De Britse emeritus hoogleraar vredesstudies Paul Rogers analyseert het netwerk van politici, bedrijven en instellingen die de krijgsmacht tot het middelpunt van beleid maken. Met de wereldwijde militaire uitgaven op recordhoogte in 2021, dus al vóór de gruwelijke invasie in Oekraïne door Rusland, is duidelijk dat het militair-industriële complex opnieuw de positie inneemt die Dwight Eisenhower ‘ongerechtvaardigde invloed‘ noemde.
Vertaald uit Red Pepper https://www.redpepper.org.uk/the-war-racket/
Over de hele wereld is het militarisme (en de bijbehorende bergen geld) weer in opkomst. De Verenigde Staten hebben sinds het begin van de oorlog al miljarden dollars aan militaire hulp aan Oekraïne verstrekt. Duitsland verhoogde snel de defensie-uitgaven als reactie op Poetin’s oorlog en in de Scandinavische landen wordt steeds harder geroepen om lidmaatschap van de NAVO.
Achter deze overheidsuitgaven zitten natuurlijk de lobby-inspanningen van machtige industriële groepen. Onlangs werd gerapporteerd dat in 2020 vijf Amerikaanse bedrijven – Lockheed Martin, Boeing, Northrop Grunman, Raytheon Technologies en General Dynamics – 60 miljoen dollar hebben uitgegeven om politici in de VS onder druk te zetten. Toch verklaart deze macht van het bedrijfsleven niet volledig de aanhoudende greep van het militair-industriële complex op het politieke en economische leven.
Een nauw verweven systeem
Het militair-industriële complex in Groot-Brittannië heeft, net als elders, drie kerncomponenten: het leger, de ambtenarij en de industrie. Voor het leger is de grondgedachte zonneklaar, de verdediging van de eigen positie, maar promotie en carrière zijn belangrijke individuele motieven, en rivaliteit tussen verschillende krijgsmachtonderdelen vergroot de inspanning. Voor de ambtenarij ligt de nadruk sterker op carrière-perspectieven. De industrie streeft uiteraard naar winst.
Toch is het militair-industriële complex dieper en breder dan deze drie instellingen. Inlichtingendiensten, denktanks, afdelingen van universiteiten en private militaire bedrijven spelen allemaal ook een rol. Ook vakbonden hebben bijgedragen aan het voortdurend militarisme met hun verdediging van arbeidsplaatsen in de militaire industrie.
De onderlinge verbindingen zijn dus talrijk. Op het gebied van wapenverkoop zorgen ambassades voor lokale contacten, waarbij diplomaten en defensieattachés waar mogelijk de verkoopprocessen van smeerolie voorzien. Bedrijven onderhouden ook nauwe banden met de ambtenarij door detachering van personeel, voornamelijk van eerstgenoemde naar laatstgenoemde. Hetzelfde geldt voor geüniformeerd militair personeel. Daar is de beweging van de krijgsmacht naar bedrijven echter de meest voorkomende.
Private militaire bedrijven zijn in belang toegenomen in de wereld van na 9/11 en leunen sterk op voormalig militair personeel, vooral speciale troepen. Het is niet verwonderlijk dat een cluster van deze bedrijven te vinden is rond Hereford, dat gunstig is gelegen in de buurt van een SAS-kazerne. (SAS zijn Britse speciale troepen)
De draaideur tussen sectoren is vooral nuttig voor het verstevigen van relaties. Voormalige militairen en ambtenaren worden aangetrokken door denktanks en universitaire afdelingen, en hoge militairen en ambtenaren die bijna met pensioen gaan, zijn veelgevraagd door wapenbedrijven. Honoraria, adviesfuncties en zelfs bestuurszetels worden voorgehouden als smakelijke worsten, des te aantrekkelijker gezien de vroege pensioenleeftijd en het gebrek aan bonussen in de publieke sector. Ook politici (zowel in dienst als gepensioneerd) profiteren van de draaideur naar de industrie, waarbij mensen van zowel de Labourpartij als de Conservatieven hun kansen grijpen.
Er is een hoge mate van conformiteit bij de grote politieke partijen als het om het leger gaat, waarbij Labour de Tories vaak nabootst of probeert te overvleugelen om te voorkomen dat hun wordt verweten onpatriottisch te zijn. Zelfs kritiek op de NAVO is nu verboden binnen de gelederen van Labour.
