Onvoldoende kritisch debat over veiligheidsbeleid

Joop.nl 26/02/2018-Wendela de Vries – Het gevolg van het niet maken van keuzes is dat Nederland op militair gebied een klein land met grote ambities is

Wat het aftreden van Halbe Zijlstra eens te meer duidelijk heeft gemaakt: sommige Nederlandse politici schilderen Rusland wel erg graag af als grote bedreiging. In zijn algemeenheid is het veiligheidsdebat in Nederland momenteel nogal eenzijdig. Kort gezegd komt dat neer op: er is sprake van grote dreiging met name door Rusland, de krijgsmacht hangt van touwtjes en elastiekjes aan elkaar, er moet dus hoognodig veel extra geld naar defensie.

Dit voorjaar zal minister Ank Bijleveld dan ook met een bijgestelde defensiebegroting komen, nadat het vorige kabinet al 900 miljoen extra voor de krijgsmacht beschikbaar had gesteld. Nederlandse dagbladen ondersteunen het beeld van een krijgsmacht in zeer slechte staat met paginagrote artikelen met koppen als: “Trump heeft gelijk: wij doen te weinig aan defensie” (NRC 23 mei 2017) “Een uitgehold leger” (NRC 9 feb. 2017) en “Anderhalf miljard is pas het begin van herstel Defensie” (Trouw 16 okt. 2017). Van rechts tot bijna helemaal links staat Nederland pal voor het vaderlandse leger. Kritische vragen worden nauwelijks gesteld.

Is het echt zo erg gesteld met de Nederlandse krijgsmacht? Is er sprake van onvoldoende budget terwijl de vijand aan de poorten rammelt? Het probleem is eerder dat men vindt dat hoewel Nederland een klein land is de krijgsmacht alles moet kunnen.

Ten tijde van de economische crisis moest het ministerie van defensie net als andere ministeries bezuinigen. Een groep ‘interdisciplinaire, interdepartementale en internationale’ deskundigen kreeg opdracht te onderzoeken op welke dreigingen de krijgsmacht zich moet voorbereiden en welke opties daarvoor zijn. In 2010 werden deze ‘Verkenningen’ afgesloten met een degelijk rapport met vier mogelijke scenario’s, variërend  van alleen landsverdediging en rechtshandhaving tot volop meedoen in een grote aanvalsoorlog. Een mooi keuzepakket, waarover echter nooit de beoogde maatschappelijke discussie heeft plaatsgevonden. De Verkenningen verdwenen in een la en in plaats van keuzes te maken werd over de hele linie op defensie overal een beetje bezuinigd.

Waarschijnlijk was de regering huiverig om een serieus publiek debat te voeren over de rol van de krijgsmacht. Een deel van de kiezers gelooft immers dat Nederland een soort vredesleger heeft; Nederlandse soldaten zijn er om scholen in Afghanistan te bouwen voor meisjes. Als bij deze kiezers doordringt dat in Afghanistan gewoon een oorlogsmissie is uitgevoerd, met zware wapens en burgerslachtoffers, zou dat wel eens lastig kunnen worden voor sommige politieke partijen. We horen ook niet voor niets zo min mogelijk over burgerslachtoffers bij onze militaire missies. De kruistocht van journalist Sinan Can met onder meer zijn documentaire De slag om Chora krijgt weinig weerklank. Anders dan in ons omringende landen zijn de cijfers over burgerslachtoffers bij Nederlands optreden geen onderdeel van het publiek debat.

Een klein land met grote ambities

Het gevolg van het niet maken van keuzes is dat Nederland op militair gebied een klein land met grote ambities is. En dat legt zware druk op het defensiebudget. Nederland doet mee aan veel militaire missies. Daardoor slijt het materieel snel – het personeel overigens ook. Apaches kunnen niet goed tegen woestijnzand. Er is veel duur onderhoud nodig aan de wapens die ze meenemen naar Afghanistan, Irak en Mali. Een andere grote hap uit het defensiebudget wordt genomen door de luchtmacht (tot jaloezie van de marine) voor 37 dure F-35 gevechtsvliegtuigen. In het parlement wel gepresenteerd als een toestel dat ‘onze mensen in Afghanistan’ moet verdedigen, maar vooral zo duur omdat het kan worden ingezet bij een aanvalsoorlog ver weg, tegen pak ‘m beet China. De voor radar onzichtbaar F-35 kan voorop vliegen om de luchtverdediging van de vijand uit te schakelen, waarna het land open ligt voor verdere bombardementen. Verder is de F-35 geschikt voor de nieuwe generatie kernwapens, die de wat verouderde vrije-valbommen die op vliegbasis Volkel klaarliggen gaan vervangen. De druk op het defensiebudget is dus groot vanwege grote militaire ambities in tijden van bezuinigingen.

