere nieuwe kernwapens. Wat kernontwapening betreft zal er de komende jaren -waarschijnlijk decennia- dus weinig vooruitgang geboekt worden, ondanks het internationaal Kernwapenverbod dat sinds eind januari 2021 van kracht is.
Deskundigen wijzen er terecht op dat de stijgende militaire uitgaven aan westerse zijde eigenlijk meer te maken hebben met de machtsverhouding met China dan met Rusland. En hoewel China veel meer uitgeeft dan Rusland en het zijn militaire budgetten de laatste jaren flink ophoogt, staat ook de Chinese militaire slagkracht volledig in de schaduw van de NAVO-overheersing op dit vlak.
EU-financiering
De Europese Commissie heeft aangekondigd dat het later dit jaar met een voorstel zal komen om de budgetten voor het Defensiefonds en de Vredesfaciliteit flink te verhogen. Het Defensiefonds zou van 8 miljard naar 13 miljard euro opgehoogd kunnen worden. Het budget van de Vredesfaciliteit zal opgetrokken worden met een nog onbekend bedrag, nadat dit het afgelopen jaar al verdubbeld was van 5 miljard naar 10 miljard euro.
De oorlog in Oekraïne heeft ook geleid tot het opzetten van fondsen voor gezamenlijke wapenaankopen door drie of meer lidstaten. Voor de komende twee jaar plant de EU hiervoor een tijdelijk reguleringsinstrument: de ‘European defence industry reinforcement through common procurement act’ (EDIRPA). De Commissie opperde om hiervoor 500 miljoen euro beschikbaar te stellen, maar het Europees Parlement heeft recent aangegeven het dubbele bedrag te willen. Onderhandelingen met de lidstaten hierover zijn nog aan de gang. Na deze periode van twee jaar moet een nieuw permanent financieringsmechanisme voor de gezamenlijke aankoop van defensieproducten in het leven geroepen worden. Zowel de EU als de regeringen van de lidstaten hebben duidelijk gesteld dat deze financiering ten goede moet komen aan de Europese wapenindustrie en dat deze industrie ook wordt gedreven door economische belangen.
De Europese Investeringsbank (EIB) lanceerde eveneens een nieuw miljardenpakket om de wapenindustrie binnen de EU te financieren, met uitsluiting van de productie van dodelijke wapens. De vicepresident van de Investeringsbank suggereerde alvast dat indien lidstaten de financieringsmogelijkheden van de EIB goed benutten, ze hun eigen geld kunnen vrijmaken om wel dodelijke wapens aan te schaffen.
Taxonomie en investeringen
Een van de discussies die al een tijdje binnen Europa gevoerd wordt, is de kwestie van duurzame investeringen. Om beleggers -banken, pensioenfondsen, verzekeraars en anderen- richtlijnen te geven hierover, is men momenteel bezig met het samenstellen van een ’taxonomie’. Naast overwegingen rond milieu en klimaatverandering is er ook een voorstel in de maak voor een ‘sociale’ taxonomie. In een eerste ontwerp werd duidelijk gemaakt dat de militaire industrie geenszins als een duurzame investering kan worden beschouwd. De wapenindustrie lobbyt hier hard tegen en probeert daarbij te profiteren van haar huidige ‘populariteit’. Ze argumenteert dat veiligheid een voorwaarde is voor duurzaamheid en dat wapenproductie als zodanig duurzaam is. Een lachwekkende redenering? Ja, maar mogelijk succesvol: het definitieve conceptadvies sociale taxonomie vermijdt algemene uitspraken over wapens en noemt alleen de productie van internationaal verboden wapens als problematisch. Het is de laatste maanden verder nogal stil geweest hierrond, maar de Europese Commissie blijft in het algemeen oproepen om wapenbedrijven een vlotte toegang te verlenen tot private financiering.
