Interlocutoir vonnis van de rechtbank Alkmaar over het horen van getuigen door de rechter-commissaris.
LJN-nummer: AP0145
Zaaknr: 14.038044-04
Bron: Rechtbank Alkmaar
Datum uitspraak: 27-05-2004
Datum publicatie: 27-05-2004
Soort zaak: straf –
Soort procedure: eerste aanleg – meervoudig
RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummers: 14.038044-04
Datum uitspraak: 17 mei 2004.
OP TEGENSPRAAK
INTERLOCUTOIR VONNIS van de rechtbank te Alkmaar, Meervoudige Economische Kamer voor Strafzaken, in de zaak tegen:
[VERDACHTE 2],
geboren te [plaats] op [datum] 1967, ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 mei 2004.
De rechtbank heeft acht geslagen op hetgeen door de officier van justitie en de gemachtigde raadslieden van verdachte, mr. G.P. Hamer en mr. J.H.S. Vogel, naar voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1. hij in de periode van 24 tot en met 29 augustus 1999 te Sint Pancras, en/of te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(e) perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk 6, althans een of meer, MKS Baratron Absolute Capacitance Manometer(s) (van het type 622A(X)13TDE), zijnde (een) drukomzetter(s), althans (een) goed(eren), (dat is) (die zijn) aangewezen in bijlage I bij besluit nr. 94/942/GBVB van de Raad van de Europese Unie, zonder vergunning van Onze Minister van Economische Zaken, dan wel zonder geldige in een andere lidstaat van de Europese Unie afgegeven vergunning, heeft uitgevoerd dan wel doen uitvoeren;
2. primair hij in de periode van 21 augustus 2001 tot 1 augustus 2002 11.000, althans 9.000, althans een hoeveelheid O-ringen Viton 70° shore, (deze goederen) te Sint Pancras en/ of te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander(e) perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, heeft uitgevoerden/of doen uitvoeren (telkens) zonder vergunning, ten aanzien van welke (9.000) O-ringen van Viton (met hardheid) 70° shore Onze Minister van Economische zaken bij beschikking van 10 augustus 2001 en/of 14 augustus 2001 (“catch all”) op grond van artikel 2a lid 6 In- en Uitvoerwet heeft bepaald dat bij de uitvoer van deze goederen (met eindbestemming Pakistan) een vergunning verplicht is, zijnde, die O-ringen, goederen waarvoor aanwijzingen bestaan dat die zowel een civiele als een militaire bestemming kunnen hebben en waarvoor geen verbod op de uitvoer zonder vergunning van Onze Minister van Economische Zaken geldt, en die na te zijn uitgevoerd in het land van bestemming zullen of kunnen worden gebruikt om bij te dragen tot de ontwikkeling, de productie, de behandeling en bediening, het onderhoud, de opslag, de opsporing, de identificatie of de verspreiding van chemische, biologische of nucleaire wapens of tot de ontwikkeling, de productie, het onderhoud of de opslag van raketten die dergelijke wapens naar een doel kunnen voeren;
2. subsidiair hij in de periode van 1 augustus 2002 tot en met 2 december 2002 11.000, althans 9.000, althans een hoeveelheid O-ringen Viton 70° shore, (deze goederen) te Sint Pancras en/of te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander(e) perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, heeft uitgevoerd en/of doen uitvoeren en/of doen uitgaan (telkens) zonder vergunning, ten aanzien van welke (9.000) O-ringen (van) Viton (met hardheid) 70° shore Onze Minister van Economische Zaken bij beschikking van 10 augustus 2001 en/of 14 augustus 2001 (“catch all”) op grond van artikel 2a lid 6 In- en Uitvoerwet heeft bepaald dat bij de uitvoer van deze goederen een vergunning verplicht is, en heeft bepaald dat de uitvoer van deze goederen uit Nederland (met eindbestemming Pakistan) zonder vergunning verboden is, zijnde, die O-ringen, goederen waarvoor geen verbod op de uitvoer zonder vergunning van Onze Minister van Economische Zaken geldt op grond van een uitvoerbesluit of een regeling als bedoeld in artikel 2, vierde lid, of 7, eerste lid, voor welke goederen de Minister van Economische Zaken ter uitvoering van verdragen of van bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties regels heeft gesteld ten aanzien van de uitvoer en de wederuitvoer;