Na de bezuinigingsperiode is het defensiebudget door de 900 miljoen extra van het vorige kabinet weer op het niveau van voor de crisis; grofweg 8 miljard euro. Daar zal het niet bij blijven: er komt in elk geval nog 1,5 miljard bij zodat defensie in 2021, aan het einde van deze kabinetsperiode, op 9,5 miljard zit. In het eindrapport van de Verkenningen werd nog geschreven dat ‘een besluit ter verhoging van het niveau van defensie-uitgaven met structureel 1,5 miljard in de periode 2020-2030 een aanzienlijke versterking van de krijgsmacht mogelijk zou maken in aanvulling op opheffing van structurele knelpunten in de bedrijfsvoering. De omgevingsanalyse van de Verkenningen geeft vooralsnog geen aanleiding een dergelijke vergaande verhoging te overwegen, al valt de noodzaak daarvan in de toekomst niet uit te sluiten.” Blijkbaar vindt de regering de veiligheidssituatie in de afgelopen 8 jaar dermate verslechterd dat een forse versterking van de krijgsmacht nu nodig wordt geacht. Vraag het Halbe; Poetin staat al bij Lobith.

Dreigingen

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid is ook niet te beroerd de dreigingen nog eens fors aan te zetten In een deze zomer gepresenteerd WRR rapport wordt een veelheid aan dreigingen geïdentificeerd. Rusland, het Midden-Oosten en Noord-Afrika, terrorisme en IS, klimaatverandering, vluchtelingen, cyberaanvallen. En blijkbaar kan men deze dreigingen het beste tegemoet treden door een versterkte krijgsmacht. Opties als meer diplomatieke inzet, streven naar wapenbeperking, afzien van wapenexport en militaire interventies en een goed klimaatbeleid lijken meer voor de hand te liggen. Vraag een militair een probleem op te lossen en hij/zij zal met militaire middelen aankomen; dat is nu eenmaal wat hem/haar ter beschikking staat. Maar van een wetenschappelijke raad zou men een bredere blik mogen verwachten. De logische vraag of wij ons tegen trollen, vluchtelingen en groene mannetjes moeten verdedigen met meer wapens, of dat andere middelen beter zijn, wordt echter niet gesteld. Laat staan beantwoord.

Er is een sterke druk om het defensiebudget op te trekken tot 2% van het BNP. Voor Nederland zou dat neerkomen op nog een 5 miljard euro extra voor de krijgsmacht. Dat streefbedrag is op verschillende NAVO vergaderingen geformuleerd maar is niet, zoals sommige kranten schrijven, een NAVO verplichting (FD) of zelfs NAVO-lidmaatschapsgeld (AD). Het is een politiek drukmiddel om het budget omhoog te krijgen, maar heeft geen relatie met enige dreigingsanalyse. Een dreiging wordt niet opeens meer of minder als een BNP groeit of daalt. Van dit budget zou 20% moeten gaan naar materieel; dat is een fijn streefbedrag voor de militaire industrie. Voor het winnen van een moderne oorlog is niet de hoeveelheid manschappen maar het technisch niveau van je wapens doorslaggevend. De tendens is dus: mensen eruit, machines erin. Daarom kon de dienstplicht ook worden afgeschaft; al die jongens (en sinds kort vallen ook meisjes onder de dienstplicht – alleen de opkomstplicht is afgeschaft) zijn niet nodig. Er zijn vooral specialisten nodig. Knelpunt zit in het vinden van voldoende opgeleid technisch personeel, een probleem dat defensie gemeen heeft met veel andere werkgevers in Nederland.

De druk om het defensiebudget te verhogen wordt mede opgevoerd door dreigement van Trump om Europa aan zijn lot over te laten als het voor een dubbeltje op de eerste rang wil zitten. Maar het is een slecht idee om het bizar hoge defensiebudget van de VS als maatstaf te nemen voor ons eigen budget. Het Amerikaanse militaire budget is hoger dan dat van de daarna volgende zes landen samen. De Amerikanen zijn hun positie als economische wereldmacht kwijtgeraakt aan China. Wat hen rest is de positie als militaire wereldmacht. De VS bewapend zich vooral voor een oorlog tegen China. Wat dat betreft is de NAVO inderdaad ‘obsolete’ zoals Trump het in een van zijn oprispingen uitdrukte. De belangen van Europa en de VS lopen lang niet overal parallel. Een gezamenlijke Russische vijand zou de NAVO kunnen verenigen, maar Rusland zal Europa niet militair aanvallen. Het geeft minder uit aan defensie dan Frankrijk en Duitsland samen. En het is economisch niet sterk genoeg om een oorlog met Europa lang te kunnen volhouden. Rusland is zowel militair als economisch een middelgrote mogendheid die nog meetelt op het wereldtoneel omdat het kernwapens heeft.

