Preventie als defensie

Lezing conferentie Economie en Gewapende Conflicten 14/11/2013 – Wendela de Vries

In hoeverre draagt het Nederlands defensiebeleid bij aan vermindering van gewapende conflicten in de wereld? Dat was de vraag op een bijeenkomst georganiseerd door het Platform Duurzame en Solidaire Economie samen met WILPF, Kerk en Vrede en Vrouwen voor Vrede over Economie en gewapende conflicten. Om deze vraag te beantwoorden moeten eigenlijk eerst twee andere vragen beantwoord worden, namelijk:
– wat is het Nederlands defensiebeleid?
en
– hoe verminder je gewapende conflicten in de wereld?

Defensiebeleid begint altijd met een analyse van mogelijke dreigingen en komt dan met militaire maatregelen daartegen. Eigenlijk is dat raar. Het zou logischer zijn om niet alleen een dreigingsanalyse te maken, maar ook een analyse van de oorzaken van die dreigingen. En dan de vraag te stellen welke instrumenten je tegen die dreigingen moet inzetten. Er dreigen altijd conflicten, conflicten zijn een vast onderdeel van een veranderende wereld, maar ze hoeven niet tot geweld te leiden. Als je kijkt naar de oorzaken van conflicten, en economische ongelijkheid en milieudegradatie zijn daar belangrijke factoren bij, dan kun je heel veel doen om geweld te voorkomen. Militaire middelen zijn zeker niet altijd de meest aangewezen middelen daarvoor. Dat stelde ook Javier Solana al in zijn defensiestrategie voor de Europese Unie uit 2003. Maar conclusies worden daaruit niet getrokken.

Misschien komt dat, omdat je met het voorkomen van conflicten niet erg kan scoren. Het gebeurt vaak nogal onzichtbaar. Het inzetten van militairen is veel daadkrachtiger, het doet het heel goed in de media, daar houden politici van. De noodzaak om publiek draagvlak te verkrijgen verhinderd soms de meest effectieve oplossingen, dat is een ingewikkeld probleem van de democratie. Voor publiek draagvlak wordt aan ons leger de meest wonderbaarlijke mogelijkheden toegedicht.

Je zou bijvoorbeeld op grond van de beeldvorming kunnen gaan geloven dat het defensiebeleid gericht op de emancipatie van vrouwen. De troepen in Afghanistan zaten daar zodat Afghaanse vrouwen weer over straat konden. En recent zei ook Bert Koenders in een interview over Mali dat een meisje hem verteld had hoe blij ze was dat ze weer naar school kon. De associatie wordt voortdurend gelegd. Het helpt bij het krijgen van draagvlak voor de krijgsmacht, maar het is natuurlijk onzin. Het zou ook een heel inefficiënt gebruik van middelen zijn. Want er zitten heel veel stappen tussen het sturen van commando’s en gevechtshelikopters en het leveren van meisjesonderwijs.

Maar wat is dan wel het doel van de krijgsmacht? In 2008, wij waren toen als land volop bezig om ons leger om te bouwen tot interventiemacht, werd het project “Verkenningen” gestart. Een poging om te komen tot een breed gedragen en wetenschappelijk onderbouwde visie op defensie: wat voor mogelijke dreigingen zouden ons in de toekomst te wachten kunnen staan en met welke middelen zouden we daarop willen reageren?

Het was een interessant en nuttig project. Helaas werden de Verkenningen ingehaald door de economische crisis. Het eindrapport is daardoor in feite een beetje ondergeschoffeld. En dat is jammer, want in de Verkenningen werden een paar fundamentele keuzes voorgelegd over de vraag welke militaire rol wij als Nederland in de wereld wilden spelen.