3. hij – in de periode van 14 februari 2002 tot en met 15 februari 2002 twee 234420TN (9)/SP SKF kogeltaatslagers en/of een E15 SKF magneetkogellager en/of – in de periode van 29 maart 2002 tot 31 juli 2002 vierentwintig, in elk geval een of meer, kogellager(s) (12 kogellagers FAFNIR 2 mm 205WI SUL en 12 kogellagers FAFNIR 2 mm 206 WI SUL), (deze goederen) te Sint Pancras en/of te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(e) perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, heeft uitgevoerd en/of doen uitvoeren zonder vergunning, ten aanzien van welke lagers, waaronder kogellagers, naaldlagers en rollagers, Onze Minister van Economische zaken bij beschikking van 12 december 2001 en/of bij beschikking van 8 januari 2002 (“catch all”) op grond van artikel 2a lid 6 In- en Uitvoerwet heeft bepaald dat bij de uitvoer van deze goederen (met eindbestemming Pakistan) een vergunning verplicht is, zijnde, die lagers, goederen, waarvoor aanwijzingen bestaan dat die zowel een civiele als een militaire bestemming kunnen hebben en waarvoor geen verbod op de uitvoer zonder vergunning van Onze Minister van Economische Zaken geldt, en die na te zijn uitgevoerd in het land van bestemming zullen of kunnen worden gebruikt om bij te dragen tot de ontwikkeling, de productie, de behandeling en bediening, het onderhoud, de opslag, de opsporing, de identificatie of de verspreiding van chemische, biologische of nucleaire wapens of tot de ontwikkeling, de productie, het onderhoud of de opslag van raketten die dergelijke wapens naar een doel kunnen voeren;
4. hij in de periode van 24 juli 2002 tot en met 15 oktober 2002 te Sint Pancras, en/of te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(e) perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, (4 hoeveelheden van 2 x 2,5 kilogram, zijnde) ongeveer 20 kilogram Triethanolamine, (97 % (Assay)) althans (een) goed(eren), (dat is) (die zijn) aangewezen in bijlage I bij verordening (EG) nr. 1334/2000 (post 1C 350. 46), zonder communautaire algemene uitvoervergunning bedoeld in artikel 6, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1334/2000, dan wel zonder vergunning van Onze Minister, of zonder geldige, in een andere lidstaat van de Europese Unie afgegeven vergunning, heeft uitgevoerd dan wel doen uitvoeren;
5. hij in de periode van 01 januari 1999 tot en met 03 juli 1999, althans op of omstreeks 3 juli 1999 te Sint Pancras, en/of te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(e) perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk 2, althans een of meer dozen met daarin ongeveer 104, althans een of meer stuks grafiet, althans (een) goed(eren), (dat is) (die zijn) aangewezen in bijlage I bij besluit nr. 94/942/GBVB van de Raad van de Europese Unie, zonder vergunning van Onze Minister van Economische Zaken, dan wel zonder geldige in een andere lidstaat van de Europese Unie afgegeven vergunning, heeft uitgevoerd dan wel doen uitvoeren;
2. BEOORDELING VAN HET VERZOEK GETUIGEN TE HOREN
De verdediging heeft verzocht 34 getuigen door de rechter-commissaris te doen horen. Voor wat betreft een aantal daarvan ziet de rechtbank geen aanleiding tot inwilliging van het verzoek, zodat het in zoverre zal worden afgewezen. Ten aanzien daarvan heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende overwogen.
[Naam] van Verboom International B.V zou als getuige moeten worden gehoord, omdat hij soortgelijke kogellagers heeft geleverd aan dezelfde eindafnemer als aan verdachte en zijn medeverdachten wordt verweten, zonder dat aan [naam] een zgn. catch all-beschikking is opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan [naam] aldus slechts verklaren omtrent de export van goederen door zijn eigen onderneming en niet omtrent de aan [verdachte 2] ten laste gelegde feiten, in het bijzonder niet omtrent de in casu opgelegde catch all-beschikkingen en de daarin vermelde goederen.
[Opsporingsambtenaren], opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD-ECD, zouden moeten worden gehoord om te beoordelen of het opsporingsonderzoek overeenkomstig de wettelijke voorschriften heeft plaatsgevonden. Nu niet is gesteld dat zich bij het opsporingsonderzoek enige onregelmatigheid heeft voorgedaan en de stukken van het geding daarvoor ook geen aanwijzingen behelzen, kan de verdediging niet in haar belangen zijn geschaad door het niet-horen van genoemde getuigen.
Hetzelfde geldt voor de aan de getuigen te stellen vragen omtrent eventueel gebruikte opsporingsmethoden en onderzoekshandelingen waarover niet is gerelateerd: er zijn geen aanwijzingen dat deze hebben plaatsgevonden. De rechtbank acht het wel wenselijk dat [naam opsporingsambtenaar] wordt gehoord over de wijze waarop en de omstandigheden waaronder door hem de in de tenlastelegging onder feit 2 bedoelde O-ringen Viton 70º shore zijn aangetroffen.
