Luchtgevecht

Uit De Groene Amsterdammer van 23 maart 2002

Eén-tweetjes tussen luchtmacht en defensie-industrie, verstrengeling van persoonlijke belangen en het offeren van de Zalmnorm – de grootste Nederlandse wapenorder aller tijden, de vervanging van de F 16, is een onverkwikkelijk dossier.

door Joeri Boom

Halverwege december vorig jaar, twee weken na het gekissebis over het ter beschikking stellen van Nederlandse f16 -gevechtsvliegtuigen voor de oorlog in Afghanistan, kreeg Wim Kok een telefoontje uit de Verenigde Staten, van vice-president Dick Cheney himself. De premier moet het met gemengde gevoelens hebben aangenomen. Maar het viel mee. Cheney belde niet om Nederland de mantel uit te vegen over het gestuntel rond de militaire inzet. Cheney belde voor geld. Veel geld. Hij drukte Kok op het hart toch snel een positieve beslissing te nemen over deelname in de ontwikkelingsfase (de «System Development and Demonstration»- of sdd -fase) van de hypermoderne Joint Strike Fighter, de Amerikaanse opvolger van de f16 . Een beslissing die 920 miljoen euro zou gaan kosten, nog eens aangevuld met zes miljard euro als Nederland daadwerkelijk de jsf aanschaft.

De vervanging van de 134 f16’s door 85jsf ‘s, gepland vanaf 2010 , zal de geschiedenis ingaan als de grootste wapenorder die Nederland ooit heeft geplaatst. Superlatieven schieten te kort. Het bedrag van zes miljard euro is hoger dan dat van de Betuwelijn en de Hoge Snelheidslijn bij elkaar, en ongeveer gelijk aan de totale kosten voor de Deltawerken. Cheneys telefonade viel in vruchtbare aarde: onlangs koos het kabinet voor deelname in de ontwikkelingsfase van de jsf . De Tweede Kamer heeft het laatste woord. Begin april vindt het kamerdebat plaats.

De door het kabinet beoogde deelname aan de ontwikkeling van de jsf leidt bijna onvermijdelijk tot de aanschaf van het vliegtuig, want de participatie in de ontwikkelingskosten geeft Nederland het recht op forse kortingen wanneer het de jsf koopt. In de nuchtere woorden van ir. J.H. (Hans) Dibbetz, voorzitter van de stichting Nederlandse Inschakeling Industriële Defensieopdrachten (niid ): «Als je 920 miljoen euro hebt geïnvesteerd in de jsf, dan ga je in 2008 of 2009 niet nog eens om je heen kijken naar andere vliegtuigen. Dan kóóp je die jsf.»

Het jsf -dossier is ingewikkeld, en onverkwikkelijk. Er spelen enorme belangen. Zowel op strategisch niveau – kiest Nederland voor een Europese defensie-industrie of toch liever voor de transatlantische samenwerking – als op tactisch gebied – kan de Nederlandse luchtmacht nog wel met de Amerikanen op oorlogspad als ze «Europees» vliegt?

De Nederlandse luchtmacht, de defensie-industrie, onderzoeksinstituten en kabinets- en parlementsleden hanteren allemaal een dubbele agenda. De luchtmacht is sterk op de Verenigde Staten georiënteerd en wil vliegen in de kisten van hun helden (Frans Timmermans, pvda – defensiewoordvoeder: «Onze luchtmacht ís Amerikaans»); bedrijven en onderzoeksinstituten willen liefst langlopende opdrachten verwerven en dus zoveel mogelijk mee-ontwikkelen; parlementsleden worstelen met fractiediscipline en – in de aanloop naar de verkiezingen – met het imago van hun partijen, en kabinets leden willen voor zo lang het nog duurt binnen het paarse kabinet de lieve vrede bewaren. Zo ontstaat een onontwarbare kluwen van verzwijgingen en vooringenomen standpunten die tot op heden een open debat over de ras naderende mammoetdeal in de weg hebben gestaan.

Er wordt de laatste tijd veel gesproken over de jsf . Maar zodra men dreigt te raken aan de enorme belangen die op het spel staan, slaat de zwijgzaamheid toe. «We gaan een fuik in», verklaart een Haagse bron die, als zoveel jsf -ingewijden, anoniem wil blijven. «De afgelopen maanden is de druk opeens enorm opgevoerd. Dat is het perfide van deze opzet. Er is een cluster van gelijkgestemde belangen: de defensie-industrie, vooral de grote spelers, plus de luchtmacht. Het gaat om de toekomst van de luchtmacht – als die moet overstappen op robottoestellen, op transportvliegtuigen of op een Europese jager verandert ze ingrijpend van karakter – en om een goed gevulde orderportefeuille voor het bedrijfsleven.»

