JSF: Hoogvlieger of zinkend schip?

JSF: Hoogvlieger of zinkend schip?

door Frank Slijper

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 405, 26 augustus 2005 Drie jaar geleden stapte Nederland in het Joint Strike Fighter project. Dat ging niet zonder slag of stoot. Na een tumultueus half jaar, dat gedomineerd werd door het gevechtsvliegtuig, de val van Paars Twee, maar meer nog politieke opkomst van en moord op Pim Fortuyn, gaf een meerderheid van het parlement uiteindelijk groen licht.

Of Fortuyn bij leven zijn fractie voor de JSF had laten stemmen zal altijd een raadsel blijven (1), maar met JSF adept Mat Herben aan het LPF-roer wisten luchtmacht en industrie zich verzekerd van de benodigde politieke steun.

Inmiddels komt het miljardenprogramma nog maar sporadisch in de Nederlandse krant. Soms een berichtje van een order voor deze of gene toeleverancier en af en toe wat ophef over de orderstroom die maar niet op gang wil komen. Terwijl wel degelijk veel aan de hand is rond de ontwikkeling van dit megaproject. Nederlands grootste wapenaankoop aller tijden is hard op weg het fiasco te worden dat velen jaren geleden al voorspelden.

Naast rooskleurige propagandapraat van de hoogste bazen van hoofdaannemer Lockheed Martin verscheen in de militaire pers de laatste jaren namelijk een hele reeks artikelen die wezen op serieuze problemen waarmee de JSF te kampen heeft. Problemen die op het eerste gezicht niets met elkaar te maken hebben, maar alles bij elkaar genomen genoeg aanleiding geven om vast te stellen dat drie jaar nadat Nederland aan boord van de JSF stapte dit dubieuze avontuur een nog minder rooskleurig perspectief heeft gekregen dan het al had.

De opmars op het slagveld van onbemande vliegtuigen. Concurrentie van die andere nieuwe jager, de F-22. Overgewicht van het ontwerpmodel. De oorlog in Irak. Ruzie met de Britten over de samenwerking. Angst voor het weglekken van technologie naar China en niet te vergeten de olieprijs: het is maar een greep uit een lange reeks factoren die ieder voor zich een rol spelen in het politieke spel rond de JSF waarvan de uiteindelijke uitkomst nog volslagen onduidelijk is. Verderop in dit artikel komen deze bedreigingen van de JSF nog uitgebreid aan de orde. Eerst nog even een paar jaar terug, naar hoe de Verenigde Staten en iets later Nederland en een hele trits andere landen zich aan de JSF verbonden.

Nog maar oktober 2001 werd het contract al de wapenorder van de 21ste eeuw genoemd. Een paar weken na de aanslagen van 11 september snoepte ’s werelds grootste wapenfabrikant Lockheed Martin concurrent Boeing een grote vis voor de neus weg. De nieuwste generatie gevechtsvliegtuigen -de Joint Strike Fighter- zou in ieder opzicht zijn voorgangers gaan overtreffen (2). Meer te bouwen exemplaren, een lager prijskaartje en nog dodelijker vernuft. Juichende industriëlen spraken van een opdracht die misschien wel 200 miljard dollar waard zou kunnen zijn (3). Lockheed Martin zelf bazuinde al langer het tamelijk absurde aantal van zesduizend mogelijk te bouwen toestellen rond (4). Alleen al het eerste ontwikkelingscontract en de productie van een eerste twintigtal vliegtuigen zou meer dan vijfduizend nieuwe banen opleveren, en dan alleen nog maar voor Lockheed en een paar van de grotere onderaannemers. Allemaal dankzij de JSF.

In een jaar tijd wisten de Amerikanen met een stevige lobby acht landen te overtuigen ook mee te doen met de ontwikkeling van de JSF. Als entreegeld leggen die landen daarvoor in totaal 4,5 miljard dollar op tafel. Daarvan komt 800 miljoen uit Nederland, dat met Italië en het Verenigd Koninkrijk veruit de belangrijkste donateur is. Daarmee werd een huzarenstukje geleverd, in die zin dat niet eerder in de geschiedenis zoveel landen zo veel geld wilden stoppen in een wapenproject dat nog niet verder dan de tekentafel was gekomen. Zo werden twee vliegen in een klap geslagen. Niet alleen wist men zich verzekerd van financiële steun aan het ontwikkelingsproces, men wist ook dat eenmaal partner de meeste landen op een later tijdstip ook zouden besluiten de JSF daadwerkelijk aan te schaffen. Met zoveel geld er in gestopt ligt dat inderdaad voor de hand. Bovendien zouden buitenlandse bedrijven vrijwel zeker kunnen fluiten naar orders als hun regering niet tot aankoop zou overgaan. Wat dat betreft kan de Amerikanen enig zakelijk inzicht niet worden ontzegd.

