Het wapenembargo naar Indonesië
Martin Broek
24 januari 2000
Vier maanden heeft het wapenembargo naar Indonesië geduurd. Het werd op 16 september 1999 ingesteld en liep af op 17 januari 2000. Het wapenembargo was een aflaat, nadat het militaire regime van Soeharto regime meer dan 30 jaar was gesteund met Westerse wapenleveranties. Het was een gebaar dat werd ingegeven door tijdelijke morele verontwaardiging opgeroepen door de schrikbarende televisie beelden in de finale van de Indonesische bezetting van Oost-Timor, waarbij de straten van Dili brandden en vermoedelijke nog duizenden mensen het leven verloren, – nadat er in 25 jaar bezetting al meer dan 200.000 om het leven waren gekomen. Daarnaast is vier maanden erg kort voor een wapenembargo. Wapentransacties beslaan vaak jaren en op een dergelijke termijn betekent vier maanden hooguit een korte vertraging van de zaken. Dat blijkt ook uit de belangrijkste leveranties die door het embargo niet door konden gaan.
Opvallend is dat al ruim twee jaar lang nauwelijks nieuwe wapenleveranties met Indonesië werden afgesloten. Indonesië werd in juli 1997 het meest van alle Aziatische landen getroffen door de economische crisis. De intentie om het Indonesische defensie budget voor 1997/98 met 40% te verhogen werd dan ook in de ijskast gezet. Geld om nog meer dure wapensystemen te kopen was niet langer voorhanden. De belangrijkste leveringen die door het embargo werden getroffen waren een leverantie van HSA ter waarde van 81,5 miljoen gulden (zie ook VD AMOK nr. 5, 1999), Britse leveringen van Hawk gevechtsvliegtuigen en pantservoertuigen die Frankrijk aan Indonesië wilde verkopen. Leveringen waarvoor de contracten al jaren geleden werden getekend. Wapens die nog wel nieuw werden aangekocht waren vooral bedoeld voor repressieve doeleinden tegen de oppositie en kwamen met name uit China and Singapore. Nieuwe Westerse leveranties beperkten zich tot 5000 G-3 geweren van Heckler & Koch die via Turkije naar Indonesië vertrokken.
Minister van Aartsen heeft het voor HSA aardig gespeeld. Dat moet de conclusie zijn na de gang van zaken rond het wapenembargo tegen Indonesië. In september 1999 was hij samen met zijn Franse collega tegen het instellen van een wapenembargo. Een dergelijk strafmaatregel zou een verkeerd signaal geven aan de Indonesische Regering die net had ingestemd met het toelaten van een vredesmacht op Oost-Timor, aldus de bewindsman. Het embargo werd door deze tegenstand beperkt tot vier maanden. Vier maanden later op de trappen van het vliegtuig naar Jakarta blijkt hij een groot voorstander van het verlengen van het wapenembargo van de Europese Unie. Deze visie kwam niet geheel uit de lucht vallen. Een maand eerder had de Minister van Ontwikkelingsamenwerking in ronde woorden al gesteld dat volgens haar het embargo verlengd zou moeten worden. “Het leger moet eerst in zijn hok,” was een van haar uitspraken voor de IKON-radio.
Twee dagen later was Van Aartsen van mening veranderd. President Wahid had hem verteld dat het handhaven van het embargo hinderlijk voor hem zou zijn en dat hij de situatie volledig in de hand had. Vooral dat laatste klonk niet erg overtuigend. Wahid stelde tevens dat hij miljoenen Indonesiërs op de been zou brengen als het leger een coup zou plegen. Als een president dergelijke woorden richt aan zijn leger is dat niet bepaald geruststellend. Van Aartsen echter zag op basis hiervan geen reden meer zich sterk te maken voor verlenging. Een Minister uit het kabinet van Wahid stelde tegelijkertijd dat Europese landen twee gezichten hebben. Aan de ene kant promoten ze hervormingen in Indonesië, maar tegelijkertijd verkopen ze wapens aan de verdeelde en muitende krijgsmacht. Deze uitspraken wijzen op zijn minst op een verdeelde Indonesische Regering in deze kwestie.
Op vrijdag 15 januari antwoordde Van Aartsen op vragen van de Socialistische Partij dat hij voor verlenging van het EU embargo was. Hij wist toen al dat niet alle 15 EU-lidstaten deze verlenging zouden steunen en dat verlenging alleen bij unanimiteit plaats zou kunnen vinden. Het Nederlandse Ministerie van Economische Zaken voorzag bijvoorbeeld al sterke tegenstand van Frankrijk. Zelfs voor de tweede keus die Nederland samen met Portugal voorstelde zou niet voldoende steun zijn. Deze positie hield in dat een deel van het embargo moest worden verlengd (Het embargo op repressieve wapens). Onder dit embargo vielen duidelijk omschreven dual-use goederen en specifieke wapentypen. Echter niet de belangrijkste te leveren militairen goederen zoals de jachtvliegtuigen van de Britten, pantservoertuigen van de Fransen en de marineschepen waarvoor de Nederlandse wapentechnologie bedoeld is.