De Verkenningen stelde op grond van toekomstscenario’s vier mogelijke krijgsmachttypes voor:

Ten eerste een krijgsmacht die gericht is op
1-bescherming eigen en bondgenootschappelijk grondgebied
Pure gebiedsbewaking. Daar heb je andere wapens en organisatie voor nodig dan voor een krijgsmacht die gericht is op
2-interventie, op wereldwijd militair ingrijpen, de tweede optie in de Verkenningen.
Een derde optie is een krijgsmacht die gericht is op
3-stabilisatie van gebieden. Bijvoorbeeld een vredesoperatie.
Een vierde optie is een krijgsmacht die
4- van alles een beetje kan, Veelzijdig Inzetbaar noemt men dat in de Verkenningen.

En omdat er geen serieuze discussie is geweest, en de financiële kant van het beleid steeds doorslaggevender werd, is er uiteindelijk in de praktijk gekozen voor dat laatste: van alles een beetje kunnen. Van een kleine missie tot een grote geweldsoperatie. Door niet te kiezen is gekozen voor doorhobbelen op bestaande paden. Er is niet gekeken of onze krijgsmacht, die in essentie nog is gebaseerd op Koude Oorlogsscenario’s, nog wel een geschikt middel is voor de huidige veiligheidsrisico’s in de wereld.

De Verkenningen liggen alweer een aantal jaren achter ons en over het Nederlandse defensiebeleid is in de Tweede Kamer gedebatteerd aan de hand van de nota van minister Hennis met de veelzeggende titel “In het belang van Nederland”. Met die titel is de vraag eigenlijk al beantwoord, want daarmee wordt het doel van de krijgsmacht duidelijk ingeperkt. Er wordt niets gezegd over het voorkomen van gewapende conflicten. Het woord vrede wordt niet genoemd. Het gaat om het belang van Nederland. Daar kan je het mee eens zijn of niet, maar dat is de keus die is gemaakt.

De speelruimte van de minister voor het maken van eigen beleid is beperkt. De plannen moeten passen binnen financiële kaders, ze moeten aansluiten bij de realiteit van de bestaande krijgsmacht en de strategie van het bondgenootschap, de NAVO, en als het even kan, moeten de plannen ook iets leuks opleveren voor de Nederlandse defensie-industrie. Voor dat laatste hebben we ook nog de Defensie Industrie Strategie en een bijzonder effectieve lobby van grote bedrijven als Damen Shipyards, Thales en Stork. Je ziet hun resultaten terug in de aankopen.

Ondanks de grootschalige bezuinigingsoperaties waar we op dit moment in ztten moet de krijgsmacht nog steeds alles kunnen, maar tegenwoordig op een koopje. Sommige ijzervreters beweren dat al die bezuinigingen leiden tot een leger dat niets meer voorstelt, maar dat is onzin. Een krijgsmacht die alles een beetje wil kunnen heeft namelijk ook ‘een beetje’ de mogelijkheid tot groots militair optreden, in het hoogste geweldsspectrum. Die mogelijkheid hebben we onder meer onder meer met onze Commando Luchtverdedigingsfregatten, zwaarbewapende oorlogsschepen die vijandige raketten kunnen neerhalen. Topproducten van onze eigen Nederlandse wapenindustrie, zeer aanbevolen voor export. Ze passen in het Star Wars scenario, het raketschild, waar Poetin zo boos over was dat hij een nieuwe bewapeningsronde heeft ingezet. Een wapensysteem dat escalatie in de hand werkt. Op dit moment worden die fregatten overigens ingezet ter bestrijding van piratenbootjes.

Een ander wapen voor in het hoogste geweldsspectrum is natuurlijk de JSF. Lucratief voor onze militaire industrie maar natuurlijk vooral goed voor de banden met bondgenoot Amerika en voor de instandhouding van de kernwapentaak. Dat er van het Nederlandse leger niets overblijft door de bezuinigingen dus is niet waar. Wij kunnen nog steeds heel fors geweld gebruiken.