Dat is de inzet van het spel. Een spel dat sinds 1997 al een dikke honderd miljoen euro belastinggeld verslond. En daar komt als het aan het kabinet ligt nog eens bijna zeven miljard euro bij. Een bedrag waarmee noodlijdende sectoren als onderwijs en gezondheidszorg zeer geholpen zouden zijn.

V ooral de rol van de luchtmacht in het jsf-verhaal is uiterst omstreden. Op 19 januari onthulde NRC Handelsblad dat de luchtmachtgeneraals de jsf er bij het ministerie van Defensie al vanaf 1998 «aan het doordrukken» waren. De Joint Strike Fighter van Lockheed Martin is niet het enige toestel dat rond 2010 op de markt zal zijn. Er is de Zweedse Saab Gripen, waarvoor de Tsjechen, de Polen en de Hongaren belangstelling tonen. De Fransen timmeren aan de weg met de Rafale van vliegtuigbouwer Dassault. En er is een heus Europees initiatief: de Typhoon van het Eurofighter-consortium dat bestaat uit Britse, Spaanse, Italiaanse en Duitse aerospacebedrijven. Maar, zo meldde NRC op grond van documenten en uitlatingen van defensieambtenaren en militairen, voor die eventuele concurrenten heeft de luchtmacht geen oog. Er moet «Amerikaans» worden gevlogen, zodat Nederland zijn plaats kan blijven claimen in de eredivisie van luchtmachten.

Het gedrag van de luchtmacht is nog kwalijker dan al bleek. Uit documenten met het predikaat «vertrouwelijk» die deze krant heeft kunnen inzien, blijkt dat de luchtmacht al in 1997 begon met het doordrukken van de Joint Strike Fighter als enige optie voor de vervanging van de f16-vloot. Sinds 1996 had de luchtmacht twee verbindingsofficieren gestationeerd in Washington, die de vinger aan de pols hielden in het jsf Program Office en in het Pentagon. Contacten met de twee belangrijkste concurrenten van de Joint Strike Fighter – de Eurofighter-Typhoon en de Franse Rafale – waren er toen nog nauwelijks. Officieel was dat ook niet nodig: Defensie had de Kamer nog niet op de hoogte gesteld van het voornemen de f16 ’s te vervangen. Dat gebeurde formeel pas op 9 april 1999, middels een brief aan de Tweede Kamer van staatssecretaris van Defensie Van Hoof. Daarin meldt hij dat een beslissing om eventueel te gaan deelnemen aan de emd-fase van het jsf -project pas later zal worden genomen, en dat er een studie zal plaatsvinden naar alle toestellen die in aanmerking komen voor de vervanging van de f16 . Van Hoof noemt ze allemaal: de Eurofighter, de Rafale, de Gripen, de jsf, de Boeing F/A 18 E/F «Super Hornet» en zelfs de f16 «block 60+», een gemoderniseerde versie van de normale f16.

Maar twee jaar eerder al hanteerde de luchtmacht een lijstje met slechts één naam: de jsf.

Op 9 september 1997 meldt een van de Nederlandse jsf -verbindingsofficieren aan het hoofdkwartier van de Koninklijke Luchtmacht in Den Haag dat er voortgemaakt moet worden met de participatie van de Nederlandse industrie in het jsf-onderzoeksprogramma. Wat hem betreft leggen Nederlandse bedrijven zich zo snel mogelijk vast op deelname aan de emd -fase. Dat is ruim vierenhalf jaar voordat in Nederland het parlement (komende april) zich daarover gaat uitspreken. Tot de belangrijkste adviezen van de verbindingsman hoort: «Aan de Amerikaanse overheid bekendstellen dat Nederland nu reeds bereid is ontwikkelingsgeld in jsf te steken, mits tijdig wordt bekendgesteld door Amerikaanse industrieën en jsf -Office waaraan behoefte bestaat. (…) Een signaal vanaf hoog niveau vanuit de Nederlandse overheid zou ertoe kunnen bijdragen dat dit proces wordt verbeterd.»

Waren dat reeds zeer voorbarige voorstellen, hoever de luchtmacht werkelijk bereid was buiten haar boekje te gaan, blijkt uit een advies in het document: «Luchtmacht Voorlichting [zou] een belangrijke rol kunnen spelen bij het creëren van een gunstige atmosfeer rond het vervangingsprogramma f16 in het algemeen en deelname aan het jsf -programma in het bijzonder.»

