Israëlische wapenindustrie: high tech, exportgericht en combat proven

Gepubliceerd Vredesmagazine juni 2015 – Vorig jaar werd de film The Lab van de Israëlische regisseur Yotam Feldman in Nederland vertoond. Feldman legt daarin de relatie bloot tussen activiteiten van het Israëlische leger in de afgelopen oorlogen, en de spectaculaire technische ontwikkeling van Israëlische defensiebedrijven. Hij interviewt wapenhandelaars, militairen en ‘militair filosofen’ (ja, ze bestaan echt) en bezoekt onder meer een wapenbeurs.

Zijn verontrustende conclusie is dat het Israëlische bedrijfsleven inmiddels een groot economisch belang heeft bij oorlogvoering: veel banen zijn afhankelijk van de wapenproductie en wapenexport. Er is een innige relatie tussen leger, wapenindustrie en ministerie van defensie. Nieuwe technologie wordt zo snel mogelijk uitgeprobeerd en op grond van feedback van de krijgsmacht verder aangepast en verbeterd. Ook worden er wapens ontwikkeld in reactie op actuele oorlogssituatie, op grond van verzoeken vanuit de krijgsmacht, en wordt er betrekkelijk gemakkelijk geïnvesteerd in nieuwe technologieën, ook als die zichzelf nog niet bewezen hebben.

Israël investeert gigantisch in militaire research & technologie. Als klein land met relatief weinig manschappen is militair overwicht alleen mogelijk door inzet van zeer geavanceerde hightech, zo is de gedachte. Michael Brzoska van de Universiteit van Hamburg berekende dat 30 procent van alle R&T uitgaven in Israël naar militair onderzoek gaan. Ter vergelijking: in Duitsland is dat 2 procent. Israël loopt dan ook voorop met dronetechnologie en is de belangrijkste exporteur van drones in de wereld; het verkoopt meer van deze onbemande wapensystemen dan de Verenigde Staten, de andere grote drone-exporteur. De meeste Israëlische drones gaan naar Azië, vooral naar India, maar bij het huidige tumult in het Midden Oosten worden ook de Arabische landen steeds meer een groeimarkt.

Israël loopt ook voorop met gerobotiseerde wapens, waarvan een deel al wordt ingezet voor onder meer automatische bewaking van de Muur tussen Israël en Gaza. Deze robottechnologie wordt hoog gewaardeerd door de Israeli Defence Force (IDF). Tijdens een recent internationaal congres over nieuwe strategieën werd, op grond van lessen uit de recente oorlogen in Gaza en Libanon, vastgesteld dat robottechnologie een grotere rol zou moeten spelen bij de beheersing van vijandig gebied. In de vier oorlogen die Israël sinds 2006 heeft uitgevochten speelden grondtroepen weinig tot geen rol. Deze oorlogen werden uitgevoerd met ‘standoff’ wapens, zoals raketten, die worden afgevuurd van afstand. Voor de beheersing van terrein is volgens de Israëlische strategen echter inzet ter plekke nodig, en nieuwe investeringen in bewapening moeten dan ook gedaan worden in systemen die daar geschikt voor zijn, zoals robotwapens.

Volgens het IDF is door alle hightech investeringen de precisie van de wapens toegenomen, wat goed is voor de veiligheid van de eigen troepen maar ook om onschuldige slachtoffers bij de tegenstander te voorkomen. Helaas lijkt dat laatste nog niet zo te lukken, gezien het grote aantal getroffen Palestijnse burgers bij de meest recente oorlogen in Gaza, maar dat lag wellicht niet aan de wapens. Volgens een groep Israëlische militairen en oud-militairen, die zich hebben verenigd in ‘Breaking the Silence’, schoten de ‘Rules of Engagement’ in de Gaza-oorlogen danig tekort in het beschermen van de burgerbevolking. Dat deze militairen uit de school klappen is niet, zoals hun tegenstanders beweren, omdat ze pro-Palestijns zijn, maar omdat ze in een fatsoenlijk land willen wonen dat mensenrechten respecteert. Veel weerklank vinden de getuigenissen van ‘Breaking the Silence’ helaas nog niet in de Israëlische maatschappij. De recent aangetreden rechtse en onverzoenlijke nieuwe regering Netanyahu geeft weinig hoop op een meer vreedzaam beleid. De Israëlische vredesbeweging is niet erg sterk meer, al zijn er nog steeds dappere jongeren die tegen de stroom in weigeren hun militaire dienst te vervullen. En al is het aanzien van militaire dienstplicht in de maatschappij afgenomen: het is niet meer de beste start voor je carrière.