Ondertussen hebben sommige banken hun uitsluitingsbeleid herzien en zijn ze begonnen met het (her)opnemen van wapenbedrijven in hun beleggingsportefeuilles. Sommige regeringen, zoals de Nederlandse, lobbyen hier ook actief voor bij de financiële sector, waarbij ze bovendien nadrukkelijk aandringen op het beleggen in kernwapenbedrijven, omdat nagenoeg alle grote wapenbedrijven, zoals de Europese wapengiganten Airbus, Leonardo en Thales, betrokken zijn bij de productie of het onderhoud van kernwapens. Hierin schuilt het meest reële gevaar op achteruitgang van de huidige praktijk. Vrijwel geen enkele financiële instelling sluit alle wapenbedrijven uit hun beleggingen, maar steeds meer instellingen zijn de afgelopen jaren wel overgegaan tot het verwijderen van kernwapenbedrijven uit hun beleggingsportefeuilles.
Wapenexportbeperkingen
Ook wat de wapenexportbeperkingen betreft gaat het in Europa de verkeerde kant op. Soms worden die heel direct versoepeld. Zo bleken Finland en Zweden maar al te bereid om hun moratoria op wapenexport naar Turkije op te geven, in ruil voor de toestemming van Ankara om toe te treden tot de NAVO. De Turkse invasie in Noord-Syrië, de repressie tegen de Koerden en de politieke oppositie, de mensenrechtenschendingen en de gespannen relaties met de buurlanden zijn opeens allemaal vergeten, en kunnen voortaan gehandhaafd worden met Zweedse en Finse wapens.
Maar er zijn ook veranderingen op EU-niveau in aantocht. De wapenindustrie klaagt al langer steen en been over het ontbreken van een zogenaamd ‘level playing field’. De algemene criteria voor de EU-wapenexport gelden voor alle lidstaten, maar de interpretatie ervan wordt overgelaten aan de individuele regeringen en varieert bijgevolg nogal in strengheid. Nu stelt de Europese Commissie voor om exportvergunningen voor de overdracht van wapenonderdelen binnen de EU af te schaffen als het gaat om een gezamenlijke wapenproductie in het kader van het Europees Defensiefonds (EDF). Voor de export van een compleet wapensysteem naar een niet-EU-land hoeft dan alleen nog het land waar het systeem wordt geassembleerd een uitvoervergunning af te leveren. Dit zal ongetwijfeld leiden tot een ‘race to the bottom’, waarbij bedrijven ernaar streven hun systemen te laten assembleren in de lidstaten met de minst strikte interpretatie van de EU-wapenexportcriteria, zoals Frankrijk of Bulgarije. Een extra bonus voor de industrie: de Commissie heeft ook btw-vrijstellingen voorgesteld voor de overdracht van wapencomponenten binnen de EU voor EDF-projecten.
Sancties en grondstoffen
Een van de weinige tegenslagen voor de wapenindustrie als gevolg van de oorlog in Oekraïne is dat ze last heeft van de sancties tegen Rusland en Wit-Rusland. De industrie ondervindt ook moeilijkheden bij de toegang tot grondstoffen, waarvoor ze gedeeltelijk afhankelijk is van Rusland. Maar de Europese Commissie schiet opnieuw te hulp en kondigde een ‘Critical Raw Materials’-initiatief aan om de toegang van de wapenindustrie tot grondstoffen zoals titanium te garanderen. Als onderdeel van het initiatief zou meer zelfvoorziening in de EU gepland worden, inclusief het (her)starten van mijnbouw met alle destructieve gevolgen van dien voor lokale omgevingen en gemeenschappen.
Gemilitariseerd migratiebeleid
Ook op het gebied van het Europees migratiebeleid zijn de gevolgen van de oorlog in Oekraïne merkbaar. De EU liet zich redelijk van zijn goede kant zien bij de opvang van Oekraïense vluchtelingen, althans van witte vluchtelingen, want niet-witte vluchtelingen werden vaak tegengehouden of als het om niet-Oekraïense staatsburgers ging, onder druk gezet om naar hun land van herkomst terug te keren. Het is de vraag hoe lang de steun aan Oekraïense vluchtelingen aangehouden zal worden, maar vooralsnog staat deze vooral in scherp contrast met de behandeling van alle andere vluchtelingen. Terwijl aan de Poolse grens vluchtelingen uit Oekraïne worden opgevangen, worden een paar honderd kilometer verderop vluchtelingen uit Wit-Rusland bijvoorbeeld nog steeds terug de grens over geslagen.
