Wereldwijde defensie-uitgaven boven de 1 biljoen dollar

Wereldwijde defensie-uitgaven boven de 1 biljoen dollar

Uit: VD AMOK, nr. 2, 2005

Militaire bestedingen zijn de afgelopen jaren naar hoogten gestegen die doen denken aan de Koude Oorlog. Geschoond voor inflatie werd afgelopen jaar de piek van eind jaren tachtig bijna geëvenaard. Volgens de onderzoekers van het Zweedse SIPRI passeerden de defensie-uitgaven in 2004 de symbolische grens van 1 biljoen – oftewel 1.000 miljard – dollar (in euro’s een slordige 840 miljard). Terwijl de uitgaven van het voormalige Oostblok de afgelopen 15 jaar drastisch zijn gedaald, hebben Europa en vooral de VS hun aandeel in de wereldwijde bestedingen flink opgevoerd. De oorlog tegen het terrorisme en die in Irak zijn natuurlijk belangrijke factoren daarin. Washington alleen neemt bijna de helft van het internationale defensiebudget voor zijn rekening. De landen van de EU nog eens grofweg een kwart. Resteert nog zo’n 250 miljard dollar voor de rest van wereld.

Schulden en bewapening

Waanzinnige bedragen als je bekijkt wat bijvoorbeeld aan ontwikkelingshulp wordt besteed. In 2004 gaf het rijkere deel van de wereld daar 78,6 miljard dollar aan uit. En zo bezien is de recente kwijtschelding van 40 miljard dollar aan schulden van 18 arme landen in Afrika en Latijns Amerika door de G-8, de acht rijkste industrielanden, niet veel meer dan een aardige fooi.

Bovendien, op een andere manier stroomt het geld uit de derde wereld alsnog naar het westen. De dag nadat het schuldenakkoord was beklonken wees The Observer Tony Blair er fijntjes op dat de Britse wapenexporten naar Afrika tussen 1999 en 2004 verviervoudigd zijn. Ze bedroegen over die periode grofweg 1 miljard Britse ponden (1,5 miljard euro). Naast omvangrijke exporten naar Zuid-Afrika, Nigeria en Angola, gaven de Britten ook toestemming voor wapentransporten naar Somalië, Malawi, Algerije, Soedan en Ethiopië.

Wereldwijde wapenhandel

In het nieuwste SIPRI jaarboek als vanouds veel interessante tabellen met cijfers over ondermeer de wapen in- en uitvoer. Na enkele decennia in de top tien te hebben verbleven valt Nederland daar met een twaalfde plek nu voor het eerst buiten, overigens op kleine achterstand van nummer 7, Canada. Wat dat betreft blijft Nederland een ‘subtopper’.

Opvallend is verder dat volgens SIPRI Rusland momenteel ’s werelds grootste wapenexporteur is, op de voet gevolgd door de VS. Rusland heeft die plaats deels te danken aan zijn goede banden met twee opkomende militaire machten: China en India. Rusland en de VS nemen samen 63 procent van de wereldmarkt voor hun rekening, gevolgd door Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk met elke zo’n 5 procent.

Aan de importkant voeren inderdaad China en India de lijst aan, op enige afstand gevolgd door Griekenland. Traditioneel staat Egypte ook hoog genoteerd. Deze zesde grootste wapenimporteur heeft dat deels te danken aan Amerikaanse miljardensteun. Ook Nederland levert zijn bijdrage aan de voortgaande militaire opbouw van Egypte. Nadat midden jaren negentig al eens 600 oude YPR pantservoertuigen werden verkocht, maakte Defensie in maart bekend dat een nieuwe megaorder voor 431 YPRs is beklonken. Hoewel geen bedragen bekend zijn gemaakt zal de order waarschijnlijk 60 tot 70 miljoen euro opleveren. Buiten de SIPRI top 10 valt op dat Israël, Saoedi-Arabië, Jemen en Soedan het afgelopen jaar grote inkopen hebben gedaan.

