Nederland bewapent autoritaire regimes

[Gepubliceerd op Joop] 2 december 2020 – “Thales in Hengelo bedolven onder werk”, kopte de krant Tubantia half november over dit wapenbedrijf. Er werd verwezen naar grote orders voor de Nederlandse, Belgische, Britse en Duitse marine. Controversiële miljoenendeals voor leveringen van radar- en vuurleidingsapparatuur aan de autoritaire regeringen van Egypte, Indonesië en Pakistan bleven buiten beeld. Is Thales er toch minder trots op goed geld te verdienen aan het bewapenen van deze autoritaire regimes? De regering heeft er in ieder geval geen moeite mee, die geeft ruim baan voor deze leveringen.

Het feest voor Thales begon in juni met een wapenexportvergunning voor Indonesië, met een waarde van €34 miljoen. In juli kreeg het bedrijf vervolgens een vergunning voor een uitvoer ter waarde van €114 miljoen naar Egypte, in oktober gevolgd door een van €47 miljoen voor Pakistan, via Turkije. Ter vergelijking: de totale waarde van de Nederlandse wapenexport schommelt het laatste decennium rond de €1 miljard per jaar. Met deze drie orders, voor een totaal van €195 miljoen, sleept Thales binnen enkele maanden dus bijna 20% van dit bedrag binnen.

Thales kon zonder problemen vergunningen krijgen voor alle drie deze grote wapenexporten. Er zijn weliswaar Europese wapenexportregels, die door Nederland over het algemeen strenger worden toegepast dan door de meeste andere EU-landen, maar die zijn zo breed interpreteerbaar dat ze duidelijk tekortschieten. Voor het afgeven van een wapenexportvergunning moet de regering de geplande uitvoer toetsen aan een achttal criteria, waarvan in de hier besproken gevallen die met betrekking tot mensenrechten en binnenlandse onderdrukking de meest prominente rol speelt. Overigens is een ander criterium, met betrekking tot regionale spanningen, zeker ook van toepassing in de gevallen van Egypte, dat zich bemoeit met de oorlogen in Jemen, Libië en Syrie, en Pakistan, dat een uiterst gespannen verhouding met buurland en medekernwapenstaat India heeft.

Mensenrechten

Het mag als algemeen bekend verondersteld worden dat de mensenrechtensituaties in Egypte, Indonesië en Pakistan erbarmelijk zijn. Egypte kent duizenden politieke gevangenen, een gemuilkorfde pers, onvrije verkiezingen, veelvuldige mensenrechtenschendingen en een militair regime. Half november startte de regering een internationaal breed veroordeeld offensief tegen de laatste onafhankelijke mensenrechtengroepen, onder meer door het arresteren van hun leiders. Er zijn ook talloze meldingen van geweld tegen vluchtelingen, ook door de marine.

In Indonesië treden leger en politie hard op tegen burgerprotesten. In West-Papoea schieten veiligheidstroepen op studenten die demonstreren tegen racisme en voor een onafhankelijkheidsreferendum. Het leger belemmert bovendien de journalistieke vrijheid en het beïnvloedt de publieke opinie via manipulatie van media en het afsluiten van internet. Ook in Pakistan speelt de krijgsmacht een onderdrukkende rol. Zo schreef Human Rights Watch: “Tijdens terrorismebestrijdingsoperaties zijn Pakistaanse veiligheidstroepen vaak verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten, waaronder marteling, gedwongen verdwijningen, opsluiting zonder aanklacht en buitengerechtelijke executies.”

De Nederlandse regering ontkent niet dat de mensenrechtensituaties in Egypte, Indonesië en Pakistan slecht zijn, maar ziet dit desondanks niet als belemmering voor wapenleveranties. Dit komt omdat het betreffende criterium zo eng uitgelegd wordt, dat alleen wanneer van tevoren overduidelijk is dat te leveren wapens rechtstreeks voor mensenrechtenschendingen gebruikt zullen worden een vergunning geweigerd wordt. Volgens de regering is dat bij deze leveringen niet aan de orde, omdat de ‘aard van de goederen’ hier geen aanleiding toe geeft en/of omdat de marines niet betrokken zouden zijn bij mensenrechtenschendingen.