Met de inkt eenmaal droog bleken de Amerikaanse beloften ineens een stuk minder hard dan toen de contracten nog getekend moesten worden. Wat de inleg aan ontwikkelingsgeld ook mocht wezen, geen enkel land kon daaraan enig recht op orders voor het bedrijfsleven aan ontlenen. Het regent daarom van meet af aan klachten van eerst Noren, dan weer Italianen of Turken die menen dat ze geen waar voor hun geld krijgen. Sommigen uiten er het dreigement bij desnoods weer uit het project te stappen.

De Nederlandse opstelling is in dat opzicht opvallend low profile, terwijl de JSF orderportefeuille van Nederlandse bedrijven bepaald niet om over naar huis te schrijven is. De dag dat parlementair Den Haag de koffers al aan het pakken was, stuurden de staatssecretarissen Van der Knaap (Defensie) en Van Gennip (EZ) hun jaarrapportage “Vervanging F-16” naar de Kamer (5). In dat stuk becijferen de bewindslieden dat de Nederlandse industrie in de periode tot en met einde 2004 voor 212 miljoen dollar contracten voor de JSF hebben getekend: slechts zeven miljoen meer dan het jaar ervoor! Deze “minimale stijging”, zoals het rapport het haast schuldbewust noemt, is dan weliswaar in de eerste helft van 2005 goedgemaakt door een paar flinke orders voor Stork, steeds meer wordt duidelijk dat het hele gedoe om mee te mogen doen met de JSF bouw vooral neerkomt op een mooie subsidieregeling voor de vliegtuigdivisie van het Naardense conglomeraat. De rest van het bedrijfsleven komt nauwelijks in het verhaal voor. Daarmee wordt bevestigd wat in 2002 al door de meeste analisten werd voorspeld, namelijk dat amper sprake zal zijn van innovatieve uitstraling naar de rest van de economie en dat vooral Stork dat zal mogen doen wat het voor de F-16 ook al deed, namelijk deuren en rompdelen bouwen en de bekabeling van alle elektronica verzorgen. Niet direct enorm high-tech. Voor het overige zijn er wat kruimels voor de voormalige vliegtuigpoot van Philips (6), Thales Nederland en een tiental kleinere bedrijven. Of die uiteindelijk ook echt mogen gaan produceren is nog allerminst zeker. De huidige contracten zijn voor het merendeel ontwikkelingscontracten, die weliswaar als goede kwalificatie mogen worden gezien, maar geenszins de garantie bieden voor het eigenlijke grote werk. Opvallend is overigens dat de MIVD in zijn laatste jaarrapport wijst op de gevaren van industriële spionage door buitenlandse inlichtingendiensten, die daarbij gebruik maken van “heimelijke methodieken”! (7). Hoewel concrete gevallen niet worden genoemd wordt uitdrukkelijk gewezen op gevaren voor bedrijven met een relatie met de JSF. Het is goed mogelijk dat de aandacht daarvoor sterk gevoed is onder invloed van Amerikaanse zusterdiensten. Reëel gevaar of niet, de laatste jaren heeft de aandacht ervoor in de VS bijna paranoïde vormen aangenomen, die sommige invloedrijke Amerikaanse politici ertoe drijft te pleiten voor een militair-economisch isolationisme zoals dat in ieder geval na de Koude Oorlog niet meer is vertoond.

Mede als gevolg daarvan loopt de samenwerking met de Britten momenteel ronduit stroef. Fabrikant BAE Systems -het vroegere British Aerospace- moppert al langer over de krampachtige wijze waarop de Amerikanen hun technologie met hen delen. De spanning is inmiddels hoog opgelopen. Tijdens de grote luchtshow op Le Bourget, bij Parijs wist BAE directeur afgelopen juni de wereldpers te bereiken met zijn klachten over Amerika’s wantrouwige werkwijze. Wel ons nodig hebben in Irak, maar niet het vertrouwen geven dat nodig is voor een volwaardige samenwerking bij de bouw van de JSF, zo luidde de boodschap ongeveer. Kort erop liet defensieminister Adam Ingram weten de kwestie op het hoogste niveau met de Amerikanen op te zullen nemen.

