
[Verschenen in Lava, juni 2025] – Zowel op Europees niveau als in de EU-lidstaten zelf wordt de relatie tussen beleidsmakers, krijgsmacht en wapenindustrie steeds hechter. Het Europees militair-industrieel complex is in volle ontwikkeling.
De Europese wapenindustrie heeft de wind in de rug. Vraag, omzet, winsten en beurskoersen zijn de afgelopen jaren de lucht in geschoten. De marktwaarde van de Duitse munitieproducent Rheinmetall explodeerde van nog geen € 5 miljard in februari 2022 naar ruim € 77 miljard begin mei 2025, een stijging van ongeveer 1500%. De drie grote EU-wapenbedrijven – Airbus, Leonardo en Thales – zagen hun orderboeken gevuld worden met miljarden aan nieuwe opdrachten.
Europa bevindt zich in een tijd van enorme militarisering en bewapening. Met een beroep op de, niet door feiten onderbouwde, dreiging van een Russische aanval nam de EU de afgelopen jaren een reeks nieuwe maatregelen om de wapenindustrie te steunen, met de miljarden euro’s die daarbij horen. De industrie zelf plukt hierbij ook de vruchten van jarenlang intensief lobbyen, waarbij steeds nauwere banden met beleidsmakers worden gekoesterd.
De ontwikkeling van een militair Europa
De Europese Unie is al langer dan de oorlog in Oekraïne bezig met de uitwerking van een eigen defensiebeleid en de opbouw van militaire capaciteit. De Russische invasie van Oekraïne zette daar een turbo op. In 1999 werd het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB ) officieel opgericht. Dit gebeurde in de context van de oorlog in voormalig Joegoslavië. Het EVDB stelde de Europese Unie in staat om militaire operaties uit te voeren. Dit beleid werd verder vormgegeven in de European Security Strategy in 2003 en diens opvolger, de EU Global Strategy,in 2016. Die twee documenten schreven een graduele uitbreiding van de militaire aspiraties van de EU voor. In datzelfde jaar 2016 werd ook het European Defence Action Plan gepresenteerd, waarin voor het eerst grootschalige financiering van de wapenindustrie werd opgenomen.
Van dan af gaat het snel (zie ook kader met overzicht EU-steun aan wapenindustrie sinds 2017). Het jaar nadien werd dit plan in de praktijk gebracht toen het Preparatory Action for Defence Research-programma gelanceerd werd (PADR), een proefprogramma voor de financiering van militair onderzoek. Een soortgelijk initiatief voor de ontwikkeling van nieuwe wapens, het European Defence Industrial Development Program, ging in 2019 van start. Nog in datzelfde jaar zag ook een apart departement voor de defensie- en ruimtevaartindustrie– het Directorate-General for Defence Industry and Space (DEFIS ) – het levenslicht in de schoot van de Europese Commissie.
Deze eerste Europese stappen in defensiebeleid werden niet zozeer militair gemotiveerd als wel industrieel-economisch. Het bijbehorend narratief legt vooral de nadruk op technologische innovatie, een sterkere concurrentiepositie, meer export, en het creëren van werkgelegenheid (waar wapenproductie op zich een inefficiënte methode voor is in vergelijking met andere sectoren).
In 2021, als onderdeel van de nieuwe meerjarenbegroting (2021-27), volgde de lancering van het Europees Defensiefonds (EDF), met een budget van bijna € 8 miljard het eerste volwaardige instrument voor financiering van militair onderzoek en ontwikkeling. De regulering voor het EDF werd voor een belangrijk deel gebaseerd op een rapport van een officiële, door de Commissie ingestelde adviesgroep (‘ Group of Personalities’), waarin vertegenwoordigers van wapenbedrijven oververtegenwoordigd waren. Het fonds is deels gekoppeld aan de sinds 2017 lopende Permanent Structured Cooperation (PESCO), een samenwerkingsverband waarin wisselende groepen EU-lidstaten financiering krijgen om samen nieuwe militaire infrastructuur te ontwikkelen.