Het is dan ook niet verwonderlijk, gezien de uitgebreide relaties en netwerken die hierboven zijn geschetst, dat radicale leiders die militarisme en oorlog aan de kaak stellen, worden gedemoniseerd en afgeschilderd als gevaar voor het systeem. In de dagen na de verkiezingen van 2017, toen Jeremy Corbyns Labour dicht bij het vormen van een minderheidsregering kwam, hield Corbyn een toespraak voor de Verenigde Naties in Genève. Daarin stelde hij dat een conflictbenadering van ‘bombardeer eerst, denk later’ een van de grote bedreigingen van menselijke veiligheid was.
Het feit dat Corbyn de defensiemacht en de traditioneel hechte Atlantische relatie rechtstreeks uitdaagde verklaart de gezamenlijke inspanningen om hem onderuit te halen, zowel binnen als buiten Labour. Hetzelfde mechanisme verklaart de obsessie van de huidige Labourleiding om alle sporen van Corbyn en Corbynisme binnen de partij uit te wissen.
De cultuur van militaire veiligheid
De politieke cultuur met betrekking tot veiligheid draagt ook bij aan het stand houden van het militair-industriële complex. Die cultuur stelt nationale militaire veiligheid als hoogste goed waaraan andere behoeften ondergeschikt moeten worden gemaakt. Ze erkent veiligheid nauwelijks als een universeel recht. Wat het nationaal belang is, inclusief het economisch nationaal belang, wordt doorgaans bepaald door het politieke establishment, een kleine en exclusieve groep die andere stemmen uitsluit. Nationalistische gevoelens worden opgeklopt met de belofte dat men Groot-Brittannië (of de VS, Frankrijk, Turkije, India) weer groot zal maken.
De heersende cultuur, gedreven door winst, is gericht op de korte termijn en op militaire dreigingen, terwijl fundamentele problemen zoals de ineenstorting van het klimaat en de grote sociaal-economische ongelijkheid worden genegeerd. Het doel van deze cultuur is kortweg om de strategische omgeving te controleren, voornamelijk door middel van offensieve militaire capaciteiten en allianties. Deze cultuur is doordrongen van een diepgewortelde mannelijkheid, wat leidt tot een nadruk op militair optreden en tot uitsluiting van een brede discussie over de sociale en ecologische voorwaarden voor veiligheid.
Twee andere elementen van deze cultuur zijn cruciaal, en beide zijn moeilijk te bestrijden. De ene is een voorliefde voor geheimhouding die met het militaire systeem is verweven en een handig excuus vormt om discussies dood te slaan. Dit geldt met name de nucleaire vraagstukken, waarover de regering-Johnson uitermate geheimzinnig deed. De andere is de onvermijdelijke toevlucht tot patriottisme en het benadrukken van de gevaren van verzoening als reactie op elke serieuze intellectuele of feitelijke uitdaging.
Een radicale heroverweging van veiligheid
De sterke concentratie van macht en invloed in het militair-industriële complex moet worden ontmanteld als we erin willen slagen nieuwe benaderingen te ontwikkelen die tegemoet komen aan wereldwijde menselijke behoeften. De vele spraakmakende mislukkingen van westerse interventie (denk bijvoorbeeld aan Afghanistan) of het falen van de krijgsmacht om adequaat bij te dragen aan de reactie op de Covid-19-pandemie of de voortdurende ineenstorting van het klimaat, getuigt van de irrelevantie ervan in de wereld die we moeten bouwen.
Gelukkig zijn er enkele sterke campagnegroepen en individuele wetenschappers die licht werpen op de aard van het veiligheidscomplex. The Campaign Against Arms Trade** is er daar een van. Op meer algemeen niveau leidt de Rethinking Security-groep een coalitie van bewegingen, denktanks, academici, campagnevoerders en praktijkmensen en heeft onlangs de driejarige Alternative Security Review voor Groot-Brittannie opgezet. Dit is een op menselijke veiligheid gerichte strategie ‘die prioriteit geeft aan inclusiviteit, gelijkheid, verantwoordelijkheid en welzijn in eigen land, alsmede gedeelde wereldwijde veiligheid en een toewijding aan de ecologische veiligheid van onze planeet’.
In tijden van crisis, zoals deze, is het absoluut noodzakelijk om verder te denken dan de status quo. We moeten de instellingen vervangen die ons in deze situatie hebben gebracht. In het geval van het militair-industriële complex is het onweerlegbaar noodzakelijk om het hele systeem te herzien.
Dit artikel verscheen eerder in nummer #236, zomer 2022, The War Racket.
* Paul Rogers is emeritus hoogleraar vredesstudies aan de Bradford University
** De Nederlandse zusterorganisatie Stop Wapenhandel vertaalde deze tekst naar het Nederlands, omdat deze ondanks specifiek Britse kwesties ook voor Nederland relevant is.