Buiten de Orde – april 2018 – De invloed van de wapenindustrie op het militair beleid is fors. Het is niet zo dat de wapenindustrie bepaald wanneer en hoe er oorlog wordt gevoerd, maar de lobby van grote wapenbedrijven zal ook geen remmende factor zijn. De financiële belangen zijn enorm. Zodra ergens een oorlog uitbreekt zie je de aandelen van wapenbedrijven stijgen.
De omzet stijgt, alleen al door de verschoten munitie die moet worden aangevuld. Dat kan fors aantikken, vooral aan bij zware wapens: een beetje raket kost al gauw tussen de half en twee miljoen euro per stuk. Daarnaast zijn er bedrijven die verdienen aan de infrastructuur: verplaatsing, verzorging, onderdak en onderhoudt van krijgsmacht en wapens. Vroeger was dat een taak van de krijgsmacht zelf maar tegenwoordig is dat steeds meer geprivatiseerd, vooral in de VS.
Zoals elke sector beschikt ook de wapenindustrie over een groot marketingapparaat. In militaire tijdschriften en op militaire websites wordt geadverteerd (“now with more deadly potential”). Wapens worden besproken en vergeleken; welke is sneller, welke is kostenefficiënt, (hoeveel bang for a bucket), in welke situaties kunnen ze optimaal functioneren (weersomstandigheden bijvoorbeeld blijken nogal eens een probleem). En ook: hoe hebben ze eerder gepresteerd op het slagveld. Een wapen dat daadwerkelijk is ingezet in een oorlog ligt beter in de markt omdat de kwaliteiten zijn aangetoond. Deze verkoopfactor speelt in sommige gevallen ook een rol bij de keuze voor oorlog. Het is bijvoorbeeld niet onwaarschijnlijk dat de Franse bombardementen op Libië mede zijn ingegeven door de behoefte om de Rafale-gevechtsvliegtuig te showen. De verkoop van deze toestellen viel tegen en de fabriek dreigde een financiële belasting voor de Franse overheid te worden. Na inzet in Libië kwamen er eindelijk nieuwe buitenlandse orders voor de Rafale, toenmalig president Sarkozy werd er in de militaire pers om geprezen. Nogmaals: het zal niet de enige reden voor de oorlog zijn geweest maar het is wel een van de factoren. Intussen is Libië door de oorlog een verscheurd en disfunctioneel land, en is de Franse militaire vliegtuigindustrie er weer bovenop.
Er zijn ook minder ingrijpende methoden om de wapenverkopen te stimuleren. Op internationale wapenbeurzen worden de nieuwste producten geshowed en mogen klanten proeven en testen. Er worden gunstige betalingsregelingen aangeboden zodat ook armere klanten – op krediet – hun bestellingen kunnen doen. Er worden aantrekkelijke pakketten geboden: bijvoorbeeld om een deel van de productie over te plaatsen naar het land van de klant waarmee kennis en werkgelegenheid wordt overgedragen. Turkije heeft op deze manier in rap tempo een eigen wapenindustrie opgebouwd op grond van ontwerpen en licenties uit voornamelijk Europese landen.
De zaken gaan lang niet slecht. In de periode 2013-2017 is 10% meer oorlogsmaterieel verkocht dan in de periode 2008-2012, volgens het Stockholm International Peace Research Institute (SIPRI). Het SIPRI werkt met geindexeerde cijfers en kan daarom over langere perioden vergelijken. De vijf grootste wapenexporteurs – de VS, Rusland, Frankrijk, Duitsland en China- zijn samen goed voor driekwart van alle wapenexport. Nederland staat al jaren gemiddeld op de 11e plaats van grote wapenexporteurs. Nederland verkoopt vooral marineschepen (van marinewerf Damen) en technologie. Dus niet de raket zelf, maar wel alle technologie om te zorgen dat de raket zijn doel kan vinden (van technonoliebedrijf Thales). Verder verkopen Nederlandse bedrijven onderdelen voor gevechtsvliegtuigen en militaire helicopters (Stork, Fokker, Airbus), sateliettechnologie (o.a. NLR) en – groeimarkt – ‘software voor informatiebeveiliging’. Wie precies tegen wie wordt beveiligd en op welke manier is onduidelijk, maar de klanten komen onder meer uit Rusland, Jemen, Myanmar, Libië, Oekraine, Turkije en Saudi- Arabië.
In Nederland zijn enkele honderden bedrijven die leveren aan defensie. De meesten zijn gewoon civiele bedrijven die een product maken dat ook geschikt is voor militaire toepassing. Slechts enkele bedrijven zijn vooral of helemaal militair. Deze bedrijven hebben een eigen lobbyclub, de NIDV, de Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid. De NIDV lobbied voor de inschakeling van Nederlandse bedrijven bij militaire productie, ondersteunt bezoeken aan wapenbeurzen en organiseert voorlichtingsevenementen over regelgeving en financiering. De NIDV is op Europees niveau lid van lobbykoepel ASD, “the voice of European Aeronautics, Space, Defence and Security industries” die dicht aanschurkt tegen de Europese Commissie en in allerlei adviesgroepen mag plaatsnemen over bijvoorbeeld Europees defensiebeleid of Europese grensbewaking. Grote wapenbedrijven als Airbus en Thales hebben daarnaast ook hun eigen lobbyisten in dienst. Dat deze jongens en meisjes hun werk niet onverdienstelijk doen blijkt wel uit het feit dat de EU vorig jaar een grote nieuwe subsidiepot in het leven heeft geroepen, het Europees Defensie Fonds. Daaruit kan de industrie de ontwikkeling van nieuwe wapens financieren. Want de concurrentie op de wapenmarkt is moordend en ontwikkelingskosten voor nieuwe wapens zijn relatief hoog. Als die ontwikkelingskosten uit publiek geld betaald worden is dat een grote stimulans voor de Europese wapenbedrijven die de concurrentiepositie versterkt, vooral ten opzichte van Amerika. Wel gek is dat er nu stemmen opgaan om het Europees Defensie Fonds ook open te stellen voor Amerikaanse bedrijven.
Het gaat bij het Europees defensie Fonds om forse bedragen. Van 2017 tot 2020 wordt €590 miljoen vrijgemaakt uit het al lopende EU budget, voor de nieuwe budgetperiode van 2021 tot 2027 streeft de Commissie naar €10.5 miljard (€1.5 miljard/jaar). Van de lidstaten wordt verwacht dit nog eens aan te vullen met gezamenlijke wapenprojecten voor €2 miljard in 2017-2020, en minstens €28 miljard in 2021-2027. Dat geld moet komen bovenop het gewone defensiebudget. Nederland begint alvast met een verhoging van het defensiebudget van €8 miljard naar €9,5 miljard. Een groot deel daarvan is bestemd voor nieuwe wapenaankopen. Onder meer de JSF wordt eruit betaald, maar ook nieuwe fregatten en mijnenvegers. De wapenindustrie en de marine hopen ook op nieuwe onderzeeboten, een mega-order die de Nederlandse marine-industrie een flinke oppepper zal geven.
Verzet tegen al deze oorlogswinsten is er ook. Onder meer Stop Wapenhandel maar ook veel andere groepen blijven de wapenindustrie hinderlijk volgen. Zo zorgen we in elk geval dat dingen niet in het geniep gebeuren. En soms, heel soms, kunnen we ook daadwerkelijk een deal tegenhouden. Het is een beetje muis tegen olifant. Maar als wij niet proberen de wapenhandel te stoppen wie moet het dan doen? De slachtoffers van deze handel, de mensen in oorlogsgebieden, kunnen het niet doen. Die hebben het te druk met overleven.