Sleutelmomenten EU-steun voor de wapenindustrie (sinds 2017)
2017
- Start van de Preparatory Action for Defence Research (PADR ) – voorloper van het EDF voor financiering militair onderzoek (totaal budget € 90 miljoen voor 2017-19, 18 militaire onderzoeksprojecten)
2018
- Europese Commissie presenteert het voorstel voor het Europees Defensiefonds
2019
- Start van het European Defence Industrial Development Program (EDIDP ) – tweede voorloper van het EDF, met € 500 miljoen (2019-20 ) voor 44 projecten voor de ontwikkeling van nieuwe wapens en militaire technologieën
- Voorlopige politieke overeenstemmingen tussen EU-lidstaten en Europees Parlement over het EDF-voorstel
- Oprichting van het nieuwe Directorate-General for Defence Industry and Space (DEFIS ) van de Commissie
2021
- EU neemt het EDF-voorstel voor 2021-27 aan, met een budget van € 8 miljard, en publiceert de eerste oproep voor projecten.
- Lancering van de European Peace Facility (EPF ) – off-budget fonds voor militaire hulp aan niet-EU-landen en financiering van EU militaire missies, met een initieel budget van € 5,7 miljard (2021-27)
- Lancering van het Integrated Border Management Fund (IBMF ) – met een budget van € 7,2 miljard (2021-27 ) voor het versterken van grensbewaking- en -controlecapaciteiten van EU-lidstaten
2022
- European Commissie publiceert zijn ‘Commission Contribution to European Defence‘ – een set initiatieven voor het versterken van EU militaire capaciteiten en steun aan de wapenindustrie – en een ‘Roadmap on critical technologies for security and defence‘
- EU lidstaten geven goedkeuring aan het ‘Strategic Compass for Security and Defence‘, een “ een ambitieus (… ) plan (… ) voor een versterkt veiligheids- en defensiebeleid in de periode tot 2030 ”
- Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger publiceren een ‘Joint Communication on the Defence Investment Gaps Analysis and Way Forward‘, met voorstellen om de EU wapenindustrie te versterken
- Europese Raad verhoogt het EPF-budget, vooral gebruikt voor wapens voor Oekraïne, met € 2,3 miljard
- Europees Parlement neemt een resolutie aan met een oproep voor een snelle herziening van het MFF 2021-27 om de begrotingen van militaire instrumenten, waaronder het EDF, en steun voor de wapenindustrie te vergroten
2023
- Europese Commissie voorstel voor tussentijdse herziening van het MFF, met € 1,5 miljard erbij voor het EDF
- Europese Raad verhoogt het budget van het EPF met € 12 miljard
- EU-lidstaten en het Parlement stemmen in met het Commissievoorstel voor oprichting van de European Defence Industry Reinforcement through common Procurement Act (EDIRPA), met € 500 miljoen budget (vanuit het EDF ) om lidstaten aan te sporen gezamenlijk wapens aan te kopen
- De EU neemt de Act in Support of Ammunition Production (ASAP ) aan, met een budget van € 300 miljoen om de munitieproductiecapaciteiten van EU-wapenbedrijven te vergroten
2024
- Europese Commissie publiceert de European Defence Industry Strategy (EDIS), met het daaraan gekoppelde voorstel voor een European Defence Industry Programme (EDIP), dat onder meer leveranciers van grondstoffen en onderdelen kan verplichten contracten met wapenbedrijven aan te gaan.
2025
- Europese Commissie lanceert zijn ReArm Europe plan – kern : € 800 miljard extra voor met name wapenproductie – en White paper for European Defence-Readiness 2030
- Europese Commissie introduceert voorstel voor een ‘Regulation to stimulate defence-related investments within the EU budget‘, om meer geld uit bestaande EU-budgetten, bijvoorbeeld voor regionale economische ontwikkeling, richting de wapenindustrie te kunnen sturen.
Het EDF is voornamelijk gericht op de ontwikkeling van nieuwe wapens en militaire technologieën, en fungeert in de praktijk vooral als subsidiemachine voor de grootste EU-wapenbedrijven. Tegelijkertijd zijn er vooral sinds 2022 nieuwe initiatieven genomen om de productie(capaciteit ) van de wapenindustrie op te schroeven, zowel op het vlak van munitie (de Act in Support of Ammunition Production, of ASAP ) als van wapenproductie in het algemeen. Dit gebeurde via het European Defence Industry Programme (EDIP ) van de Europese Commissie. Daarnaast werden ook gezamenlijke wapenproductie- en aanschaf gestimuleerd, bijvoorbeeld via de European Defence Industry Reinforcement through common Procurement Act (EDIRPA). Samen moeten deze maatregelen een Europese wapenindustrie stimuleren die technisch vooroploopt, meer en op grotere schaal produceert en een sterkere wereldwijde marktpositie inneemt (en dus meer exporteert).