Wereldwijde wapenhandel (2000-2004) volgens SIPRI:
Invoer Uitvoer
1. China 1. Rusland
2. India 2. Verenigde Staten
3. Griekenland 3. Frankrijk
4. Verenigd Koninkrijk 4. Duitsland
5. Turkije 5. Verenigd Koninkrijk
6. Egypte 6. Oekraïne
7. Zuid-Korea 7. Canada
8. Verenigde Arabische Emiraten 8. China
9. Australië 9. Zweden
10. Pakistan 10. Israël

Wapenhandel als buitenlandse politiek

Interessant is in dit verband ook het pas verschenen rapport ‘Promoting Freedom or Fuelling Conflict? U.S. Military Aid and Arms Transfers since 9/11′, van het Amerikaanse World Policy Institute. De onderzoekers Bill Hartung en Frida Berrigan laten daarin nog eens goed zien hoe Amerika’s buitenlandse politiek gekenmerkt wordt door bondgenootschappen die vroeg of laat als een boemerang terugslaan. Bekend is natuurlijk het verbond tussen de VS en de Afghaanse Mujaheddin van ondermeer Osama bin Laden, dat in de jaren tachtig de Sovjets Afghanistan uit moest jagen. Spil in dat verbond was de Pakistaanse geheime dienst ISI, die ook daarna goede contacten bleef houden met de Taliban. Met Saoedi-Arabie en de Verenigde Arabische Emiraten was Pakistan een van de weinige landen die het Taliban bewind erkende. Direct na 11 september moesten Pakistan en diezelfde ISI weer hand in hand met de Amerikanen jacht maken op Mullah Omar, Bin Laden en consorten. Dat beide kopstukken nog nooit zijn gepakt hoeft wat dat betreft ook niet heel erg te verwonderen. De sympathie van grote groepen Pakistanen – niet in de laatste plaats ook binnen de ISI – is algemeen bekend. Een van de eerste stappen die Bush na 11 september nam was de opheffing van het Amerikaanse wapenembargo tegen Pakistan, ooit ingesteld vanwege Pakistan’s nucleaire programma. Met uitzicht op militaire steun kochten de Amerikanen de broodnodige militaire en politieke steun van zelfbenoemd president Musharraf. Deze legerleider weet zich inmiddels al die tijd staande te houden tussen aan de ene kant Amerikaanse druk en aan de andere kant binnenlandse anti-Amerikaanse sentimenten. Een paar bomaanslagen op zijn persoon misten steeds op een haar na hun doel.
Een paar maand geleden werd bekend dat Pakistan alsnog nieuwe F-16s van de Amerikanen mag kopen, nadat een eerdere bestelling in 1990 nog door Bush sr. werd afgeblazen. Gold toen nog als argument dat die gevechtsvliegtuigen kernbommen konden afwerpen, anno 2005 is dat kennelijk geen punt meer, ook al krijgen de Amerikanen, noch de IAEA nog steeds geen toegang tot ’s werelds grootste kernwapenhandelaar, tevens volksheld nummer 1: Abdul Qadeer Khan.
Overigens zullen ook Nederlandse bedrijven garen spinnen bij de F-16 order. Vooral Stork maakt een groot aantal onderdelen voor de F-16.

Een andere trouwe vriend van Amerika in de strijd tegen het terrorisme is Oezbekistan. De voormalige Sovjetstaat stelt niet alleen een luchtmachtbasis beschikbaar voor vluchten naar Afghanistan, ook laten de Amerikanen verdachten in Oezbekistan martelen om bekentenissen los te krijgen. Oezbekistan zag een en ander in 2003 beloond met 8,6 miljoen dollar aan ‘militaire hulp’ – gratis wapenuitrusting. Daarnaast verdiende de Amerikaanse wapenindustrie in 2003 33 miljoen dollar, betaald door Oezbekistan zelf. Dat het land wordt geleid door een volkomen megalomane dictator die mensenrechten op alle mogelijke manieren aan zijn laars lapt hoeft voor niemand een geheim te zijn. De Amerikaanse regering erkent dat nu zelf ook. De militaire hulp werd in 2004 bevroren. Of en welke consequenties het recente bloedige neerslaan van enkele opstanden in Oezbekistan zal hebben moet nog blijken.

Met een erg inzichtelijke opsomming per land laten de onderzoekers van het World Policy Institute zien hoe de VS na 11 september 2001 zijn buitenlandse politiek betaalt met gratis antiterreur trainingen en wapenhulp aan een hele zwik landen met een uiterst bedenkelijke reputatie. Het behoeft geen betoog dat de Amerikaanse boodschap van vrijheid en democratie daarmee weinig geloofwaardig is.

Frank Slijper

Bronnen: SIPRI Yearbook 2005; ‘Global Military Spending Shoots past $1 Trillion’, Jurgen Hecker/AFP, 7 juni 2005; ‘UK arms sales to Africa reach £1 billion mark’, Anthony Barnett, The Observer, 12 juni 2005; ‘Big shopper Delhi fuels arms race’, Sujan Dutta, The Telegraph (India), 9 juni 2005.