VS verleent status aparte aan India’s nucleaire programma

Dubbele standaarden:

VD AMOK 2006 nr.1

Terwijl Iran al tweeëneenhalf jaar dreigende taal uit Washington hoort, gooit de VS het ten aanzien van India over een heel andere boeg. Begin maart sloten premier Singh en president Bush een volgens beide ‘historisch’ akkoord voor nucleaire samenwerking. Het contrast kan amper groter zijn: Iran, lid van het Non-proliferatieverdrag (NPV), kan met een beetje pech een bommencampagne tegemoet zien, waar India – geen NPV-lid, wèl kernwapenstaat – in ruil voor enkele kleine concessies kan rekenen op steun bij haar ‘civiele’ nucleaire programma. Dat meten met twee maten is het failliet van het huidige nucleaire non-proliferatiebeleid. Toch bleef kritiek op de Amerikaanse stap vrijwel uit.

Acht jaar na de kernproeven van India en Pakistan is de Amerikaanse regering duidelijk een nieuwe richting ingeslagen. Gold aanvankelijk een harde lijn van militaire en nucleaire sancties, direct na 11 september 2001 werden wapenexporten formeel al weer toegestaan. Naar de smaak van India bleef Washington echter een stroeve partner; naast een enkele order en wat gezamenlijke militaire oefeningen bleef de toenadering vooral een van mooie woorden. Het beeld bestond in New-Delhi dat de VS in de strijd tegen het terrorisme meer naar Pakistan neigde, vanwege de sleutelpositie als buurland van Afghanistan. Pakistan, en niet India, kreeg de erestatus als ‘major non-Nato ally’. Pakistan, en niet India, kreeg toegang tot een militair steunpakket ter waarde van vele honderden miljoen dollars.

Hoewel voor 11 september geen land nauwere banden onderhield met de Taliban dan Pakistan, koos zelfbenoemd president Musharraf ijlings na de aanslagen in de VS de kant van Bush. Hij had daarbij misschien ook weinig keus: verdere steun aan de Taliban was vragen om moeilijkheden. Niettemin vormt de huidige samenwerking met de VS evengoed een bedreiging van zijn machtspositie. Een groeiende streng religieuze en fel anti-Amerikaanse politieke beweging zaagt aan de poten van zijn bewind. Al verscheidene malen ontsnapte Musharraf ternauwernood aan een moordaanslag. Met een geschiedenis die wordt gekenmerkt door staatsgrepen, is een succesvolle aanslag op zijn leven voldoende voor complete chaos of zelfs een radicaal-islamitische coup. Pakistan’s kernwapenarsenaal in handen van een Taliban-achtig bewind is daarmee een reëler gevaar dan de lange weg die Iran nog te gaan zou hebben.

De Amerikaans-Pakistaanse samenwerking liep een flinke deuk op toen eind 2003 duidelijk werd dat Abdul Qadeer Khan – de ooit in Nederland opgeleide en werkzame atoomspion – aan de basis stond van een nucleair smokkelnetwerk waarvan de omvang nog steeds niet ten volle bekend is. Met zijn publieke schuldbekentenis en onder huisarrest zijn de Amerikanen vooralsnog tevreden. Een uit de school klappende Khan zou de positie van de VS wel eens enorm kunnen schaden. Nu al staat vast dat de Amerikaanse (en Nederlandse) regering in de jaren ’70 en ’80 al wisten van de omvangrijke smokkeloperatie richting Pakistan. Het zou verbazen als men niets heeft geweten van de handel in de jaren erna richting Iran, Libië en Noord-Korea. Merkwaardig is in ieder geval dat de Amerikanen zich zomaar neerleggen bij de weigering van Musharraf om Khan beschikbaar te stellen voor ondervraging door de VS of het atoomagentschap IAEA. Liever verklaart men dat een tijdperk is afgelopen met de uitschakeling van Khan en zijn kornuiten.

Wat dat betreft is India in veel opzichten een aantrekkelijker partner voor de VS. De aanhoudende hoge economische groei en de gevoelde dreiging van de opkomende grootmacht China hebben de laatste paar jaar tot meer toenadering geleid. India, dat zich graag afficheert als ’s werelds grootste democratie, biedt gouden kansen voor het bedrijfsleven: goedkope, relatief goed geschoolde arbeidskrachten en een snel groeiende middenklasse. Bovendien betekent vriendschap met India een belangrijke buffer en bondgenoot tegen een eveneens booming China. Hoewel de relatie tussen China en India min of meer vriendschappelijk is betwisten beide landen nog de nodige vierkante kilometers grensgebied. In 1962 was dat reden voor een – door India gevoelig verloren – conflict.