Kwade opzet van een eigengereide luchtmacht? Of had de politiek de generaals misschien iets te veel ruimte gegeven? In 1996 , rond de tijd dat Fokker failliet ging maar nog een doorstart leek te kunnen maken, besloot de Nederlandse overheid tien miljoen dollar vrij te maken, te besteden in een periode van vijf jaar, om zich in te kopen in de vóórstudiefase van de jsf . Aan dit «requirement validation» -project werd naast de Verenigde Staten deelgenomen door Denemarken en Noorwegen. «Daarmee wordt op geen enkele wijze vooruitgelopen op de keuze voor een vervangend vliegtuig», meldde toenmalig staatssecretaris van Defensie Jan Gmelich Meijling, tegenwoordig lobbyist voor Thales, het voormalige Hollandse Signaal, aan de Tweede Kamer. De deelnemende landen legden hun verplichtingen vast in een «Memorandum of Agreement» ( moa), dat op 16 april 1997 tijdens een feestelijke ceremonie op Soesterberg werd ondertekend door alle partijen onder het wakend oog van de Amerikaanse staatssecretaris van Defensie Paul Kaminsky.

Als Fokker eenmaal compleet failliet is, ligt de jsf plots op de lippen van ieder kamerlid. Het «luchtvaartcluster», de in Nederland overgebleven kennisinstituten, ingenieursbureaus en industrie op het gebied van de luchtvaart, moeten immers op zoek naar opdrachten. Het behoud van deze technologisch zeer hoogwaardige bedrijfstak, zo meent men kamerbreed, is van cruciaal belang. Bij twee projecten wil Nederland nauw betrokken raken: bij de ontwikkeling van een Europees passagiersvliegtuig, de Airbus A380 , en bij de Joint Strike Fighter. Voor de jsf stelt de overheid 150 miljoen gulden ter beschikking, later verhoogd tot tweehonderd miljoen. Het bedrijfsleven levert honderd miljoen.

Dat geld, zo blijkt uit een rapport van de Rekenkamer, kwam pas vanaf 1998 ter beschikking. Dus uit dat vaatje kon commodore Peter Vorderman, souschef Plannen en Projecten van de Koninklijke Luchtmacht, nog niet tappen toen hij op 21 augustus 1997 de Luchtmachtraad (het hoogste overlegorgaan binnen de luchtmacht) vroeg hem te machtigen namens de luchtmacht tot vijf miljoen gulden toe te zeggen «aan een nader te definiëren concreet Nederlands �technology demonstration� project». Was het geld onderdeel van de tien miljoen dollar die de staat ter beschikking had gesteld aan het jsf -requirement validation-programma? Of betrof het ander belastinggeld? Hoe dan ook, de Luchtmachtraad stemde in met het verzoek.

Het merkwaardige is dat Vorderman om het geld vroeg elf dagen vóór hij een vertrouwelijke vergadering bijwoonde, op 1 september, met vertegenwoordigers van de luchtmacht, Defensie, Economische Zaken en het Nederlands Instituut voor Vliegtuigbouw & Ruimtevaart ( nivr ). Daar werd besloten «op korte termijn» een project op te zetten «teneinde de deelname van de Nederlandse industrie/instituten te bevorderen en te promoten» inzake de jsf. Kennelijk wist Vorderman al bij voorbaat wat de uitslag van de vergadering zou zijn.

Nog merkwaardiger is het kattebelletje dat hij stuurt naar Hans Dibbetz, directeur van het niid , en als zodanig vertegenwoordiger van de defensie-industrie in Nederland. «Beste Hans», krabbelt Vorderman op een kopie van het verzoek om vijf miljoen, «Nadrukkelijk verzoek deze info nog even voor je te houden. Deze brief is strikt persoonlijk voor jou!!» Blijkbaar zijn de lijntjes tussen de luchtmachttop en de defensie-industrie uiterst kort.

Dat de luchtmacht per se zou willen vliegen met Amerikaans materieel is volgens niid -directeur Dibbetz niet meer aan de orde. «Voordat Van Hoof staatssecretaris werd (in 1998 – jb) ging de luchtmacht er te gemakkelijk vanuit dat ze in zee zou gaan met de VS. Maar ik heb van nabij meegemaakt dat de luchtmacht vanaf die tijd heel correct alle partners heeft vergeleken.»