Dit sluit aan bij de oververhitte gang naar een steeds meer gemilitariseerde EU, die zichzelf als eigen militair machtsblok wil ontwikkelen en zich openlijk voorbereidt op oorlog. Het dit voorjaar door de Europese Commissie geïntroduceerde ReArm Europe-plan is het voorlopige eindpunt van deze wedloop, waarbij € 800 miljard extra naar meer wapenproductie wordt geschoven. Voor een andere buitenlandse politiek is in Europa geen ruimte meer. Diplomatie en conflictpreventie zijn naar de zijlijn verbannen.
Terzelfdertijd zijn de initiële industriële en politieke drijfveren voor de Europese militarisering en voor de steun aan de wapenindustrie in het publieke discours meer op de achtergrond geplaatst. Wijzen naar vermeende dreigingen en nood aan veiligheid verkoopt beter. Niettemin spelen deze belangen nog altijd een significante rol. Zo wordt de steun aan de Oekraïense wapenindustrie – bekend om corruptie en wapenleveringen aan bijvoorbeeld Myanmar – nadrukkelijk ook voorgesteld als een economische kans voor de EU-wapenindustrie, met Oekraïne als ideaal testgebied voor nieuwe wapens.
De geboorte van een Europees militair-industrieel complex
De top 20 van de grootste wapenbedrijven in de wereld wordt gedomineerd door Amerikaanse bedrijven. Daarnaast noteert China vijf grote spelers in de top 20. De EU heeft met Airbus, Leonardo en Thales drie grote spelers in huis. Zij werken met vele andere bedrijven samen in de Aerospace Security and Defence Industries Association of Europe (ASD), de belangrijkste lobbyorganisatie van de wapenindustrie op EU-niveau. Als het gaat om veiligheid en om de verdere militarisering van, bijvoorbeeld, grensbewaking, zijn deze drie bedrijven ook betrokken bij de vergelijkbare European Organisation for Security (EOS). ASD en EOS richten zich vooral op beïnvloeding van EU-beleid.
Deze twee organisaties en de tien grootste EU-wapenbedrijven hebben de afgelopen jaren samen honderden ontmoetingen gehad met de Europese Commissie en met Europarlementariërs (zie tabel 1 ).3 Niet al deze ontmoetingen gingen over militaire zaken, aangezien veel van de bedrijven een bredere portefeuille hebben, maar ze geven blijk van een nauwe band. Die relatie wordt verder versterkt door deelname aan wapenbeurzen, conferenties en dergelijke. Wapenbedrijven worden daarnaast uitgenodigd voor hoorzittingen in het Europees Parlement, terwijl kritische NGO’s en onderzoekers zelden de kans krijgen om op zulke bijeenkomsten te spreken. Met andere woorden : waar ze ook gaan, lobbyisten, Commissieleden en Europarlementariërs komen elkaar het hele jaar door tegen.
Ook op het niveau van de EU-lidstaten wordt de relatie tussen beleidsmakers, krijgsmacht en wapenindustrie steeds hechter. Vertegenwoordigers van de wapenindustrie worden door overheden tegenwoordig vaker gezien als deskundigen en medebeleidsmakers dan als lobbyisten die het economische belang van hun bedrijf(stak ) voorop hebben staan. Er kan dus met recht gesproken worden van de ontwikkeling van een Europees militair-industrieel complex.
Verder zijn er ook de zogenaamde draaideuren (‘ revolving doors’ ) tussen politiek en bedrijfswereld die ervoor zorgen dat de banden goed blijven. Hierbij stappen hooggeplaatste ambtenaren rechtstreeks over naar topposities bij wapenbedrijven, en vice versa. Het prominentste voorbeeld hiervan is de aanstelling van voormalig Eurocommissaris Thierry Breton in 2019, die tot vlak daarvoor CEO was bij het op de militaire markt actieve Franse IT-bedrijf Atos. Daardoor werd hij in de Europese Commissie verantwoordelijk voor zaken waarvoor hij eerder vanuit het bedrijfsleven lobbyde. Tot zijn vertrek in 2024 versterkte Breton de EU-steun aan en de banden met de wapenindustrie aanzienlijk.