In dat kader past de nucleaire samenwerking zoals die op 2 maart door beide leiders werd beklonken. India heeft in het verdrag beloofd een handjevol nucleaire installaties als niet-militair te bestempelen en (gedeeltelijk) open te stellen voor inspecties. Die winst was voor IAEA directeur El-Baradei reden genoeg de overeenkomst toe te juichen: beter iets dan niets. Dat India buiten het NPV blijft is daarmee een geaccepteerd gegeven dat nucleaire samenwerking niet in de weg hoeft te staan. De overeenkomst laat India’s kernwapenprogramma volledig ongemoeid. Hoewel het toestaan van beperkte inspecties voor sommige Indiërs als hoogverraad geldt, is de uitzonderingsstatus een overwinning voor de Indiase regering. “India had niet op een betere deal kunnen hopen”, aldus regeringsadviseur Amitabh Mattoo tegenover de New York Times. “Het biedt toegang tot civiele kernenergie, het beschermt je strategische [kernwapen]programma en het brengt India in de hoofdstroom.” Met de nucleaire samenwerking hoopt de regering Bush de deur open te hebben gezet naar nauwere handelsbetrekkingen en intensivering van de militaire banden. Waar vooral Rusland, Israël en EU-landen de laatste decennia met wapenorders wegliepen, hoopt Washington nu op de verkoop van gevechtsvliegtuigen (F-16 of F/A-18) en een raketschild (Patriot en Arrow luchtafweer). Als gunstig bijeffect wordt gehoopt dat met een stijgend kernenergiegebruik de druk op de olieprijzen zal verlichten.

De Indiaas-Amerikaanse samenwerking is tegelijk het failliet van het NPV. Ondanks de gegronde kritiek op het oude non-proliferatiesysteem, is Amerika’s eenzijdige stap om dat systeem nu maar te verlaten waarschijnlijk het begin van het einde. Met een uitzondering voor India kan tegenover andere niet-leden met nucleaire ambities moeilijk een andere lijn gekozen worden. Het zet de deur open voor andere niet-NPV kernwapenmachten als Israël en Pakistan om vergelijkbare initiatieven te ontwikkelen. Niet voor niets liet Musharraf daags na de overeenkomst weten dat het meer hulp uit China zocht. China werkt nu al voor Pakistan aan een tweede kerncentrale bij de plaats Chasma.

Ondanks dat de sfeer tussen India en Pakistan de laatste jaren iets ten goede is gekeerd, kan die ook zo weer omslaan. Dat bleek ook vier jaar geleden toen India na een aanslag op het parlement in Delhi Pakistan daarvoor verantwoordelijk hield. Ondanks een massale mobilisatie bleef een vierde Indiaas-Pakistaanse oorlog ternauwernood uit. De vorming van een Chinees-Pakistaans en een Indiaas-Amerikaans machtsblok kan gemakkelijk leiden tot toenemende polarisatie.

Ook gaat het akkoord met India voorbij aan het ontbreken van gebrek aan een goed exportcontrolesysteem in India. Dat voortdurend naar AQ Khan wordt verwezen als reden om Pakistan uit te sluiten van nucleaire samenwerking, betekent echter niet dat India de zaken zo goed voor elkaar heeft. Een recent rapport van het Amerikaanse onderzoeksinstituut ISIS wijst erop dat India clandestiene routes gebruikt om een geheim uraniumverrijkingsprogramma op te zetten. Bovendien lekt door slechte controlemechanismen nucleaire technologie weg uit India. Het is in dit verband belangrijk te weten dat India bijvoorbeeld met Iran goede betrekkingen onderhoudt. In 2002 sloten beide landen een defensiesamenwerkingsovereenkomst af. In maart nog volgden ruim tweehonderd Iraanse soldaten een training aan India’s belangrijkste marine opleidingscentrum. Daarnaast heeft Iran belangstelling getoond voor allerhande militaire elektronica, waaronder het in India onder licentie geproduceerde Flycatcher vuurleidingssysteem van Thales Nederland.

Op diplomatieke gebied heeft de relatie tussen India en Iran wel schade opgelopen doordat India onlangs de kant van het Westen koos bij de beslissing om de kwestie Iran voor de VN-Veiligheidsraad te brengen.

Frank Slijper
Campagne tegen Wapenhandel