Kamerleden bevechten vertrouwelijkheid wapenexportgegevens

VD AMOK nr. 4/5, 2003

Waar in de rest van Europa langzaamaan meer gegevens over wapenhandel openbaar worden bouwt Nederland een reputatie van achterblijver op. Staatssecretaris van Economische Zaken Van Gennip (CDA) en (inmiddels voormalig) minister van Buitenlandse Zaken De Hoop Scheffer doen er alles aan die positie te behouden, zo bleek eind november tijdens het algemeen overleg wapenexportbeleid in de Tweede Kamer. Sinds een paar jaar is het gewoonte dat Kamerleden, naast de globale cijfers uit het (openbare) ‘Jaarrapport wapenexportbeleid’, op de hoogte worden gesteld van afzonderlijke orders. Economische Zaken produceert daartoe een print met alle vergunningen die het jaar ervoor zijn verstrekt, her en der geanonimiseerd door een kwast Tipp-Ex. Zo kunnen ze beter een beeld krijgen van welke wapens voor welk bedrag aan welk land zijn geleverd. Daarnaast bevat dat uitgebreide overzicht ook orders voor zogenaamde dual-use goederen: een hele reeks goederen van chemicaliën tot onderdelen voor nachtzichtapparatuur, die zowel een civiele als militaire toepassing hebben.

Heel informatief natuurlijk, maar een probleem is dat de Kamer die gegevens uitsluitend vertrouwelijk krijgt en er ook alleen achter gesloten deuren met de betrokken bewindslieden over mag praten. Niet alleen is dat een teken van ondoorzichtig bestuur, het belemmert de discussie over wapenhandel in hoge mate. Kale gegevens over losse wapenorders zijn zonder achtergrondinformatie moeilijk te beoordelen. Dat geldt zeker voor de Nederlandse wapenexport die voor een groot deel uit onderdelen van buitenlandse wapensystemen bestaat – denk aan de Apache en de F-16, maar ook aan componenten voor munitie en pantservoertuigen. Van een Kamerlid dat tientallen dossiers te verhapstukken heeft kan je moeilijk verwachten dat die dergelijke specialistische kennis in het hoofd heeft, terwijl die kennis wel van belang is. Juist in het geval van wapenhandel, waarbij leveranties zo’n stempel kunnen zetten op de internationale vrede en veiligheid. Daarom is voor een goede parlementaire controle juist expertise van buitenaf zo belangrijk. Zo kunnen vergunningen beter in hun militaire en politieke context beoordeeld worden.

De huidige regering wil daar niets van weten. Schermend met argumenten als dat dan bedrijfsvertrouwelijke informatie op straat komt te liggen weigert Van Gennip openbaarmaking van die vertrouwelijke lijst. Verontwaardigd over dat dwarsliggen slingert de SP de dag voor het debat een persbericht de wereld in. Parlementariër Krista van Velzen acht die “botte weigering” in strijd met de Grondwet, waardoor haar “het werk onmogelijk gemaakt” wordt. Ze benadrukt de absurde situatie waarin de Campagne tegen Wapenhandel samen met de VPRO via een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur meer informatie openbaar krijgt dan Kamerleden vertrouwelijk mogen inzien (zie ook elders in dit nummer de bespreking van het deels op basis van deze WOB geschreven boek “Explosieve Materie – Nederlandse wapenhandel blootgelegd”). Ondanks de duidelijk verbolgen reactie van Van Gennip hierop – “dit raakt mij persoonlijk” – lijkt het ‘openbaarheidsoffensief’ wel enig succes gehad te hebben. EZ overweegt nu de eerder vertrouwelijke stukken alsnog vrij te geven.