Verder is er ook het voorbeeld van Jorge Domecq. Die maakte in 2020 als afscheidnemend directeur van het Europees Defensieagentschap precies de omgekeerde beweging. Krap een halfjaar na zijn vertrek bij de EU werd hij aangesteld bij de militaire divisie van Airbus in Spanje, waar hij onder meer werkte als lobbyist. Zo’n snelle overstap is normaal gesproken niet toegestaan, maar Domecq kreeg hiervoor vrijstelling vanuit de EU. De Europese Ombudsman bepaalde later dat dit niet zou mogen gebeurd zijn.

Breton en Domecq zijn geen uitzonderingen. De meeste lobbyisten uit het ‘ Defence & Security’-team van de Aerospace, Security and Defence Industries Association of Europe (ASD ) – de belangrijkste lobby-organisatie van de Europese wapenindustrie – hebben een verleden bij de Europese Commissie of andere EU-instituties.
In 2021 richtte Breton, toen nog Eurocommissaris, de ‘ Commission expert group on Policies & Programmes relevant to EU Space, Defence and Aeronautics Industry ’ op, waarin vertegenwoordigers van grote Europese wapenbedrijven en onderzoekscentra samenkomen. Hiermee kreeg de wapenindustrie het permanente communicatiekanaal met de Commissie waar ze al lange tijd naar verlangde. Timo Pesonen, directeur-generaal van het DG DEFIS (Directoraat-generaal for Defence Industry and Space van de Europese Commissie), maakte aan het begin van de eerste vergadering van deze groep, in september 2021, de dienstbare houding van de EU duidelijk : hij sprak over de noodzaak van een sterke EU-wapenindustrie en voegde eraan toe dat “ veel van het EU-beleid direct en indirect van invloed is op de industrie (… ) we hebben een constante dialoog nodig.”
Waar lobbyt de industrie voor ?
Van de meeste ontmoetingen tussen politici of ambtenaren enerzijds en bedrijven of lobby-organisaties anderzijds blijft het schimmig wat er besproken wordt. Van de vergaderingen van de vernoemde expertengroep worden echter verslagen gemaakt. En hoewel deze behoorlijk oppervlakkig blijven, bieden ze tenminste enig inzicht in wat er besproken wordt. In combinatie met persberichten van lobbygroepen, toespraken en interviews valt hier deels uit op te maken over wat de industrie als belangrijke agendapunten beschouwt.
De wensenlijst van de industrie is lang, zo blijkt uit de verslagen van de expertengroep. Sommigen willen dat de EU helpt om een beter imago bij het publiek en de politiek op te bouwen, zodat ze meer erkenning zouden krijgen voor hun rol “ in het waarborgen van de veerkracht van de samenleving ”. Anderen willen meer jongeren aantrekken en niet als ‘ schadelijke investering ’ worden bestempeld als het gaat om (sociale ) duurzaamheid. Anderen vragen om langetermijnperspectieven voor de industrie, om een gelijker speelveld op het gebied van aanbestedings- of exportregels, of steun in hun concurrentie met de VS en China. Daarnaast maakt de lobby zich zorgen over haar toegang tot grondstoffen voor micro-elektronica en andere kritieke componenten. Tenslotte zien sommigen kansen met betrekking tot ‘ groene ’ en ingrijpende innovaties, en heerst er teleurstelling over het vermeende gebrek aan financiële steun bij het herstel na de COVID-pandemie.
Een andere bron zijn de beleidsaanbevelingen die de hierboven genoemde lobbyorganisatie ASD in 2024 naar het nieuwe Europees Parlement stuurde. Daarin stonden haar prioriteiten klaar en duidelijk opgesomd : “ Aangaande de defensie-industrie moet de EU zich richten op het verbeteren van de capaciteit van de industrie om op tijd en in grote hoeveelheden het benodigde materieel te leveren, op het versterken van de technologische excellentie, het garanderen van passende financiering en toegang tot geld, en het garanderen van de samenhang in EU-beleid.”
In wat volgt zetten we enkele belangrijke strijdpunten van de wapenindustrie die uit al deze documenten naar voren komen op een rijtje.
Toegang tot privaat geld : greenwashing
Volgens wapenbedrijven is private financiering noodzakelijk om met name onderzoek, ontwikkeling en verkoop van nieuwe wapens en technologieën mogelijk te maken. Ze klagen steen en been over banken, pensioenfondsen en andere vermogensbeheerders die hen niet willen faciliteren of financieren. Hoewel dit vaak wordt overdreven – slechts zeer weinig spelers investeren helemaal niet in wapenproductie – hebben juist de grootste wapenbedrijven hier soms last van, omdat zij nagenoeg allemaal betrokken zijn bij productie of onderhoud van kernwapens. Veel vermogensbeheerders sluiten wapenbedrijven namelijk slechts uit wanneer deze betrokken zijn bij verboden of controversiële wapens als landmijnen, clustermunitie en kernwapens.