Diezelfde angst militaire technologie met derden te delen heeft er inmiddels toe geleid dat Israël, dat weliswaar niet volwaardig meedeed, maar samen met Singapore als waarnemer betrokken was, inmiddels naar de zijlijn is gebonjourd. Israel’s staat van dienst op het gebied van wapenhandel met vooral China bracht de VS ertoe coproduktie door toch een van hun trouwste politieke vrienden op voorhand uit te sluiten. Ook in Europees verband speelt de Amerikaanse vrees voor het weglekken van wapenkennis naar China een belangrijke rol. In de discussie over het opheffen van het Europese ‘wapenembargo’ -de sanctie is rekkelijker dan de naam doet vermoeden- tegen China heeft Amerika de druk flink opgevoerd door de JSF kaart te spelen. Zonder wapenstop naar China geen Europese orders voor de JSF.

In de tussentijd is de JSF behoefte van het Pentagon gekelderd van oorspronkelijk 2800 naar nu nog 2443 vliegtuigen, niettemin nog altijd goed voor het bijna onvoorstelbare bedrag van 245 miljard dollar. Begin dit jaar kwamen daar berichten overheen dat vooral de luchtmacht -de grootste klant- haar bestelling met ongeveer een derde dreigde te verminderen vanwege budgettekorten en veranderde prioriteiten (8). Vooralsnog is het nog niet zover gekomen, maar het verder afkalven van de Amerikaanse ordergrootte lijkt meer een kwestie van wanneer dan van of. Daarnaast is nu al duidelijk dat het hele programma zeker vier jaar opgeschoven wordt. De bouw zal nu pas in 2013 volledig op stoom zijn. Overgewicht van één van de drie varianten waarin de JSF wordt gebouwd heeft de totale ontwikkeling flink opgehouden. Hoewel het probleem volgens Lockheed Martin inmiddels uit de wereld is geholpen zou het verbazen als de komende jaren niet nog andere tegenvallers het pad kruisen.

Hetzelfde lot heeft een ander Amerikaans gevechtsvliegtuig een paar jaar terug al getroffen. Het tien jaar eerder dan de JSF gestarte F/A-22 Raptor programma (eveneens van Lockheed Martin) laat zien hoe optimistische verkoopprognoses wel vaker naar beneden bijgesteld moeten worden. Van de oorspronkelijk geplande order van 750 vliegtuigen staan inmiddels, na 28 miljard in de ontwikkeling geïnvesteerd te hebben, nog maar 179 toestellen overeind. De JSF en de Raptor zijn inmiddels ook steeds meer elkaars concurrent geworden: bezuinigingen op de één vergroten de kansen voor de ander.

En dan hebben we het nog niet eens gehad over projecten die de eindstreep helemaal niet halen. Na vele miljarden dollars gepompt te hebben in de Comanche, Amerika’s nieuwste stealth gevechtshelikopter, trok het Pentagon begin 2004 de stekker uit het programma. “Helikoptervliegtuig” Osprey wacht na tientallen jaren ontwikkeling nog altijd een ongewisse toekomst. Wat deze programma’s echter doet verschillen van de JSF is dat hun wortels veel dieper in de Koude Oorlog zitten en dat de militaire behoefte eraan goeddeels door de realiteit is ingehaald.

Het compleet schrappen van de JSF is daarom waarschijnlijk niet zo snel aan de orde, maar de dreiging van sterk krimpende bestellingen is reëel. Want in een ander opzicht wordt de JSF wel degelijk door de actualiteit voorbij gestreefd. Met de opmars van de onbemande vliegtuigen -vooral na 11 september 2001- heeft de bemande variant er een geduchte concurrent bij gekregen. Op het oorlogstoneel in Afghanistan en Irak zijn ze in staat gebleken op een veel minder risicovolle manier -geen eigen mensenlevens op het spel!- allerlei oorlogstaken te vervullen die voorheen door vliegtuigen met piloot werden verricht. Aanvankelijk was dat vooral veel spionagewerk (het doorseinen van beelden), maar inmiddels wordt ook steeds meer gebruik gemaakt van met raketten uitgeruste systemen. Zo liet een onbemande Predator van de CIA in november 2002 een Hellfire raket los op een auto en hun zes inzittenden in de woestijn van Jemen. Onder de doden bevond zich naar verluidt Ali Qaed Sinan al-Harthi, beschuldigd van betrokkenheid bij de aanslag op het Amerikaanse oorlogsschip USS Cole in oktober 2000 (9). Maanden daarvoor hadden dergelijke “targeted killings” Taliban leider Mullah Omar en Hezb-e-Islami krijgsheer Gulbuddin Hekmatyar nog gemist. Israël bezit waarschijnlijk nog wel de meeste ervaring op dit gebied, waar de luchtmacht de afgelopen paar jaar steeds meer moordaanslagen op Palestijnen op die manier is gaan uitvoeren.

