(Dit artikel verscheen eerder op Doorbraak) Het militair-industrieel complex is de innige samenwerking tussen politiek, krijgsmacht en wapenindustrie. Deze term moet nodig uit de mottenballen, waar hij ooit is opgeborgen samen met een term als “kapitalisme”. We hebben onze verklarende concepten nodig. Denk bij militair-industrieel complex bijvoorbeeld aan minister van Defensie Ollengren die de wapenindustrie aan tafel nodigde om de Defensienota te schrijven; een partij met commercieel belang bepaalt mede het militair beleid. Zoals de agro-industrie het landbouwbeleid mee bepaalt. Dat heeft zacht gezegd ook niet erg goed uitgepakt.
Sommige mensen noemen het “militair-industrieel veiligheidscomplex”, omdat dezelfde industrie die oorlogswapens produceert ook de veiligheidstechnologie maakt om vluchtelingen en migranten aan de grenzen van de rijke wereld tegen te houden, en voor controle en repressie van burgers. We gaan daar nog veel van horen, want het is het vakgebied van de nieuwe minister-president.
Een andere variant die wordt gebruikt is militair-industrieel wetenschappelijk complex. Moderne oorlogsvoering is kennis-intensief en maakt gebruik van technisch en sociaal-wetenschappelijk onderzoek van universiteiten en hogescholen. Onderzoeksinstituten moeten geld binnenhalen en de militaire sector heeft geld. De Nederlandse militaire uitgaven zijn sinds 2019 meer dan verdubbeld en stijgen dit jaar met 40 procent ten opzichte van 2023, daarvan is 28 procent voor nieuwe wapens en technologie.
Het militair-industrieel complex bepaalt steeds meer het beleid. Militairen en politici praten over “oorlogseconomie” en over “een grijze zone tussen oorlog en vrede”. De oorlog in Oekraïne wordt gebruikt om militaire budgetten fors te verhogen, wapenbedrijven te subsidiëren en wapenexportregels af te breken. Er is sprake van serieuze oorlogsvoorbereiding. Als we de ijzervreters hun gang laten gaan, kan het ernstig uit de hand lopen.
Geen vrede maar militaire overwinning
Het militair-industrieel complex heeft weinig belang bij vrede of onderhandelen. Hoe langer de oorlogen in Oekraïne en Gaza duren, hoe meer geld naar de krijgsmacht en hoe meer profijt voor de wapenindustrie. De recente ‘Vredesconferentie’ over Oekraïne was geen vredesconferentie, want zonder de grootmachten is elk gesprek daarover zinloos. Deze keer was Rusland niet welkom, bij eerdere diplomatieke pogingen onthield de VS zijn steun. Andere opties dan de militaire overwinning komen niet ter sprake. Landen uit het globale zuiden, ook wel de globale meerderheid genoemd (onder andere India, Zuid-Afrika, Brazilië), steunen dit beleid niet. Zij zien dat de westerse aanpak van de oorlog in Oekraïne niet in hun belang is, en ze zien dat het westen die oorlog gebruikt om zijn militaire dominantie te versterken. Na de westerse militaire interventies van de afgelopen decennia zijn landen in het globale zuiden ook niet meer onder de indruk als het westen spreekt over “zelfbeschikking” en “integriteit van staten”. Voor wie meent dat de oorlog in Oekraïne gaat om het verdedigen van westerse waarden: vraag de Palestijnen wat die westerse waarden waard zijn.
Testlab Gaza
Het militair-industrieel complex heeft ook weinig belang bij een einde aan het geweld in Gaza. Dat het Israëlisch geweld niet wordt gestopt, komt niet alleen uit schuldgevoel over de Holocaust of door de steun van radicale christenen voor Israël. Het is ook omdat de Israëlische krijgsmacht en wapenindustrie een cruciale rol spelen bij de ontwikkeling van wapens en beveiligingstechnologie die westerse landen graag willen hebben. En die kan je alleen goed testen in een echte geweldsituatie. Zowel de oorlog in Oekraïne als in Gaza geven een schat aan feedback voor militaire strategen en voor ontwikkelaars van technologie voor oorlog en repressie. Israël is bovendien leverancier van wapens aan regimes waar westerse landen zelf hun handen niet aan willen branden, maar die ze wel in het zadel willen houden. En natuurlijk is Israël ook een belangrijke militaire bondgenoot – nog net geen lid van de NAVO – in een regio vol fossiele brandstof, bij een belangrijke zeehandelsroute.
