Springstof over United Nations Arms Trade Treaty en groeiende Nederlandse wapenexport

Wapenhandelpagina Vredesmagazine, nr.4 2010

Kan wapenhandel worden ingeperkt met een VN Verdrag?

Na een campagne door maatschappelijke organisaties zijn de Verenigde Naties in 2010 begonnen met onderhandelingen voor een mondiaal Wapenhandelsverdrag (Arms Trade Treaty, ATT). Met dit verdrag wil men een juridisch instrument creëren om ‘onethische’ wapenhandel te voorkomen. Wapens zouden niet geëxporteerd mogen worden als de kans groot is dat ze gebruikt worden bij mensenrechtenschendingen, oorlogsmisdaden, georganiseerde misdaad of terrorisme. Ook zouden ze niet verkocht mogen worden aan instabiele regio’s, arme landen of corrupte regimes. Wie dit leest kan alleen maar concluderen dat dit verdrag een einde zal maken aan alle wapenhandel. Helaas moeten internationale verdragen niet al te serieus worden genomen, zeker niet als ze zich richten op zachte doelen als vrede en mensenrechten. Door slimme diplomatieke formuleringen zijn mazen in het verdrag onvermijdelijk. Ook zullen er geen consequenties aan verbonden zijn als staten zich niet aan het verdrag houden. Tenzij het een pariastaat betreft natuurlijk.

De beperktheid van zo’n verdrag blijkt ook uit het feit dat veel defensiebedrijven er geen enkel probleem mee hebben. Een woordvoerder van de Britse wapenindustrie omschreef het verdrag als: “een mondiale maatstaf in exportcontrolebeleid. (….) Het moet niet gezien worden als een traditioneel ontwapeningsverdrag of wapenbeheersingsinstrument.” Hij meent dat het ATT een soort WTO-verdrag voor wapenhandel wordt. Iets dat vrije marktregels vastlegt voor de defensie-industrie. Iets dat, zo hoopt hij waarschijnlijk, de concurrentie uit China en Israël kan beteugelen.

Dat is natuurlijk niet zoals het ATT is bedoeld door de initiatiefnemers, waaronder Oxfam en Amnesty International. Zij hopen op een instrument dat een einde maakt aan de meest extreme vormen van wapenexport. Deze organisaties zijn niet tegen alle wapenhandel en laten niet na om in al hun rapporten te benadrukken dat ieder land het recht heeft om zichzelf te bewapenen (art. 51 van het Handvest van de Verenigde Naties). Helaas weegt dit recht meestal zwaarder dan alle andere rechten, zoals het recht op onderwijs, gezondheidszorg en arbeid.

Veel vredesgroepen zijn sceptisch over de mogelijkheid om wapenhandel per verdrag te beperken. De belangen die op het spel staan zijn groot, niet alleen de economische belangen maar ook de militaire. In het slechtste geval zal een wapenhandelsverdrag gebruikt worden als dekmantel om vuile zaakjes achter te verstoppen. Twaalf jaar ervaring met de EU wapenexportcriteria tonen dat exporten naar Sri Lanka, Pakistan en Israël –om er maar een paar te noemen – door overheden als volkomen legitiem beschouwd worden. De formulering van de acht EU criteria laat ze open voor velerlei interpretatie. Ze kunnen worden gerechtvaardigd door elk buitenlandspolitiek, militair of economisch belang. De enige manier om exporten te stoppen is door voortdurende campagnes waarbij een appèl wordt gedaan op het moreel besef van de publieke opinie.

Op mondiaal niveau is het nog moeilijker om te komen tot verdragsformuleringen die voor alle partijen acceptabel zijn. De onderhandelingen voor het ATT moeten in 2012 tot een verdrag leiden. Tot nu toe zijn er nog zoveel geschilpunten tussen landen dat slechts moeizaam vooruitgang wordt geboekt.

Hoe beperkt ook, wat met het ATT bereikt kan worden is een klein stapje in de richting van strengere controle. Ook kan het ATT bijdragen aan meer openheid over wapenhandel. Hoewel dat op zich niet helpt: Nederland heeft misschien wel het meest transparante wapenexportbeleid ter wereld en is desondanks de zesde of zevende wapenexporteur ter wereld.

Als er een goed verdrag tot stand komt, zal het op zijn best een norm vastleggen, zoals ook met het Verdrag voor de Rechten van de Mens een norm is vastgelegd. Van daaruit begint het moeizame proces om de norm gehandhaafd te krijgen.

Nederlandse wapenexport blijft groeien

In juni verscheen het jaarlijkse overheidsrapport met de wapenexportcijfers over 2009. Nadat we vorig jaar al meldden dat die in 2008 tot recordhoogte was gestegen, en dat we verwachtten dat die trend voortgezet zou worden bevestigde Den Haag onze vermoedens. Voor een bedrag van 1,4 miljard euro werden vorig jaar wapenexportvergunningen verleend, tegenover 1,25 miljard in 2008. Verreweg de grootste order kwam uit Marokko: drie fregatten die De Schelde bouwt voor een bedrag van 555 miljoen euro. Diezelfde werf boekte in augustus een ook een nieuwe order van 171 miljoen euro uit Indonesië voor een fregat, als vervolg op de vier korvetten die de afgelopen paar jaar werden geleverd en waartegen veelvuldig actie werd gevoerd.

Daarnaast verkocht Defensie afgelopen zomer grote hoeveelheden overtollige wapens aan Jordanië en Estland.  Eerstgenoemde land kocht voor een nog onbekend 121 M-109 kanonnen, 441 YPR pantservoertuigen, 69 M-577 pantserrupsvoertuigen, 467 militaire trucks plus nog munitie en andere zaken.

Estland verdubbeld z’n wagenpark pantservoertuigen met de koop van 80 Patria pantservoertuigen voor zo’n twintig miljoen euro, door Nederland maar tien jaar gebruikt. Sommige van de voertuigen zullen ter ondersteuning van de 155 Estse troepen in Afghanistan worden gebruikt. Nederland kocht opmerkelijk genoeg eerder juist met grote spoed de Australische Bushmaster, omdat de Patria veel last had van stof en de bescherming tegen bermbommen en mijnen als onvoldoende werd beschouwd.

Kassa voor Defensie: van 2004 tot en met 2009 leverde de verkoop van afgestoten materieel in totaal 1,34 miljard euro op, gemiddeld 224 miljoen euro per jaar.

Samenstelling Frank Slijper en Wendela de Vries