[Namen], werkzaam bij de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD), alsmede [naam], voormalig hoofd van de AIVD zijn door de verdediging als getuigen opgegeven met het argument dat [verdachte 1] c.s. al jaren in de gaten wordt gehouden door de AIVD (voorheen: de BVD), zodat het voor de verdediging van belang is te vernemen of de overheid/AIVD reeds al die tijd wist dat [verdachte 1] goederen aan Pakistan leverde en in hoeverre de AIVD samenwerkte met andere overheidsdiensten. Hetzelfde argument ligt ten grondslag aan het verzoek Bot, Remkes en Brinkhorst, de Ministers van respectievelijk Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken Economische Zaken, te horen, alsmede de voormalige bewindslieden [namen], en [naam], die als ambtenaar van de FIOD-ECD bij het bedrijf van [verdachte 1] belastingonderzoeken zou hebben verricht. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. De enkele omstandigheid dat de AIVD en/of andere overheidsdiensten op de hoogte zouden zijn van hetgeen [verdachte 1] c.s. in het algemeen ondernam in het kader van de uitvoer van strategische goederen of dual use-goederen naar Pakistan, kan in beginsel niet van invloed zijn op de in de onderhavige strafzaak ten aanzien van de specifieke ten laste gelegde feiten te nemen beslissingen.
Dat zou alleen anders kunnen zijn, indien enige concrete betrokkenheid bij de aan verdachte ten laste gelegde feiten aannemelijk zou zijn of indien het openbaar ministerie, niettegenstaande eerdere bekendheid met de uitvoer van verboden goederen naar Pakistan door [verdachte 1] c.s., steeds heeft nagelaten in te grijpen en op oneigenlijke gronden tot vervolging is overgegaan. Dat is echter door de verdediging niet aangevoerd, terwijl de stukken van het geding daarvoor evenmin enige aanwijzing behelzen. Het door de verdediging genoemde incident op Schiphol op 25 juli 2002 duidt daar ook niet zonder meer op. Daar komt bij dat personen als de voormelde bewindslieden politieke verantwoording moeten afleggen dan wel plegen af te leggen in het parlement, zijnde het daarvoor bestemde forum. In het huidige politieke bestel is voorts ook de AIVD onderworpen aan een systeem van controle en verantwoording, hoe ondoorzichtig dat voor de buitenstaander ook moge zijn. De behandeling van een strafzaak ter terechtzitting en het daartoe te verrichten onderzoek door de rechter-commissaris zijn niet bedoeld voor de beoordeling van politieke besluitvormingsprocessen of voor het optreden van de AIVD. De rechtbank ziet dat ook geen grond voor het horen van de genoemde getuigen. Voor zover het gaat om AIVD-informatie op grond waarvan aan [verdachte 1] c.s. catch all-beschikkingen zijn opgelegd, acht de rechtbank de belangen van de verdediging genoegzaam gediend door [naam] door de rechter-commissaris te doen horen.
Karami, Tweede Kamerlid voor Groen Links, heeft omtrent de zaak [verdachte 1] c.s. kamervragen gesteld aan Bot, Minister van Binnenlandse Zaken, ten aanzien waarvan de verdediging wil weten over welke informatie Karami beschikte en wat de bron daarvan was. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de publicatie van de bedoelde kamervragen (Kamerstukken II, Aanhangsel van de Handelingen nrs. 1107, 1008 en 1211) genoegzaam dat Karami zich daarbij baseerde op informatie in een in NRC Handelsblad van 7 februari 2004 gepubliceerd artikel, waarmee aan de wens van de verdediging Karami als getuige te doen horen het belang is komen te ontvallen. Met het verzoek Bot te horen als getuige teneinde hem de gestelde kamervragen te doen beantwoorden, wordt miskend dat deze de gestelde vragen reeds heeft beantwoord in het daarvoor bedoelde forum en dat het alsnog horen van Bot daaromtrent het systeem van de politieke verantwoordelijkheidsverdeling op onaanvaardbare wijze zou doorkruisen.
[Naam], werkzaam bij de Belastingdienst te Alkmaar, zou volgens de verdediging moeten worden gehoord over haar, op [verdachte 1] c.s. betrekking hebbende, contacten met andere overheidsdiensten. Naar het oordeel van de rechtbank is hetgeen de getuige daarover kan verklaren, mede gelet op de door de verdediging overgelegde brief van [naam], niet van belang voor enige in de strafzaak te nemen beslissing.