De afgelopen twintig jaar hebben steeds meer private investeerders hun duurzaamheidsbeleid ook aangescherpt, en meer investeren in de wapenindustrie valt daar slecht mee te rijmen. Het hele militair-industrieel complex is verantwoordelijk voor naar schatting 5,5 % van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen en is vrijgesteld van internationale klimaatafspraken. Daarnaast hebben wapenproductie en militaire inzet, inclusief oefeningen, grote gevolgen voor natuur en milieu. Vergroening van met name grote wapensystemen is daarbij een illusie. Desondanks vindt de industrie dat zij als ‘ duurzaam ’ beschouwd moet worden omdat zij veiligheid zou bieden.
De industrie vindt een bereidwillig oor bij de EU en de lidstaten. In een democratische staat is het in principe moeilijk private spelers te verplichten in de wapenindustrie te investeren, toch wordt steeds meer druk op hen uitgeoefend. In de in 2024 gepresenteerde European Defence Industry Strategy van de Commissie is het presenteren van de wapenindustrie als mogelijk onderdeel van een duurzaam investeringsbeleid expliciet opgenomen. De defensieministers van alle EU-lidstaten deden gezamenlijk een dringende oproep aan banken en pensioenfondsen, die ook op nationaal niveau voortdurend benaderd worden om hun investeringsbeleid aan te passen. Met succes : steeds meer vermogensbeheerders gaan overstag. En de Europese Investeringsbank, waarvan het beleid bepaald wordt door de EU-lidstaten, breidde de mogelijkheden om in de wapenindustrie te investeren fors uit, waar het hier eerder een zeer terughoudend beleid voor hanteerde.
Hogere productiecapaciteiten
Ook een verhoging van de productiecapaciteit en de beschikbaarheid van grondstoffen zijn strijdpunten van de wapenindustrie. Ze maakte van de EU-steun aan Oekraïne en van de groei in militaire budgetten gebruik om hier langetermijnperspectieven in te vragen, en ze deed dat met succes. In mei 2022 kondigde de Commissie een initiatief aan om de toegang tot grondstoffen voor de wapenindustrie te vergemakkelijken, namelijk de Critical Raw Materials Act. Daarnaast bieden nieuwe EU-maatregelen de industrie de laatste tijd steevast perspectieven op een langdurige hogere afzet, bijvoorbeeld door langlopende gezamenlijke bestellingen te stimuleren, militaire budgetten te verhogen en export naar landen buiten de EU te bevorderen.
Milieuregels aan de kant
Verder toont de Europese Commissie zich ook bereid te luisteren wanneer de industrie klaagt over ‘ milieu- en sociaal georiënteerde maatregelen’.Hiervoor moeten we maar kijken naar de ASAP- en EDIP-verordeningen, die expliciet gericht zijn op het verhogen van productiecapaciteiten van de wapenindustrie. Deze verordeningen dringen er bij lidstaten op aan niet enkel milieu-, veiligheids- en gezondheidsregels maar ook arbeidsrechten te negeren wanneer deze in de weg staan van een verhoogde wapenproductie en de uitbreiding van de wapenindustrie. De nieuwe Eurocommissaris voor de wapenindustrie, Andrius Kubilius, stelde in 2025 : “ We zullen onze wetten en regels vereenvoudigen om alle obstakels die in de weg staan van het versterken van onze defensie-industrie te verwijderen ”.
Afbraak controle op wapenexport
Een vierde punt : veel van de steunmaatregelen voor de wapenindustrie die de EU de afgelopen jaren heeft doorgevoerd hebben ‘ het bevorderen van de (globale ) competitiviteit ’ van de Europese wapenindustrie tot doel. Met andere woorden : er moet meer wapenexport gestimuleerd worden, vooral ook naar landen buiten de EU. De Europese wapenexporten zijn het afgelopen decennium fors toegenomen en hun omzet bedraagt intussen gemiddeld boven de € 30 miljard per jaar. Samen zijn de EU-landen na de VS, die ongeveer anderhalf keer zoveel exporteert, nu al de op één na grootste wapenexporteur ter wereld, met de VS en Saoedi-Arabië als voornaamste bestemmingen.