Om te bezuinigen kiest minister Hennis niet voor een ander soort krijgsmacht, zoals bijvoorbeeld op basis van de Verkenningen had gekunt, maar ze kiest wel. De krijgsmacht moet alles nog steeds kunnen, maar minder tegelijk en minder lang achter elkaar. Dat de verlenging van de huidige Patriotmissie in Turkije op capaciteitsgrenzen stuit, past precies in dit beleid. Nederland wil een belangrijke defensiespeler blijven maar korter en met minder missies tegelijk. Belangrijk wil de krijgsmacht ook blijven door in te zetten op niche-capaciteiten, waar in internationale verbanden, bv NAVO, EU, VN, behoefte aan is. Daarin past bv ook de inzet van commando’s in Mali. Het betreft hier zwaarbewapende en zeer goed getrainde eenheden, waarmee we internationaal behoorlijk meetellen qua geweldsinbreng. Of dat gewapende conflicten helpt oplossen kun je je afvragen. De missie in Mali kan misschien een aantal hele nare strijdgroepen uitschakelen, maar de vraag is wat er verder wordt gedaan om iets aan de oorzaak van het conflict te doen. Dat vraagt om veel ingewikkelder, langduriger en minder zichtbaar optreden dan een flinke militaire missie, maar het is uiteindelijk veel belangrijker. Hoe wordt het budget verdeelt tussen militaire en civiele steun aan Mali?

Met de plannen ‘In het belang van Nederland’ hobbelt ook minister Hennis door op de bestaande paden. Er wordt nog altijd niet kritisch nagedacht over de rol van Nederland bij het verminderen van gewapende conflicten. Het beleid van Defensie maakt deel uit van een bredere Internationale Veiligheidsstrategie van de regering, gepresenteerd door minister Timmermans van Buitenlandse Zaken. Minister Timmermans is een groot voorstander van een geïtegreerde veiligheidsbenadering. De Internationale Veiligheidsstrategie is dan ook geschreven samen met Defensie, Veiligheid & Justitie, Economische Zaken en Binnenlandse Zaken. Zo’n brede blik op veiligheid zou een eerste stap kunnen zijn in de richting van duurzamer oplossingen dan het sturen van militaire missies.

Het doel van het internationale veiligheidsstrategie is
1- de bescherming van het grondgebied van Koninkrijk en Bondgenootschap,
2- de verdediging van de Nederlandse economische belangen en
3- de bescherming van de internationale rechtsorde.

Het doel is dus niet om gewapende conflicten te voorkomen, zolang die conflicten geen directe bedreiging vormen voor het belang van Nederland of de rechtsorde. Maar zelfs als ze dat wel vormen, wordt heel weinig gedaan aan de oorzaak van het conflict. We bestrijden de uitwassen van conflicten met het sturen van militairen, maar we lossen weinig op.

Je ziet dat in de praktijk terug op alle beleidsterreinen die bij deze Veiligheidsstrategie betrokken moeten zijn. Van het wegbezuinigen van diplomaten, die een bemiddelende rol zouden kunnen spelen bij conflicten, tot het laten voortbestaan van Nederlandse brievenbusfirma’s die ontwikkelingslanden van belastinginkomsten beroven, die ze juist zo nodig hebben om zich duurzaam en stabiel te ontwikkelen. Dan hoef je nog niet eens ontwikkelingshulp te geven, je moet ze gewoon niet leegplunderen. Van het niet veroordelen van illegale drone-aanvallen op Pakistan, die leiden tot haat tegen het westen en die een inbreuk zijn op internationaal recht, tot het ondersteunen van een exportgerichte wapenindustrie, die de kans doet toenemen dat conflicten gewapenderhand beslecht zullen worden.

Een zinvol veiligheidsbeleid moet niet doorhobbelen op de bestaande paden. Het veiligheidsbeleid moet veel meer gericht worden op preventie, waarbij verder gekeken moet worden dan alleen de krijgsmacht. Dat wordt vaak geringschattend afgedaan als soft power, maar het is een grote onderbenutte kracht. We kunnen geld voor een op preventie gericht veiligheidsbeleid vrijmaken door op de zwaarste wapensystemen af te schaffen, zoals de LC fregatten, of niet aan te schaffen, zoals de JSF. Nederland hoeft niet mee te kunnen doen aan een grote oorlog.