JSF: Kabinet rekent zich ten onrechte rijk

Overzichtspagina JSF


JSF: Kabinet rekent zich ten onrechte rijk

Frank Slijper, Ravage Digitaal, 30 september 2006

De ministerraad heeft op voorstel van de staatssecretarissen Van der Knaap van Defensie en Van Gennip van Economische Zaken besloten mee te doen aan de volgende fase van de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter (JSF). Campagne tegen Wapenhandel plaatst kanttekeningen bij dit voornemen.

Na instemming van het parlement zal begin november een Memorandum of Understanding (MoU) met de Amerikaanse regering worden ondertekend. De overeenkomst is geen besluit tot aanschaf van de JSF-toestellen en geen verplichting om de Amerikaanse jachtvliegtuigen te kopen. Het besluit is een logische volgende stap in de al jarenlange Nederlandse betrokkenheid bij de JSF, maar geen onomkeerbare stap, aldus Defensie.

In de Kamer bestaat een meerderheid voor verdere deelname aan het JSF-project, maar de grootste oppositiepartij, de PvdA, was in het verleden verdeeld. De partij had twijfels over de deugdelijkheid van de berekeningen op grond waarvan de Nederlandse staat participeert in de ontwikkeling van de JSF – minstens 800 miljoen dollar die door afdrachten van het bij de productie van het toestel betrokken Nederlandse bedrijven naar de staatskas moeten terugstromen.

Het kabinet, zo blijkt uit het communiqué van gisteren, gelooft nog steeds dat deelname aan de JSF Nederland veel geld en hoogwaardige werkgelegenheid zal opleveren. Het uiteindelijke besluit tot eventuele aanschaf van de JSF zal genomen worden in 2009. In een begeleidende brief (pdf-file) zet Defensie de achtergronden bij deze nieuwe fase in het project uiteen.

Campagne tegen Wapenhandel plaatst de volgende kanttekeningen bij de toelichting van staatssecretaris Van der Knaap: 

1. De constatering dat een handtekening onder het Memorandum of Understanding een logische maar niet onomkeerbare stap is, is formeel misschien correct, maar met het aangaan van nieuwe verplichtingen wordt een eventuele uitstap wel degelijk moeilijker voor een nieuw kabinet. Vanuit de VS is eerder juist begrip getoond voor een eventuele vertraging van Nederlandse zijde in verband met de komende verkiezingen (zie Reformatorisch Dagblad 19 juli jl.). Het is daarom in alle opzichten onwenselijk een zo belangrijke nieuwe stap door een minderheidskabinet te laten nemen.

2. Hoewel op pagina 1 van de toelichting het bedrag van 3,1 miljoen euro aan extra kosten voor komend jaar worden genoemd, is het meest relevante bedrag dat van 359 miljoen euro (prijspeil 2006) dat het ‘kostenplafond’ voor deze fase wordt genoemd. De precieze betekenis daarvan blijft overigens vaag: over de ruimte onder en boven het plafond wordt niet uitgewijd. “De plafondbedragen […] kunnen niet zomaar worden overschreden” (p.4) is bepaald geen geruststelling. Ook ontbreken details over de hoogte van de vervolgbetalingen in de komende jaren.

3. Het hardnekkige gerucht dat de Amerikaanse luchtmacht – veruit de grootste afnemer – de komende jaren een derde van de eerder begrote hoeveelheid JSF-toestellen zal schrappen, blijft als een Zwaard van Damocles boven het project hangen. Enorme prijsstijgingen zijn dan het logische gevolg.

Bovendien heeft het, zoals Defensie in haar brief aangeeft, directe consequenties voor de komende Production Sustainment and Follow-on Development (PSFD) fase. Bij iedere verandering in de te verwachten bestellingen zal de betalingsverdeelsleutel worden aangepast. Een lager aantal toestellen voor de USAF zal dus worden vertaald in een fors hoger prijskaartje voor de andere betrokkenen (p.4).

4. De bewering (p.3) dat de nu betaalde ontwikkelingskosten later verdisconteerd zullen worden in de stuksprijs voor derde (niet-partner) landen is al in 2002 door de regering als twijfelachtig bestempeld: de ervaring leert dat dergelijke kosten uiteindelijk toch vaak niet of ten dele worden doorberekend om de kans op exportorders te vergroten. Free-rider gedrag wordt in de praktijk wel degelijk beloond.

5. De regering verliest haar onafhankelijkheid volledig door omzetcijfers van direct belanghebbenden (Lockheed Martin, NIVR) als houvast te gebruiken. De 6.000 toestellen waar Lockheed Martin op zegt te rekenen, zijn niet meer dan luchtkastelen. Hetzelfde geldt voor de inmiddels bijna 11 miljard dollar (p.6) die door vertegenwoordigers van de industrie aan de Nederlandse industrie als omzet wordt toegerekend.

Zelfs van de als succesnummer beschouwde F-16 zijn ‘maar’ 4.000 toestellen verkocht, in een tijd dat luchtmachten met Koude Oorlog scenario’s werkten en onbemande toestellen nog amper bestonden. Als Nederland als voorbeeld mag gelden: de thans voorziene 85 JSF toestellen zijn maar net een derde van de 213 indertijd gekochte F-16’s. Opmerkelijk is dat van het indertijd erg kritische Centraal Plan Bureau door de regering niet meer als terzake deskundige bron wordt gebruikt.

6. Tenslotte: de regering noemt jachtvliegtuigen van groot belang bij ‘crisisbeheersingsoperaties’. Dat is een wel erg sterk eufemisme voor door Nederlandse F-16’s afgeworpen clusterbommen in voormalig Joegoslavië en de huidige jacht op Taliban en Al-Qaeda strijders in Afghanistan. Gevechtsvliegtuigen als de JSF zijn vooral voor inzet in het hoogste geweldsspectrum.

Een parlementaire discussie over nut en noodzaak daarvan zou dan ook vóór hebben moeten gaan boven vermeende industriële belangen. Paars 2 is indertijd bewust die discussie uit de weg gegaan door te verkondigen dat deelname aan de ontwikkeling geen besluit tot aankoop van de JSF was. Defensie, en met haar de huidige regering, plaatst Nederland voor voldongen feiten als pas in 2009 – zoals voorzien – die inhoudelijke discussie gevoerd mag worden.

JSFbuttonJSF artikelen Campagne tegen Wapenhandel
JSFbuttonJSF kamer en regeringsstukken
JSFbuttonJSF artikelen (internationale, militaire) pers
JSFbuttonLinks