Het niid heeft zich vanaf het begin volledig gecommitteerd aan de jsf . Op de website van het nifarp , het vanuit het niid opgerichte Netherlands Industrial Fighter Aircraft ReplacementPlatform wordt duidelijk gemaakt dat «er diverse rapporten beschikbaar zijn waarin overduidelijk wordt gemaakt dat zakelijke en technische argumenten pleiten voor een keuze voor de jsf ». Volgens Dibbetz is die keuze logisch: «Aanvankelijk hebben we met alle concurrerende partijen om de tafel gezeten. Kijk, zij kunnen er niets aan doen dat Fokker ons is ontvallen, maar dat heeft wel gevolgen voor dergelijke projecten. In 1998 zijn er verschillende onderzoeken geweest naar de levensvatbaarheid van de aerospace-industrie in Nederland. Daar is een luchtvaartclusterbeleid uit voortgekomen: alleen door samen te werken en grote projecten te vinden, konden we overleven. Er dienden zich twee projecten aan. De Europese Airbus A 380 en het militaire vervolg van de f16 . De keuze voor de Amerikanen is logisch. Zij beginnen net, en verkeren nog in de ontwikkelingsfase. De Fransen en Eurofighter zijn veel verder. Het is heel moeilijk daar nog tussen te komen. Bij Eurofighter merk je heel duidelijk dat de vier landen die in het project deelnemen niets willen weggeven aan een vijfde partner, want dan houden ze op nationaal niveau te weinig over. Dus zo Europees denkt men niet.»

De stichting niid dacht in 1994 nog wél Europees. Zeer Europees zelfs. Indertijd werd een felle strijd gevoerd tussen verschillende helikopterfabrikanten om de Luchtmobiele Brigade van toestellen te mogen voorzien. Een dossier waar heel wat minder geld mee was gemoeid dan met de vervanging van de f16 ( 1, 3 miljard gulden), maar minstens zo «perfide». Uiteindelijk bleven twee toestellen in de race, de Tigre van het Frans-Duitse Eurocopter-consortium en de Apache van het Amerikaanse McDonnell Douglas. Beide fabrikanten beloofden de aankoop rijkelijk te compenseren door het plaatsen van orders bij Nederlandse defensiebedrijven.

Het werd de Apache. En dat was tegen het zere been van het niid.

Uit een boze niid -fax van 15 december 1994 , gericht aan het ministerie van Economische Zaken: «Het Franse compensatievoorstel draagt een bredere inschakeling van het Nederlandse mkb in zich. Voor veel van deze bedrijven is de Europese markt van groot belang voor de continuïteit van de onderneming. (…) Inschakeling door de Amerikaanse aanbieders wordt veel meer als een eenmalige zaak ervaren.»

Aanschaf van de Tigre was verre te verkiezen boven die van de Apache omdat zo het Nederlandse midden- en kleinbedrijf op defensiegebied zich «beter uitgerust in een grotere Europese markt kan plaatsen». En «omdat het mkb gezien het extreem protectionistische gedrag van de VS niet op eigen kracht buiten de incidentele compensatiepaden kan treden».

Was getekend: J.H. Dibbetz. Zijn de tijden veranderd? Dibbetz: «Andere lidstaten zijn vaak minder Europees ingesteld dan wij. En wat betreft het protectionisme: de jsf is door de Amerikanen zelf als een samenwerkingsproject gekwalificeerd. Men sluit overeenkomsten met binnen- en buitenlandse bedrijven. Dat werkte uitstekend bij de f16 .»

De niid-fax van december 1994 ging vergezeld van eveneens boze faxen van kleine en middelgrote defensiebedrijven die zich gedupeerd voelden door het afwijzen van de Tigre, en de Amerikaanse compensatiebeloftes niet vertrouwden. Een van die bedrijven was mifa , producent van hoogwaardige aluminiumcomponenten. «Van compensatieorders van McDonnell Douglas na de levering van de Apache kunnen we in onze administratie weinig meer terugvinden. Dat kan nooit veel geweest zijn. In elk geval was het niet hoogwaardig. De Amerikanen zorgen wel dat ze die opdrachten binnenboord houden.»

De directeur van een ander defensiebedrijf – hij wil niet met zijn naam in de krant – kan nog altijd kwaad worden om de aanschaf van de Apache. «Iedereen loopt te mauwen over Europa, maar intussen doet Nederland niet mee in het grote Europese geheel. En áls je al door de Amerikanen wordt gecompenseerd, dan schuiven ze simpelweg een bouwtekening onder je deur door die je exact zo moet uitvoeren, anders kun je naar de opdracht fluiten. Ik heb wel meegemaakt dat we nét niet konden voldoen aan de Amerikaanse standaard van zo’n tekening. Hup, opdracht aan onze neus voorbij. En dat terwijl we een prachtige, technisch hoogwaardige oplossing hadden bedacht.»

