Wapenhandelpagina VD AMOK nr.3 2003
Half september verscheen het inmiddels traditionele jaarverslag wapenexportbeleid. Daaruit blijkt dat in 2002 wapenexportvergunningen zijn toegekend voor een bedrag van ruim 450 miljoen euro. Dat is ruim minder dan de 651 miljoen van vorig jaar, maar weer meer dan de 417 van het jaar ervoor. Volgens het pas verschenen jaarboek van het in Stockholm gevestigde onderzoeksinstituut SIPRI is Nederland nog altijd goed voor een negende plek op de lijst van wapenexporterende landen. Iets minder dan helft daarvan gaat richting Duitsland en vooral de VS. Voor een belangrijk deel zijn dat onderdelen die Nederlandse bedrijven maken in het kader van samenwerkingsovereenkomsten, bijvoorbeeld op het gebied van de Leopard tank (Duitsland), F-16s en Apache gevechtshelikopters (VS). Bedrieglijk aan die cijfers is dat de werkelijke eindafnemer vaak een ander land is. Zo gebruikt Apache fabrikant Boeing Nederlandse onderdelen voor orders uit Israël en Singapore. Vanwege een lakse opstelling van de Nederlandse overheid blijven die eindbestemmingen onzichtbaar in de rapportage aan het parlement, waardoor een flink vertekend beeld ontstaat (zie ook VD AMOK nr. 4/5 2002). Andere grote orders gingen naar Griekenland (47 miljoen euro), Taiwan (38 miljoen) en Turkije (22 miljoen). Voor alledrie gaat het vooral om uitrusting voor de marine. In het geval van Griekenland zijn dat tweedehands fregatten en bijbehorende militaire elektronica. Bij Taiwan is dat radarapparatuur en onderdelen voor de Zeedraken onderzeeërs. Turkije blijft vaste klant voor radarapparatuur en andere militaire elektronica van Thales Nederland. Vorig jaar beschreven we al de order van Saoedi-Arabië, patrouilleschepen ter waarde van 21 miljoen euro (nr. 4/5 2002).
Andere opmerkelijk orders zijn afkomstig uit Koeweit, dat voor 2,17 miljoen euro Nederlandse wapens heeft gekocht – de grootste militaire order uit het land in zeker 13 jaar. Met het oog op de naderende Irak-oorlog meende Den Haag het oliestaatje van de nodige munitie en explosieven te moeten voorzien. Ook naar Bahrein, Jemen Oman, Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten ging vorig jaar militair materieel.
Angola kreeg begin 2002 toestemming voor de import van “militaire hulp- en productieapparatuur” ter waarde van vier ton. Raar genoeg ziet de regering in zo’n export kennelijk geen kwaad, terwijl het eerder dat jaar wel een vergunning weigerde voor de export van militaire transportschepen, ondermeer op basis van de “interne situatie van het land van eindbestemming ten gevolge van spanningen of gewapende conflicten.” Bovendien lijkt de vergunning in strijd te zijn met het VN-wapenembargo dat vanwege de burgeroorlog gold. Pas op 9 december 2002, na de dood van UNITA-rebellenleider Savimbi, werd dat verbod opgeheven.
De toevoer naar India komt weer langzaam op gang. Weliswaar bescheiden met honderdduizend euro over 2002, maar in een brief aan de Tweede Kamer verkondigde de regering afgelopen zomer de wapenexport naar zowel India als buurland Pakistan weer mondjesmaat toe te gaan staan. Een dreigende oorlog stond dat vorig jaar nog in de weg, maar Den Haag vindt de situatie tussen de twee kemphanen dusdanig genormaliseerd dat wapenhandel weer moet kunnen. Het is misschien wel het meest kenmerkende voorbeeld van het opportunisme dat spreekt uit het wapenexportbeleid. Als het maar even kan: leveren – en als morgen de pleuris uitbreekt dan stoppen we weer even.
Naast een paar honderd toegekende vergunningen weigerde Nederland vorig jaar zeven orders, het laagste aantal in jaren. Naast de Angolese bestelling ging het om bestellingen uit Israël (2), India, Pakistan, Bulgarije en Zuid-Afrika.
Nieuw in de rapportage aan het parlement is een tabelletje waarin melding wordt gemaakt van de doorvoer van wapens via Nederland, in de praktijk vooral Schiphol en de Rotterdamse haven. Belangrijkste conclusie is dat er amper of niets wordt gecontroleerd en dat de overheid dat wel prima vindt. Waar heel de wereld weet dat Nederland een van de belangrijkste draaischijven is in het internationale wapenverkeer, hebben de verantwoordelijke controlediensten daar amper zicht op. De Nederlandse opgave komt niet verder dan een schamele 2,84 miljoen euro aan wapentransporten door Nederland. De helft daarvan gaat overigens naar Israël, ondanks herhaaldelijk pleiten voor een verbod daarop door vooral Farah Karimi van GroenLinks. Het doorvoercijfer ligt om een aantal redenen zo laag. Allereerst omdat Nederland niet geïnteresseerd is in transporten op weg naar of afkomstig uit een andere EU-lidstaat. Van alle overige doorvoer (afkomstig uit en op weg naar een niet-lidstaat) hoeft alleen dat wat voor meer dan een paar dagen in Nederland blijft een vergunning te vragen. Daarnaast kan Nederland bij een verdachte container of vrachtbrief op ad hoc basis een vergunning eisen. Dat de door de overheid gemelde doorvoer zo laag is, ligt ongetwijfeld aan de soepele normen die het stelt, maar zeker ook aan de beperkte middelen die het over heeft voor een gedegen controle op de naleving van die regels. Het is daarom tijd dat de regering eens aangesproken wordt op die lakse controle. Waar geen moeite te groot is om de Amerikanen te helpen met het scannen van de vracht en bemanning van schepen en vliegtuigen naar de VS, neemt men de doorvoer van wapens amper serieus.
Frank Slijper
Tien grootste klanten van Nederlandse wapens in 2002, in miljoenen euro’s: | |
Verenigde Staten | 132,6 |
Duitsland | 75,4 |
Griekenland | 46,8 |
Taiwan | 38,4 |
Frankrijk | 21,9 |
Turkije | 21,8 |
Saoedi-Arabië | 21,0 |
NAVO* | 19,1 |
Canada | 14,0 |
Verenigd Koninkrijk | 10,7 |
*Onder deze post vallen bulkvergunningen voor exporten van onderdelen naar NAVO-landen, m.u.v. Griekenland en Turkije. |