Rol EU

Wat is de rol van de Europese Unie in de groei van het defensiebudget? De Britten zijn altijd sterk tegen militaire stappen door de EU geweest. Brexit geeft politieke ruimte. Sommige EU landen zijn groot voorstander van een gezamenlijke Europese defensie. Dat zou de krijgsmacht goedkoper en efficiënter kunnen maken. Tussen een beperkt aantal landen wordt al samengewerkt. Zo hebben de Nederlanders en de Belgen een gezamenlijke marine en werkt de Nederlandse landmacht naar tevredenheid samen met Duitsland. Maar militaire samenwerking met alle EU landen is heel wat complexer dan bi- of trilaterale samenwerking met de ‘buren’.

De Europese Commissie ziet graag meer samenwerking. Het politieke initiatief is echter niet aan haar, maar aan de lidstaten, Duitsland en Frankrijk voorop. Het is afwachten wat Merkel en Macron de komende jaren zullen doen. In het nieuwe Duitse regeerakkoord is de intentie opgenomen om het defensiebudget te verhogen. Als wisselgeld wordt beloofd dat er ook wordt geïnvesteerd in zaken als internationale samenwerking en conflictpreventie. Hoe dat gaat worden ingevuld is afwachten, maar in elk geval wordt erkend dat andere dan militaire middelen van belang zijn voor een stabiele wereld. De Franse regering heeft het defensiebudget flink verhoogd en wil zelfs 35% aan nieuwe investeringen in materieel doen. Dat is een mooie opsteker voor de Franse militaire industrie.

De Europese Commissie grijpt naar economische maatregelen om EU-defensie te stimuleren. Sinds enkele maanden is het mogelijk voor militaire bedrijven om uit Brussel onderzoekssubsidies voor de ontwikkeling van nieuwe wapens te krijgen. Dat is een doorbraak waar de militaire industrie lang voor heeft gelobbyd. Tot voor kort werd wapenproductie beschouwd als een zaak van nationale lidstaten, verbonden met hun veiligheidsbeleid, waar de EU geen rol bij mocht spelen. De onderzoekssubsidies worden geacht de werkgelegenheid en kennisontwikkeling in de EU te stimuleren, en de exportpositie van de militaire industrie te verbeteren. Ook is er geld beschikbaar voor gezamenlijke ontwikkeling van wapensystemen die naar mening van de EEAS (het ‘Buitenlandse Zaken’ van de EU) ontbreken in het Europese spectrum. EU buitenlandvertegenwoordigster Mogherini hoopt dat landen door gezamenlijke wapenproductie meer militair gaan samenwerken. Een erg sterke logica is dat niet. Alle gezamenlijke wapenprojecten van de afgelopen 30 jaar kenmerkten zich door grote kostenoverschrijding en grote vertraging, vooral omdat landen hun eigen industrie wilden bevoordelen boven anderen.

Voor een gezamenlijk Europees militair beleid moet op politiek niveau gekozen worden. Economische instrumenten inzetten, zoals de Commissie nu doet, is vooral erg prettig voor de aandeelhouders van militaire bedrijven maar biedt weinig garantie voor politieke ontwikkelingen. In het politieke proces tot versterking van Europese krijgsmachten, de Permanent Structured Cooperation (Pesco) hebben 25 lidstaten afgesproken hun aankoopbeleid meer op elkaar af te stemmen, hindernissen voor samenwerking weg te nemen, en hun defensiebudget te verhogen. Goedkoper zal het er dus voorlopig niet op worden. Het feit dat de VS lichtelijk nerveus worden van dit proces kan er op duiden dat de Europese wapenindustrie hier inderdaad een flinke impuls van zal krijgen. Maar het is zeer twijfelachtig of Europa vreedzamer en veiliger wordt als problemen alleen worden benaderd met militaire oplossingen en meer wapenaankopen.

Onvoldoende kritisch debat over veiligheidsbeleid