Het EU-grensbewakingsagentschap Frontex, dat de afgelopen jaar nogal onder vuur lag vanwege zijn betrokkenheid bij illegale pushbacks [het over een grens terugdringen van vluchtelingen en migranten zonder hen enige mogelijkheid te geven om asiel aan te vragen], is ondertussen weer in achting gestegen dankzij zijn operaties om Oekraïense vluchtelingen te ondersteunen.
Onder het mom van het helpen bij de opvang van Oekraïense vluchtelingen in de buurlanden van de EU streeft Frontex echter zijn eigenlijke doelstelling na: het afstoppen van de irreguliere migratie. Een dergelijke hulpoperatie werd bijvoorbeeld opgestart in Moldavië. In de kleine letters van de overeenkomst met dat land stond de werkelijke doelstelling te lezen. Bij de verlenging van deze operatie eerder dit jaar, werd het afstoppen van de irreguliere migratie richting EU ook publiekelijk genoemd als hoofddoel.
Voor Oekraïne zelf ligt hetzelfde in het verschiet. Een recente overeenkomst tussen Frontex en Oekraïne behelst onder meer de donatie van bewakingsmaterieel aan de Oekraïense grenswacht en de voorbereiding van Frontex-operaties in het land. Intussen zitten er nog steeds vluchtelingen uit derde landen opgesloten in door de EU betaalde detentiecentra in Oekraïne, terwijl de gevechten soms letterlijk voor de poorten ervan plaatsvinden. Ook in het kader van de al langer lopende ‘Border Assistance Mission’ van de EU in Oekraïne doneerde de EU eind vorig jaar nog nieuw materieel aan de Oekraïense grenswacht, met de duidelijke boodschap dat de oorlog niet mag leiden tot een verslapping van de bewaking van de grenzen met de EU-landen.
Tot slot
Terug naar de EU-militarisering en de wapenindustrie. Er wordt maar weinig parlementair en publiek debat gevoerd over alle verhogingen van de militaire uitgaven en de steunmaatregelen voor de wapenindustrie. Hoewel uit enquêtes blijkt dat de publieke steun hiervoor minder groot is dan lijkt, worden nieuwe begrotingen en steunmaatregelen in de parlementen van de lidstaten aangenomen met grote meerderheden. Vaak gebeurt dit zonder enige serieuze onderbouwing. Het inroepen van “Rusland” en “jarenlange onderbesteding” –een grove leugen– is meestal al voldoende.
Er wordt nauwelijks nagedacht over de gevolgen op langere termijn. Zo zal het flink opvoeren van de wapenproductiecapaciteit -het overgaan tot een zogenaamde ‘oorlogseconomie’- ook na deze oorlog moeilijk terug te draaien zijn. Om de productie en de afzet dan op hetzelfde peil te houden zal al snel aangestuurd worden op meer wapenexporten naar andere niet-EU-landen, wat sowieso al een belangrijk doel is van bijvoorbeeld het Europees Defensiefonds.
De keuze voor militarisering in plaats in te zetten op diplomatie zal eveneens op lange termijn merkbaar zijn. In tijden van toenemende geopolitieke spanningen en onzekerheden is de neiging groot om terug te grijpen naar simpele antwoorden (meer wapens) en zogenaamde ‘sterke’ leiders, oftewel autoritaire zelfingenomen mannen. Als vredesbeweging zitten we zwaar in de verdrukking, we worden afgeschilderd als naïef, dom en zelfs als Poetin-propagandisten. Toch is het belangrijk dat we een ander geluid laten horen en blijven protesteren. Al was het maar om te laten zien dat er geen volledige consensus is in Europa over meer wapens en meer militaire uitgaven.
Mijn collega Wendela de Vries, die hier door ziekte helaas niet kan zijn, wilde in dit kader haar praatje afsluiten met enkele regels uit een bekend gedicht van de Nederlandse schrijver Remco Campert. Ik neem dat graag van haar over:
“Verzet begint niet met grote woorden
maar met kleine daden
(…) jezelf een vraag stellen
daarmee begint verzet
en dan die vraag aan een ander stellen.”
Mark Akkerman