Israëlische wapens en veiligheidstechnologie staan internationaal hoog aangeschreven en wordt op beurzen en in militaire tijdschriften aangeprezen met slogans als ‘battlefield proven’. Dat legt de Israëlische wapenindustrie geen windeieren. Volgens het militaire weekblad Jane’s is Israël inmiddels de zesde wapenexporteur ter wereld. In 2012 exporteerde het $2.4 miljard aan militaire goederen. Per hoofd van de bevolking is het relatief kleine land daarmee zelfs de grootste wapenexporteur, met een export van ongeveer $300 per inwoner, aanzienlijk groter dan de export per hoofd van de VS, in volume ’s werelds grootste wapenexporteur, maar per hoofd slechts $90. En de export groeit snel. Volgens het Zweedse onderzoeksinstituut SIPRI is tussen 2001 en 2012 de Israëlische wapenexport meer dan verdubbeld. Gemiddeld wordt nu 75% van de Israëlische militaire productie geëxporteerd.

Nederland ziet geen been in het onderhouden van militaire betrekkingen met Israël. Integendeel, vorig jaar nog was onze Minister van Defensie Hennis op bezoek bij haar Israëlische collega om de banden aan te halen. Een belangrijk punt daarbij is dat Elbit Systems of America, een volle dochter van het Israëlisch bedrijf, een contract heeft getekend met de Nederlandse krijgsmacht voor onderhoud van F-16’s en Apache gevechtshelikopters. Het heeft mede daarvoor een vestiging bij vliegbasis Woensdrecht geopend. De Nederlandse overheid ziet hierin een mooi werkgelegenheidsproject.

In de toekomst zal Elbit in Woensdrecht ook onderhoud verzorgen voor de JSF, het nieuwe Amerikaanse gevechtsvliegtuig dat ‘we’ gaan aanschaffen. De vraag rijst of in Woensdrecht dan ook de Israëlische JSF’s in onderhoud zullen komen. En wat nu als deze daarna bombardementsvluchten op Gaza uitvoeren? Het Nederlandse beleid ten aanzien van wapenexport naar Israël is erop gericht om geen materieel te leveren dat kan worden ingezet tegen de Palestijnse bevolking. Onderhoud van Israëlische gevechtsvliegtuigen zou daarmee in strijd zijn.
Overigens wringt de regering zich nogal in bochten om de samenwerking met Elbit te rechtvaardigen. In antwoord op een brief van verschillende politieke partijen en solidariteitsgroepen over de relatie tussen Elbit en de Nederlandse krijgsmacht schrijft Hennis dat de “samenwerking geen betrekking heeft op activiteiten die te maken hebben met de nederzettingen of de afscheidingsbarrière.” Met afscheidingsbarrière bedoeld Hennis de Muur tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever, die door het Internationaal Gerechtshof illegaal is verklaard. Elbit levert onder meer bewakingsapparatuur voor deze Muur. Als we de brief van de minister goed lezen, is er dus geen bezwaar tegen handel met Elbit, dat meewerkt aan een door het Strafhof illegaal verklaard project, zolang wij van het bedrijf maar geen apparatuur voor grensmuurbewaking afnemen. Over dit antwoord heeft Hennis overigens drieënhalve maand na moeten denken. De brief werd verstuurd in november, het antwoord van de minister kwam in maart.

Defensiesamenwerking tussen Nederland en Israël bestaat verder uit kennisuitwisseling en trainingen. Niet alleen de Israëlische wapens zijn een gewild product, er is ook grote interesse voor de Israëlische ervaring met gevechten in dichtbevolkt gebied tegen een zogenaamd ‘asymmetrische vijand’ (een vijand die met guerrillatechnieken vecht tegen een professioneel en goed uitgerust leger). Onder meer het Korps Commandotroepen maakt gebruik van Israëlische trainingsfaciliteiten, zoals die zijn ontwikkeld op grond van ervaring in diverse oorlogen. Ter ontspanning krijgen de Commando’s van de Israëlische overheid na hun training een rondleiding aangeboden door Jeruzalem, met daarbij voorlichting over het vreedzaam samenleven der verschillende culturen. Hopelijk zijn de Commando’s slim genoeg om daar doorheen te kijken.

Wendela de Vries mei 2015