Intussen, nu het uur U nadert, lijkt er zowaar een jsf -discussie in het parlement op gang te zijn gekomen. Het is de volksvertegenwoordigers niet ontgaan dat het kabinetsbesluit om deel te nemen aan de sdd -fase van het jsf -project niet bepaald soepel tot stand kwam. Op 8 februari werd na veel overleg de knoop in het kabinet doorgehakt. Alleen de vvd-ministers waren werkelijk vóór. Zij bezetten cruciale posten met betrekking tot het jsf-project: Defensie, Financiën, Economische Zaken en Buitenlandse Zaken. De d66 -ministers en hun pvda -collega�s, inclusief een zeer twijfelende premier Kok, werden overgehaald. Dat gebeurde door minister Gerrit Zalm van Financiën, beweren ingewijden. Hij maakte duidelijk dat de staat het te investeren geld dubbel en dwars zou terugverdienen. Middels kortingen bij de aanschaf van de jsf, royalty�s van de verkoop van het toestel aan derde landen (die landen die niet aan de sdd-fase meedoen), en een terugbetalingsregeling (3 ,5 procent van de omzet vanaf 2008 ) met de participerende Nederlandse industrie.

Inmiddels wordt steeds duidelijker dat de immer onkreukbare Gerrit Zalm het paarse kabinet op de drempel van de verkiezingen in een uiterst ongewis financieel avontuur heeft gestort ten bedrage van maar liefst 920 miljoen euro. Er zijn geen middelen om de terugbetaling door de industrie af te dwingen, en die heeft al aangegeven er niet over te peinzen rente te gaan betalen over de door haar terug te storten 191 miljoen euro.

Het leeuwendeel van de 920 miljoen wordt opgebracht door Economische Zaken en vooral Defensie. De resterende driehonderd miljoen wordt ten laste gebracht van het financieringstekort en de staatschuld. Drie jaar lang honderd miljoen. Een besluit zonder gelijke, dat op het ministerie van Financiën menige ambtenarenhaardos te berge doet rijzen, en dat Zalm ongetwijfeld nachtmerries bezorgt.

Want de kans dat de deal heel wat minder florissant uitpakt dan gehoopt, is enorm. Deskundigen hebben grote twijfels bij het beoogde totale aantal van 4500 of meer af te zetten jsf ‘s. Minder productie zou de kosten van het vliegtuig enorm doen stijgen; een te laag ingeschatte behoefte bij derde landen zou de te innen royalty’s flink drukken; een lagere afzet zou de terugbetalingsdiscipline van het bedrijfsleven bepaald niet bevorderen. Om nog maar te zwijgen van een onverhoopt stijgende dollar of het uit de pan rijzen van de projectkosten, iets waar het Pentagon patent op lijkt te hebben.

Het cpb heeft inmiddels ten tweeden male gehakt gemaakt van de werkgelegenheid die het project zou opleveren. Maximaal duizend banen, te vullen door mensen die ook moeiteloos elders aan de slag hadden gekund. Bovendien blijkt uit onderzoek dat de f16 zonder al te hoge kosten nog jaren langer meekan dan aanvankelijk door luchtmacht en Defensie werd aangegeven – een punt dat met name door pvda -defensiewoordvoerder Frans Timmermans stevig wordt benadrukt.

De Tweede Kamer, eindelijk gealarmeerd, hield op 11 maart een serie hoorzittingen om haar debat en daaropvolgend het jsf -besluit, het laatste woord, voor te bereiden. Daar werd de genadeklap uitgedeeld. De eerder aangehaalde Haagse bron maakte de debatten van nabij mee. «Het uitgangspunt was dat Nederland flink zou meeproduceren. Maar nu blijkt dat de garanties nihil zijn. De Amerikanen waren heel eerlijk. Ze kunnen niet garanderen dat er werkelijk contracten zullen voortvloeien uit deelname aan de sdd-fase. En ze kunnen ook nog niet zeggen wat de eindprijs van de jsf zal worden. En áls er al contracten aan Nederlandse bedrijven worden vergeven, liggen er nog steeds gevaren op de loer. Het Congres kan de deur dicht doen. Net als bij het staal kan men tarieven opleggen. Bovendien blijken de Amerikanen ons niet het hoge technologische werk te gunnen waarop de Nederlandse instituten en industrie juist goed kunnen concurreren. Het is dus maar de vraag of we er economisch en kennistechnisch iets aan zullen hebben.»