Deze nieuwste versie van een “schone oorlog” heeft hoe dan ook een grote vlucht genomen en dat zullen bemande jagers als de JSF en de F/A-22 de komende jaren gaan merken. Want waar de Predator nog een vrij lomp en traag vliegtuigje is, wordt nu uit alle macht gewerkt aan UCAV’s (Unmanned Combat Aerial Vehicles) die met meer bewapening en grotere snelheid over langere afstanden kunnen opereren. In dat opzicht is in Nederland het parlement ook glashard voorgelogen, toen de regering bij haar JSF besluit meldde dat de ontwikkeling van UCAV’s nog mijlenver achterliep op de JSF. Op de dag dat het Pentagon de JSF hoofdprijs aan Lockheed Martin toekende, kwam de Seattle Times met de voorspelling dat de JSF wel eens heel wat sneller ingehaald zou kunnen worden door Boeing’s X-45 UCAV dan tot nu toe werd aangenomen (10). Eén van de redenen waarom de UCAV succesvoller zou kunnen blijken zijn de veel lagere kosten, niet alleen in de bouw, maar ook in het gebruik. Mede op basis daarvan schatte analist Byron Callan van consultancy bedrijf Merill Lynch toen al dat het uiteindelijke aantal verkochte JSF’s wel eens meer dan de helft lager uit zou kunnen vallen dan de zesduizend waar mee wordt geschermd.

Dan zijn er nog twee andere factoren die maar zijdelings met de JSF te maken lijken te hebben, maar wel degelijk een rol van betekenis spelen. Allereerst is de voor de Amerikaanse neoconservatieven onverwacht stroef lopende Irak oorlog in velerlei opzichten een blok aan het been. In dit verband is in elk geval van belang dat de Amerikaanse kosten van de bezetting -vier miljard dollar per maand!- vele malen hoger zijn dan voorzien. Bovendien is er nog geen enkel zicht op een spoedige terugtrekking van de troepen. Ondanks genereuze steun vanuit de volksvertegenwoordiging voor allerlei financiële noodposten, begint Irak inmiddels ook aan de budgettaire poten van de JSF te zagen. Daarnaast nopen de ervaringen in Irak tot andere prioriteiten zoals deugdelijk gepantserd materieel dat bestand is tegen de roadside bommen van het Iraakse verzet. Gevechtsvliegtuigen spelen wat dat betreft een minder prominente rol.

Een andere budgettaire concurrent is de recente prijsexplosie van de olie. Het weekblad “Aviation Week & Space Technology” schreef begin augustus dat defensieplanners hebben berekend dat de hoge olieprijzen de komende jaren het tekort op de defensiebegroting ongeveer zullen doen verdubbelen, van zes naar tien miljard dollar (11).

Zo is binnen een paar jaar tijd een veel minder rooskleurig beeld van de JSF boven water gekomen. En, met nog zeven jaar te gaan voordat de productie op volle toeren zal draaien is de kans groot dat de Amerikaanse JSF behoefte ruim onder de tweeduizend komt te liggen. Dat betekent hogere gemiddelde kosten en dus een duurdere stukprijs, wat op zijn beurt weer zal leiden tot minder buitenlandse interesse en dus een lagere te verwachten internationale afname van de JSF. Kortom: ook flink minder orders voor de Nederlandse industrie dan de 8 miljard dollar die Lockheed Martin voorspiegelt.