Deze interpretatie komt wapenbedrijven natuurlijk goed uit, maar het doet geen recht aan de werkelijkheid. Krijgsmachten zijn in alle drie de genoemde landen een steunpilaar voor de autoritaire regeringen. Ze zijn rechtstreeks verantwoordelijk voor repressie en mensenrechtenschendingen tegen oppositie, onafhankelijkheidsbewegingen en andere politieke tegenstanders. Nog los van het feit dat marines hier wel degelijk bij betrokken zijn, zoals via troepentransporten tussen de Indonesische eilanden of via het schieten op vluchtelingenboten die vanuit Egypte de oversteek naar Europa willen maken, is het niet meer dan een kunstgreep om de marine te onderscheiden van de rest van de betreffende krijgsmachten.

Gemilitariseerde politiek en economie

De rol van de krijgsmachten binnen autoritaire regimes is bovendien vaak nog uitgebreider, ze dringen ook door tot politieke en economische infrastructuren. In Pakistan lopen civiele leiders al decennia aan de leiband van de krijgsmacht en militaire heersers. In Indonesië bezetten actieve militairen steeds vaker ook civiele overheidsfuncties en blijft de krijgsmacht een belangrijke rol in politieke besluitvorming spelen. In Egypte heeft de krijgsmacht het landsbestuur steeds steviger in handen gekregen sinds de val van president Mubarak in 2011. In dezelfde week dat de Nederlandse regering de Tweede Kamer meldde dat ze een vergunning had afgegeven voor de wapenexport van Thales naar Egypte, werd in dat land officieel vastgelegd dat de krijgsmacht inspraak heeft in politieke besluitvorming. Zo kreeg het de bevoegdheid wetten die te maken hebben met nationale veiligheid, politieke rechten en verkiezingen te verwerpen.

Ook economisch gezien hebben de betreffende krijgsmachten een flinke vinger in de pap. In Indonesië vult de krijgsmacht zijn budget aan met eigen economische activiteiten, zoals illegale houtkap en betalingen van beschermingsgeld door nationale en internationale bedrijven die bijvoorbeeld op West-Papoea actief zijn. De Pakistaanse krijgsmacht heeft een bloeiende commerciële tak, met belangen in vastgoed, de voedselindustrie en de communicatie-industrie, waaronder vijftig eigen bedrijven. Ook heeft het de eerste stappen gezet in de olie- en mijnbouwindustrie.

In Egypte bezit de krijgsmacht eveneens tientallen eigen bedrijven in vele economische sectoren, die bovendien vrijgesteld zijn van diverse belastingen, waaronder BTW en invoerheffingen. Deze voordelen en de enorme overheidsuitgaven voor de krijgsmacht en door militairen geleide infastructurele projecten dragen bij aan een steeds ongelijkere inkomensverdeling in het land. Buitenlandse leningen verergeren de situatie verder, zo schrijft de erkende denktank Carnegie Endowment for International Peace: “Wanneer internationale kapitaalstromen worden gebruikt om de dominantie van het leger in de Egyptische economie te financieren, stellen ze het veiligheidsapparaat in staat zijn greep op de staat te verstevigen.”

Met de stroom aan buitenlandse wapenleveranties steunen de leverende landen zo niet alleen de autoritaire regimes en krijgsmachten, maar graven zich ook diep in in de huidige gemilitariseerde politieke en economische structuren. Wapenverkopen als die van Thales aan Egypte, Indonesië en Pakistan verstevigen daarmee ook de grip van de krijgsmachten op bestuur en samenleving in deze landen. Om orders en betalingen op gang te houden hebben de wapens leverende landen er ook belang bij dat de huidige autoritaire regimes in het zadel blijven en dat de gemilitariseerde economische structuren voortbestaan. Daarmee conflicterende inzet voor democratisering en mensenrechten wordt zo naar het tweede plan geschoven.

De regels voor wapenexport, zoals vastgelegd in Europese afspraken en een VN- wapenexportverdrag, zijn op dit moment eerder een belemmering dan een steun voor een wapenexportbeleid dat rekening houdt met mensenrechten. Zolang niet wordt erkend dat wapenleveranties onderdrukkende regimes in het zadel houden laat Nederland de mensenrechtenactivisten in Egypte, Indonesië en Pakistan in de steek.

 

 

 

Steun Stop Wapenhandel

Doneer