Oorlogsmobilisatie
Dat Rusland een grote dreiging is voor Europa is het belangrijkste argument voor forse investeringen in de militaire industrie – in essentie een gigantische overheveling van publieke middelen naar grote ondernemingen. Maar een grote Russische aanval op Europa is zeer onwaarschijnlijk. De gezamenlijke EU-landen gaven in 2023 vier keer zoveel geld aan hun krijgsmachten als Rusland, de gezamenlijke NAVO-landen ongeveer dertien keer zo veel. Wel is Rusland nu fors aan het investeren, maar het westers militair overwicht blijft enorm, vooral op technologisch gebied. Russische wapens zijn nog steeds voor een groot deel afhankelijk van westerse onderdelen. Bovendien win je een oorlog ook op economische kracht, en de Russische economie is niet veel groter dan die van de Benelux. Poetin kan een grote oorlog met Europa helemaal niet betalen. Maar hij leent zich uitstekend voor de rol van boeman, met zijn nietsontziende oorlogsvoering en binnenlandse onderdrukking.
Vooral in de Baltische staten is de angst voor een Russische inval groot, en door hun Russisch sprekende inwoners te onderdrukken en te discrimineren doen ze er intussen alles aan om de spanningen te vergroten. Er zit veel pijn in de geschiedenis, maar teruggrijpen op nationalisme, één land, één volk, één vlag, één taal, is een recept voor conflict en geweld. Machtsbeluste types gebruiken het om zichzelf tot leider te bombarderen en haat te mobiliseren. Alle problemen worden simpel: allemaal de schuld van “de ander”. Je zou denken dat mensen in Europa na de vreselijke Joegoslavië-oorlog eind vorige eeuw dit proces van verdeling en uitsluiting niet meer zouden accepteren.
Het is China waar de oorlogsvoorbereidingen zich echt op richten. De grote economische concurrent, die zich toegang verschaft tot grondstoffen die het westen voor zichzelf bedoeld had. Economisch wordt China steeds machtiger, militair is het westen nog steeds het machtigst. Het militair-industrieel complex moet er voor zorgen dat dit zo blijft, zodat, kort door de bocht gezegd, de rijke landen de planeet kunnen blijven plunderen.
Militaire ideologie
Militairen en politici met oorlogszuchtige taal krijgen ruim baan in de media en worden nauwelijks kritisch bevraagd. Media zijn nu eenmaal ook ondernemingen, en simpele vijandbeelden verkopen goed in onzekere tijden. Veel mensen zijn bang voor Poetin, de “nieuwe Hitler”. We hebben al heel wat nieuwe Hitlers gehad, Saddam Hoessein was de nieuwe Hitler, Khadaffi was de nieuwe Hitler. Angst voor oprukkende fascistische legers wordt ons elke vijfde mei ingewreven, intussen kan extreem-rechts wel gewoon plaats nemen in het parlement. Het herdenken van de Tweede Wereldoorlog met militair vertoon op de Dam heeft een andere boodschap dan het eren van verzet tegen fascisme; het voedt nationalistische gevoelens, sterven voor het vaderland, koningshuis, vlag en eer. Je moet fascisme bestrijden voordat het de macht grijpt, je moet conflicten aanpakken voordat het tot geweld komt. Maar de ideologie die we krijgen ingepompt is: vertrouw op de afschrikkingsmacht van de krijgsmacht.
Er zijn speciale afdelingen van de NAVO en de EU voor het bestrijden van afwijkende visies. Officieel voor het tegengaan van Russische desinformatie, zorgen de communicatie-experts voor de ‘juiste’ visie op internationale betrekkingen. En die is: militair geweld is het enige dat veiligheid biedt. Poetin is een monster waarmee niet valt te praten. Hamas is een bende redeloze terroristen.
Intussen werkt het westen probleemloos samen met andere wrede heersers, denk aan Bin Salman, denk aan Netanyahu, denk aan vluchtelingendeals met landen die mensen in de woestijn achter laten. Ach, die mooie westerse waarden toch. Ghandi zei het al: westerse beschaving, dat zou een goed idee zijn.
Wendela de Vries