[Naam], voormalig ambtenaar van de Rijksaccountantsdienst, alsmede [naam] en [naam], (voormalig) ambtenaren van ’s Rijks Belastingen, wenst de verdediging te horen vanwege hun betrokkenheid bij een interdepartementaal overleg over [verdachte 1] c.s. respectievelijk een gesprek met de Minister van Binnenlandse zaken. Nu voormeld interdepartementaal overleg en voormeld gesprek halverwege de jaren tachtig zou hebben plaatsgevonden, valt niet in te zien dat informatie daaromtrent van invloed kan zijn op enige in de strafzaak te nemen beslissing, nu de strafzaak betrekking heeft op feiten die zich pas vanaf 1999 hebben voorgedaan.
[Namen], allen verbonden aan het Dr. A.Q. Khan Research Laboratory Kahuta te Pakistan, zouden moeten worden gehoord over de aankomst van de door [verdachte 1] c.s. uitgevoerde goederen bij het research-instituut van Khan, het eventuele gebruik van die goederen voor nucleaire doeleinden en de rol van [verdachte 2]. De rechtbank overweegt hieromtrent dat de eventuele ontvangst door Khan c.s. van de door [verdachte 1] c.s. uitgevoerde goederen en het gebruik van die goederen niet relevant zijn voor de vraag of het ten laste gelegde kan worden bewezen (noch voor enige andere in de strafzaak te beantwoorden vraag). Aan verdachte en zijn medeverdachten wordt immers (slechts) verweten dat zij een aantal goederen zonder vergunning “hebben uitgevoerd”. Weliswaar is bij twee ten laste gelegde feiten vermeld dat de goederen Pakistan als eindbestemming hadden, doch de feitelijke aankomst van die goederen in Pakistan doet daarbij niet ter zake. Voor wat betreft de rol die verdachte daarbij heeft gespeeld, valt niet in te zien dat de opgegeven getuigen daarover kunnen verklaren, in het bijzonder nu verdachte zelf heeft verklaard dat hij slechts een paar keer Khan aan de telefoon heeft gehad en dat inhoudelijke zaken met Khan werden besproken door [verdachte 1].
Met betrekking tot de overige opgegeven getuigen acht de rechtbank het wenselijk dat deze worden gehoord door de rechter-commissaris. De rechtbank zal dan ook in zoverre het verzoek van de verdediging toewijzen.
3. BESLISSING
De rechtbank:
Wijst het verzoek getuigen te doen horen door de rechter-commissaris gedeeltelijk toe;
Verwijst de zaak naar de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde de navolgende getuigen te horen:
- [Naam], werkzaam bij MKS Duitsland, p/a MKS Duitsland/MKS Benelux, Kalfjeslaan 40 te 2623 AJ Delft;
- [Naam], voormalig directeur van ACE Vital Logistics B.V. (thans DFDS), p/a postbus 7593 te 1118 ZH Badhoevedorp, wonende te [adres];
- [Naam], directeur van Dynimpex Holland B.V., p/a Anna van Saksenstraat 56 te 1723 KW Noord-Scharwoude, wonende te [adres];
- [Naam], werkneemster van [bedrijf van verdachte 1], p/a [adres];
- [Naam], werkneemster van [bedrijf van verdachte 1] p/a [adres];
- [Naam opsporingsambtenaar], werkzaam bij de Belastingdienst/FIOD-ECD, p/a FIOD-ECD, Postbus 8 te 3130 AA Vlaardingen, doch uitsluitend voor wat betreft de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de O-ringen Viton 70º shore zijn aangetroffen;
- [Naam], werkzaam als Senior Beleidsmedewerker bij het Directoraat-Generaal voor Buitenlandse Economische Betrekkingen, Exportcontrole en Strategische Goederen, p/a Ministerie van Economische Zaken, Bezuidenhoutseweg 30, postbus 20101 te 2500 EC ‘s-Gravenhage;
- [Naam], directeur Handelspolitiek en Investeringsbeleid, p/a Ministerie van Economische Zaken, Bezuidenhoutseweg 30, postbus 20101 te 2500 EC ‘s-Gravenhage;
- [Naam], p/a Deloite & Touche, Comeniusstraat 8 te 1817 MS Alkmaar.
- [verdachte 1], medeverdachte, wonende te [adres]; 11. [Naam], werkzaam bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken, omtrent zijn aanwezigheid bij de doorzoeking(en) op 13 april 2004; 12. [Naam], werkzaam bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, omtrent zijn aanwezigheid bij de doorzoeking(en) op 13 april 2004.
Wijst het verzoek getuigen te doen horen door de rechter-commissaris voor het overige af;
Bepaalt dat de rechter-commissaris nadere onderzoekshandelingen zal verrichten, indien hij daartoe aanleiding ziet in de resultaten van het verhoor van een of meer voornoemde getuigen of in anderszins te zijner kennis gebrachte informatie.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. R.F.B van Zutphen en mr. Ph. Burgers, rechters, in tegenwoordigheid van R. van der Vecht, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 mei 2004.