Het waren fnv-voorzitter Lodewijk de Waal en vno/ncw -voorman Jacques Schraven die in een tête-à-tête premier Kok er rijp voor maakten zich door Zalm te laten overhalen. Ook al is er geen spaan meer heel van het economische voordeel dat de jsf zou brengen, De Waal laat weten dat hij nog altijd staat achter zijn visie dat, als er dan toch gevechtsvliegtuigen worden gekocht, de jsf het meeste effect heeft op werkgelegenheid en industriële innovatie.

De pvda-fractie bekleedt in het jsf-dossier een sleutelfunctie. vvd, cda en ChristenUnie zijn vóór participatie, d66 , GroenLinks en SP tegen. Stemt de pvda tegen, dan is het met de wapenorder gedaan. En uitgerekend in de pvda -fractie heerst op dit punt grote onenigheid. Het pvda-forum oefent druk uit op de fractie om tegen de jsf te stemmen, en er dienen zich al dissidente fractieleden aan die zich tegen participatie keren. Maar een onlangs uitgelekt intern rapport, opgesteld door pvda -coryfee en defensie-expert Harry van den Bergh pleit juist vóór aanschaf. Fractievoorzitter Melkert heeft zich nog niet uitgelaten in positieve of negatieve zin.

Ook defensiewoordvoerder Frans Timmermans twijfelt. «Er wordt veel gesproken over het luchtvaartcluster, maar volgens het cpb is dat er in de praktijk niet. Het zijn vooral Philips en Stork die profiteren, en zij hebben geen overheidssteun nodig. Het is merkwaardig om te zien hoeveel risico de overheid neemt om een bedrijf als Philips aan opdrachten te helpen terwijl ze zelf steeds meer bedrijfsonderdelen overbrengt naar lagelonenlanden.» Bovendien, meent Timmermans, is een tussenoplossing onder het tapijt geveegd. «De Noren en de Denen ontwikkelen wel mee aan de jsf, maar op niveau 3. Nederland doet mee op het veel kostbaarder niveau 2 . Niveau 3 behelst een bedrag dat veel lager is, waardoor je je niet bij voorbaat vastlegt op het kopen van de jsf . De Turken gaan het waarschijnlijk ook zo oplossen. Waarom is dat voor Nederland nooit onderzocht?» «Er is in Nederland nauwelijks deskundigheid op defensie- en luchtvaartgebied waar geen belang aan verbonden is», meent hij. «Instituten als het nivr en tno , en hele afdelingen van de TU Delft profiteren mee van opdrachten in de luchtvaartsector. Ik zeg niet dat er sprake is van doorgestoken kaart, maar het blijft raar dat de Fransen een heel andere uitkomst hebben wat betreft de kosten van de Rafale. En dat de Noren op grond van eenzelfde soort onderzoek als in Nederland is gedaan, oordelen dat de Eurofighter helemaal zo slecht nog niet is.»

Het onverkwikkelijke van de jsf -kwestie blijkt – haast ten overvloede – ook uit de persoonlijke verstrengelingen. Voormalig luchtmachtbevelhebber Ben Droste, die wel Mr. jsf werd genoemd, zwaait op dit moment de scepter bij het nivr , en houdt zo invloed op de beslissing over een opvolger van de f16 . Zijn zus is prominent lid van de VVD-fractie. Hoewel zij zich afzijdig houdt van het dosier, had de VVD van alle fracties de minste bezwaren tegen de jsf. Staatssecretaris Paul Kaminsky, die als Amerikaanse vertegenwoordiger aanwezig was bij het tekenen van het Memorandum of Agreement op 16 april 1997 speelde een dubieuze rol in de subsidieverschaffing door het Amerikaanse Congres voor de verdere ontwikkeling van de f18 Super Hornet. Hij verzweeg twee weken na het feestje op Soesterberg een majeure constructiefout die ontwerpers en testpiloten van de Super Hornet tot wanhoop dreef totdat het Congres over de brug was gekomen met miljoenen dollars.

En het telefoontje van Dick Cheney aan Wim Kok in december 2001? Dat was alles behalve belangeloos: zijn vrouw Lynne had jarenlang zitting in de top van jsf-producent Lockheed Martin en bezit nog steeds aandelen.