Springstof over wapens voor Nigeria, corruptie en aardbeving als kans voor de oorlogsindustrie

Wapenhandelpagina Vredesmagazine nr. 2, 2010

Nederland levert ‘patrouilleschepen’ aan Nigeriaanse marine

Ondanks het voortdurende conflict tussen leger en rebellen in de olierijke Niger-delta, heeft de Nederlandse regering in april 2009 toestemming gegeven voor de verkoop van een flinke partij boten aan de Nigeriaanse strijdkrachten. De waarde van de wapenexportvergunning bedraagt een kleine vijf miljoen euro.

Volgens Afrikaanse media zou het gaan om twintig catamarans, ondermeer geschikt voor troepentransport, die geleverd worden door de IJmuidense werf TP Marine. In antwoord op Kamervragen meldt Den Haag dat het om “tussen de tien en twintig licht bepantserde patrouillevaartuigen zonder bewapening […] met een lengte van zo’n elf meter” zou gaan. De website van TP Marine laat echter zien dat de boten bij uitstek geschikt zijn voor het snel aan land brengen van speciale eenheden en dat bewapening dan misschien niet meegeleverd is, er ter plekke in ieder geval zonder probleem op gemonteerd kan worden. TP Marine zelf claimt dat vrijwel alles van machinegeweren en granaatwerpers tot zelfs Hellfire raketten en mijnenlegsystemen geïnstalleerd kunnen worden. Het zou ook verbazing wekken wanneer de Nigeriaanse marine zonder bewapening de beveiliging van “olieplatforms, waaronder die van Shell” en de strijd tegen “piraterij”zou aangaan, twee van de taken die de regering de boten toeschrijft.

Het is nu wachten op de eerste bevestiging van de inzet van de Nederlandse bootjes tegen Nigeriaanse MEND rebellen, nu die eind januari het staakt-het-vuren hebben opgeheven. Hoewel daar in de beantwoording van de Kamervragen aan voorbij wordt gegaan, verbiedt het wapenexportbeleid leveranties die een rol spelen in “de interne situatie van het land van eindbestemming ten gevolge van spanningen of gewapende conflicten.”

Voor meer informatie, zie de paper “Nederlandse patrouilleschepen voor Nigeriaans leger” op www.stopwapenhandel.org

BAE Systems koopt corruptieschandaal af
Jarenlang is wapenconcern BAE Systems achtervolgd door verhalen van smeergeld betalingen bij het binnenhalen van orders in tal van landen. Waar dat zich aanvankelijk concentreerde op de miljardenorders uit het Saoedische koninkrijk, breidde het schandaal zich uit naar Zuid-Afrika, Tanzania en een handjevol Europese landen. De imagoschade was compleet toen niet alleen de Britse Serious Fraud Office (SFO), maar ook corruptiebestrijders uit de VS en Zwitserland, alsook de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) onderzoek instelden naar smeerpraktijken. In 2006 dacht toenmalig premier Tony Blair de zaak in de doofpot te kunnen stoppen door met een beroep op de nationale veiligheid (Saoedi-Arabië zou niet langer belangrijke inlichtingen over potentiële terreurdaden met Londen willen delen), de SFO van de zaak af te halen. Langdurig juridisch getouwtrek en voortdurend onderzoek in andere landen hebben BAE Systems doen denken dat ze met een flinke afkoopsom van het gezeur af zouden zijn. Met de VS is een schikking van 300 miljoen euro overeengekomen, de SFO krijgt omgerekend ongeveer 37 miljoen euro. Deze ‘boetes’ zijn alleen geen erkenning van de corruptie; ze houden alleen verband met het afleggen van valse verklaringen, respectievelijk boekhoudkundige onregelmatigheden. Een oude truc uiteraard – geef een klein vergrijp toe, ga voorbij aan de kern van de zaak – en daarmee ook erg doorzichtig. Britse collega’s van de Corner House en de Campaign Against Arms Trade, die al vele jaren campagne voeren om de onderste steen in deze kwestie boven te krijgen, laten het er niet bij zitten. Eind februari stapten ze naar de rechter om de schikking aan te vechten en alsnog een strafrechtelijke vervolging tegen BAE Systems in te laten stellen. Kortom: wordt vervolgd!

Voor meer achtergronden bij de zaak, zie www.caat.org.uk 

Aardbeving als kans voor de oorlogsindustrie
Onder Silvio Berlusconi lijkt niets te gek om reclame te maken voor de nationale wapenindustrie. De laatste maanden plaveide de corrupte paljas de weg voor lucratieve wapencontracten met dictaturen als die in Kazachstan, Libië en Wit-Rusland. In het geval van Libië was Italië een paar jaar geleden de motor achter de opheffing van het Europese wapenembargo. Een door het weekblad Defense News aangehaalde ingewijde noemt de bemoeienis relatief nieuw en van ongekende intensiteit. Staatsbedrijf Finmeccanica, een van Europa’s grootste wapenfabrikanten, is steeds spekkoper.

Een nieuwste stunt is de inzet van vliegdekschip Cavour bij de aardbeving in Haïti. Merendeels op kosten van de bedrijven die het schip indertijd gebouwd hebben (met name Finmeccanica en Fincantieri) vaart het schip ter promotie van de Italiaanse wapenindustrie naar Haïti. “Dit is niet een vorm van sponsoring, het is een bijdrage. Het vliegdekschip is nodig, mar het is ook een manier om het aan de wereld te laten zien. […] Voor Italië is het een humanitaire missie; voor de betrokken bedrijven is het een humaniatire missie én een commerciële.” Zo is onderweg in Brazilië halt gehouden om medisch personeel en twee helikopters op te pikken. Niet zonder reden, gaf de Italiaanse staatsecretaris Guido Crosetto toe: “Er lopen momenteel onderhandelingen met Brazilië over een aantal marine contracten.”

Volgens Crosetto maakt de missie deel uit van het nieuwe Italiaanse militaire denken, waarbij mede op basis van meer marktwerking zowel besparingen als nieuwe inkomsten gegenereerd moeten worden. De daarvoor nieuw opgerichte Difesa Servizi moet jaarlijks een paar honderd miljoen euro in het laatje brengen door enerzijds geld te vragen voor civiel gebruik van militaire middelen, anderzijds door sponsoring van militaire evenementen door het bedrijfsleven te stimuleren.
 

Tom Kington, ‘Firms Foot Bill for Italian Carrier’s Mission to Haiti’, Defense News, 1 februari 2010; Tom Kington, ‘Where Italys Berlusconi Goes, Finmeccanica Profits’, Defense News, 12 juli 2009

Samenstelling Frank Slijper