Dat is allemaal ook weer niet zo heel verbazingwekkend: vrijwel geen enkel defensieproject blijkt aan het einde van de rit voordeliger te zijn dan oorspronkelijk gepland. Dat zelfde geldt voor de voorgespiegelde werkgelegenheidseffecten. Helaas blijken politici maar al te ontvankelijk voor de snelle verkooppraat waarmee een wapenproject aan de man of vrouw gebracht wordt. Hier in Nederland lieten juist CDA en VVD zich in 2002 overtuigen door de ronkende verhalen over miljardenomzetten voor de Nederlandse industrie. Waarom anders niet nog een jaar of zes gewacht tot het moment van eventuele vervanging van de F-16 pas werkelijk aan de orde was geweest? Zeker nu de JSF pas jaren later dan voorzien voor afname gereed zal zijn blijkt alle haast van toen om mee te willen zich nu tegen dat besluit te keren, omdat daarmee alle andere opties zijn afgesloten.

Nederland zit financieel al zo diep in het JSF moeras dat teruggaan, hoewel het verstandigst, politiek gezien uiterst onwaarschijnlijk is. Met de onvoorwaardelijke steun van CDA, VVD, ChristenUnie, SGP en LPF kan alleen de val van dit kabinet en dus verkiezingen nog zand in de machine strooien. Maar zelfs dan is het de vraag of enig komend kabinet nog afstand zal durven nemen van een project waar al honderden miljoenen euro’s overheidsgeld in zijn gestoken. Gezien het feit dat de aanschaf van een nieuw gevechtsvliegtuig zeker bij de grote partijen -PvdA incluis- niet ter discussie staat is het verzet van PvdA-ers Timmermans en Blom, hoe dapper dat op het eerste gezicht misschien ook lijkt, een tamelijk uitzichtloze. Andere potentiële gegadigden als de Eurofighter of de Franse Rafale zijn alleen voor principiële aanhangers van een “onafhankelijke” Europese militaire koers een reële optie. Voordeliger zal hun aanschaf waarschijnlijk nooit meer worden.

Al diegenen die geen enkele behoefte hebben aan dergelijk wapentuig – en dat zijn er getuige de diverse opiniepolls best nogal wat – moeten vooralsnog de illusie van een volksrevolutie òf een kabinetsmeerderheid van SP en GroenLinks koesteren. Dat moet dan wel gebeuren vóór eind volgend jaar, het moment waarop definitief besloten zal worden over de opvolger van de Nederlandse F-16. Alleen bij een geheel andere defensiepolitieke koers, zonder offensief interventiematerieel en zonder NAVO kernwapentaken (12), kan een afscheid van de JSF nog daadwerkelijk tot de mogelijkheden behoren. In dat geval weegt namelijk het weggegooide JSF contributiegeld ruimschoots op tegen de bespaarde miljardenaanschaf! Tot die tijd is het een kwestie van tandenknarsend toezien hoe langzaam maar zeker de JSF een peperdure militaire realiteit wordt.

noten:

  1. Naar verluidt zou Fortuyn zich in het weekeinde voor zijn dood hebben laten overtuigen door een delegatie onder leiding van de toenmalige Amerikaanse ambassadeur.
  2. Joint slaat in dit verband op de gezamenlijke aanschaf van het toestel door alle Amerikaanse krijgsmachtdelen.
  3. Anne Marie Squeo, “Fighter-Jet Contract Adds Crucial Thrust To Lockheed Martin’s Impressive Rebound”, Wall Street Journal, 29 oktober 2001.
  4. Ter vergelijking: het tot nu toe meest verkochte gevechtsvliegtuig is de F-16 met in totaal zo’n vierduizend stuks.
  5. Jaarrapportage “Vervanging F-16”, 8 juli 2005.
  6. Philips Aerospace is onlangs verkocht aan het Italiaanse Avio, dat als grootaandeelhouder het Amerikaanse investeringsbedrijf Carlyle heeft, dat sterke banden heeft met zowel de Bush kliek als het Saoedische vorstenhuis.
  7. Jaarverslag 2004 Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, pagina 71.
  8. Marc Selinger, “Jumper Confirms Air Force Plans To Cut Joint Strike Fighter Purchase”, Aerospace Daily, 15 december 2004.
  9. AP, “U.S. kills al-Qaeda suspects in Yemen”, 5 november 2002, httP://www.usatoday.com/news/world/2002-11-04-yemen-explosion_x.htm
  10. David Bowermaster, “Boeing’s pilotless fighter could make JSF obsolete”, Seattle Times, 26 oktober 2001.
  11. Amy Butler, “USAF fuel costs blowout cuts weapons research funding”, Aviation Week & Space Technology, 8 augustus 2005.
  12. De JSF neemt de kernwapentaak over van de F-16’s die nu op vliegbasis Volkel in NoordBrabant zijn gestationeerd.

Steun Stop Wapenhandel

Doneer