Gezien de krachtige uitspraken van de Ministers van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingsamenwerking was het vervolgens belangrijk welke stappen Nederland unilateraal zou gaan zetten. Voor de hand lag dat Nederland dan zelfstandig (met zoveel mogelijk andere EU-lidstaten) het embargo gaan verlengen. In antwoorden werd hierover niet gesproken en tot op heden is er geen sprake van dat dit zal gebeuren. Dergelijke voorstellen stuiten op juridische en bureaucratische bezwaren: in het Nederlandse wapenexportbeleid is er geen voorziening voor een wapenembargo en HSA kan met schadeclaims komen. Het argument dat er momenteel een sanctie loopt op het verstrekken van wapenexportvergunningen aan India en Pakistan, wat zo goed als neer komt op een wapenembargo, werd als argument niet serieus genomen. Het instellen van een maatregel vergelijkbaar met die voor India en Pakistan heeft wel een duidelijk nadeel. Leveranties aan India en Pakistan mochten afgerond worden tot een jaar nadat de stop op het verstrekken van wapenexportvergunningen was ingesteld. Belangrijker is of de Kamer een dergelijke stop op vergunningen er door wil drukken en wil zoeken naar een zo streng mogelijk regime van de Regering hoeven we dit niet te verwachten.
Dat de Regering zich verborg achter formaliteiten, Wahid en de Europese Unie was des te schrijnender, omdat op het moment dat het embargo afliep een volgend bloedig conflict gaande was Indonesië. Het conflict om de macht tussen het leger en de nieuwe president. Een conflict dat wordt uitgevochten over de hoofden van de bevolking van de archipel heen. Net als op Oost-Timor speelde het leger ook in de Molukken weer een verderfelijke rol. Delen van het leger hadden er sinds januari 1999 alles aangedaan een potentieel conflict tot ontbranding te brengen en waren daar wonderwel in geslaagd. Dit deden ze door het gericht (laten) vermoorden van personen, het verlenen van middelen bij het in brand steken van kerken etc. Deze politiek is onderdeel van de machtstrijd waarbij de militairen willen laten zien dat ze onmisbaar zijn voor het bewaren van de stabiliteit in Indonesië. Bovendien roepen ze steevast op om de noodtoestand uit te roepen in gebieden waar politieke spanningen hoog op lopen om zo hun bevoegdheden te behouden of uit te breiden. Door het wapenembargo niet te verlengen hebben Nederland en de Europese Unie een kans laten lopen een duidelijke standpunt tegen deze ronduit smerige machtspolitiek van de militairen in te nemen.
In juni 1998 is een Europese gedragscode voor wapenexporten aangenomen die dit jaar werd geëvalueerd. De woorden high common standards komen regelmatig terug in deze evaluatie. Dat de lat voor wapenexporten niet zo heel hoog ligt in de Europese Unie wordt duidelijk als we niet alleen naar de mooie woorden kijken, maar ook naar de naakte feiten zoals wapenexporten aan Bangladesh, Tunesië, Colombia, Turkije en Indonesië. De genoemde landen zijn allen klant van Nederland. Een land dat zich binnen de Europese Unie beschouwt als gidsland op het gebied van de wapenexportbeperkingen. Ook het stopzetten van het embargo roept om zijn minst vragen op hoe serieus de Europese Unie zijn Gedragscode wapenexporten neemt. In een land waar minder dan de helft van het leger de president steunt, waar het geweld zich steeds meer verspreid en geluiden dat er een coup plaats gaat vinden steeds sterker worden is er sprake van dat wapens in kunnen worden gezet tegen de democratische gekozen regering en de bevolking. De Verenigde Staten, die geen gedragscode wapenexporten hebben, verkozen half januari wel hun wapenembargo te handhaven totdat de militairen onder controle van de civiele Regering vallen. Het lijkt een wijzer besluit dan weer wapens te gaan leveren.
Het heeft er inmiddels alle schijn van dat de discussie rond het embargo en de wapens van HSA een storm in een glas water is geweest. Van Aartsen heeft als een Pilatus zijn handen in onschuld gewassen en zijn beleid af laten hangen van President Wahid en andere EU-lidstaten. Minister Joritsma verzocht voor de schone schijn HSA de levering nog een week aan te houden tot de Algemene Raad van de Europese Unie uiteindelijk besloot het embargo niet te verlengen. HSA werd vriendelijk bedankt voor de medewerking en daar was de kous mee af.
Boeken en artikelen |