De EU en een aantal lidstaten proberen dit ook te faciliteren door de controle op wapenexport af te bouwen. Dit gebeurt in eerste instantie tussen lidstaten die samen wapens produceren : voor wapenonderdelen die van het ene naar het andere land reizen is steeds vaker geen exportvergunning meer nodig, of wordt die toestemming nagenoeg automatisch verstrekt. Dit lijkt misschien een kleine wijziging, maar ze heeft grote gevolgen.
EU-lidstaten zijn immers verplicht om aanvragen voor wapenexportvergunningen te toetsen aan een aantal criteria, die zijn vastgelegd in de EU Common Position on Arms Exports. Dit moet voorkomen dat wapens terecht komen in oorlogen, interne conflicten, mensenrechtenschendingen enzovoort. Het staat landen echter vrij te bepalen hoe (strikt ) zij deze criteria interpreteren en implementeren. Dit heeft tot gevolg dat er flinke verschillen bestaan tussen landen. Nederland en Duitsland staan bijvoorbeeld bekend als landen met een relatief strenger beleid, terwijl onder meer Frankrijk en Bulgarije vrijwel elke export toestaan.
Daarbij komt : bij het bepalen of een vergunning wordt verstrekt horen overheden, zeker als het om de uitvoer van onderdelen gaat, niet alleen naar de directe bestemming te kijken, maar ook naar de eindgebruiker. Door de regels voor EU-lidstaten onderling te versoepelen komt dit te vervallen. Zo kunnen wapenonderdelen via een omweg op bestemmingen terechtkomen waar het originele leverende land nooit toestemming voor zou geven.
Dit is vaak ook precies de bedoeling. Toen Duitsland enkele jaren geleden een moratorium op wapenleveringen aan Saoedi-Arabië instelde, leidde dit tot een fiks conflict met Frankrijk, dat wapens met Duitse onderdelen leverde en daarmee door wilde gaan. Om dit mogelijk te blijven maken werd het Verdrag van Aken (of Toulouse ) gesloten, dat voor een groot deel van de onderlinge componentenleveringen bepaalt dat er automatisch een exportvergunning wordt verstrekt. Ook Spanje heeft zich inmiddels bij dit verdrag aangesloten, en Nederland heeft eveneens die intentie.

Conclusie
De EU is, net als veel nationale overheden, vertegenwoordigers vanuit de wapenindustrie gaan omarmen als deskundigen in plaats van hen te zien als lobbyisten die de belangen van de betreffende bedrijven behartigen. Wapenbedrijven worden zelfs steeds vaker uitgenodigd om aan te schuiven bij het maken van beleid.
Deze groeiende invloed van de wapenindustrie zorgt ervoor dat de militarisering van de EU terrein wint, en doet de opzet van de EU als vredesproject teniet . Dit alles verhoogt het risico op deelname aan gewapende conflicten, en verergert de milieuschade en de huidige klimaatcrisis. Deze versterking van de wapenindustrie ontneemt niet alleen broodnodige middelen aan diplomatie, vredesopbouw, klimaatbeleid en sociale zaken, ze zwengelt ook de mondiale wapenwedloop aan : een grotere productiecapaciteit zal meer afzetmogelijkheden vereisen, en dus meer wapenexporten, die op hun beurt oorlog en conflicten over de hele wereld aanwakkeren.
Hoewel de industrie niet in alles haar zin krijgt, is het duidelijk dat de EU vergaand bereid is aan haar wensen tegemoet te komen. Er lijkt geen einde te komen aan de extra miljarden die in de wapenindustrie gepompt worden, terwijl regelgeving over de schadelijke gevolgen hiervan, zoals bijvoorbeeld wapenexporten en milieuschade, opzij geschoven of afgebroken wordt. Dit zijn zeer gevaarlijke ontwikkelingen binnen een brede EU-militariseringsgolf, ook op langere termijn, die meer tegenstand eisen dan vandaag uit de bang gemaakte, opgehitste en met propaganda en desinformatie bestookte Europese samenlevingen te horen is.
Wie wil investeren in veiligheid zou geen honderden miljarden in werktuigen voor oorlog en onderdrukking moeten steken, maar moeten kiezen voor een beleid dat ontwapening en demilitarisering combineert met investeringen in een sterke diplomatie, conflictpreventie, het voorkomen van verdere klimaatverandering, en internationale en sociale rechtvaardigheid. Enkel zo kunnen we bijdragen aan veiligheid en bestaanszekerheid voor iedereen op een leefbare planeet.