Keuze voor JSF militair niet erg logisch

Onderzoeksdossier JSF, juni 2008

De Joint Strike Fighter (JSF of F-35) moet de komende tientallen jaren de belichaming worden van de Air Power van de Nederlandse krijgsmacht. Air Power is een lastig te vertalen militaire term, letterlijk Lucht-Macht, het vermogen om via het luchtruim, macht te ontplooien. Vanouds hebben militairen altijd het tactische belang ingezien van de hogere positie (heuvels, bergkammen, passen) om een tactisch voordeel te bereiken met vuursystemen als geweren en kanonnen. Het overzicht is beter van boven, de werking van de zwaartekracht is in je voordeel en de vijand moet bergop om je te grazen te nemen. Vanaf ongeveer de Eerste Wereldoorlog kan de mens zelf zich met vliegtuigen bewegen in de militaire derde dimensie en is niet meer afhankelijk van geologische omstandigheden om zijn lading projectielen, bommen of raketten boven de vijand af te werpen.

De luchtmacht is bovendien in staat om ver in het vijandelijk gebied door te dringen en daar strategische aanvallen te doen op het militair-industriële potentieel van de tegenstander. Uiteraard laat deze zich niet onbetuigd en organiseert zijn eigen luchtmacht en luchtverdediging om de toegang tot zijn luchtruim te verhinderen.

Terwijl de luchtmacht van de NAVO in de Koude Oorlog in veel opzichten een eigen front was, opgezet om het luchtoverwicht op het Warschaupact te bevechten en strategische bombardementen vooral met kernwapens uit te kunnen voeren, krijgt dit wapen in de strategie van het Westen na 1989 een veel dominantere rol. In de Golfoorlog van 1991 en de Kosovo-oorlog van 1999 wordt de luchtmacht ingezet als dwangmiddel om een onwillige regionale tegenstander op de knieën te krijgen, eigenlijk een moderne variant van de 19e-eeuwse kanonneerbootpolitiek, en net als deze bedoeld om geopolitieke belangen te dienenhet veiligstellen van de controle over grondstoffen, het uitbreiden van de vrije markt, het voorkomen van onbeheerste vluchtelingenstromen.

Naarmate het Westen zich meer militair engageert in het Midden-Oosten en Centraal-Azië (Afghanistan vanaf 2001, Irak vanaf 2003) valt de luchtmacht meer terug in zijn ondersteunende rol voor grondtroepen. Zij wordt steeds meer het belangrijkste middel voor vuursteun, een rol die vroeger door kanonnen en tanks werd gespeeld. In een interessante reeks essays van het instituut Clingendael met het thema Air Power wordt verder gesproken over een nieuwe variant van voorwaartse verdediging (de oude NAVO-strategie in de Duitse laagvlakte tegen de Russen) “om te vermijden dat terroristen in Europa hun actie kunnen uitvoeren.” Je kunt zo’n visie naïef of absurd noemen, maar het is wel de achtergrond, waartegen de Nederlandse politiek-militaire elite zijn beslissing over de JSF neemt.

Oorlog van de vierde generatie

Behoudens een vlucht naar voren (bijvoorbeeld een aanval op Iran) of een nieuwe grote systeemconfrontatie (China of Rusland) zal het hiervoor geschetste beeld de komende jaren geldig blijven. De eerste vraag bij de aanschaf van een wapen als de JSF zou dan ook moeten zijn: in welke oorlog moet zo’n vliegtuig vliegen? Zoals uit het voorgaande blijkt moeten er twee gevallen onderscheiden worden:

Ten eerste een oorlog tegen een regionale macht of supermacht (voor het gemak opnieuw Iran of China) waarvan de militaire machinerie en de luchtverdediging nog intact is. Dit vergt een liefst korte, intensieve bliksemoorlog, de zogenaamde first entry (trap de deur in), hoog in het geweldsspectrum, shock en awe. Daarvoor zijn jachtbommenwerpers nodig die in elk geval over derde generatie stealth-eigenschappen beschikken om de vijandelijke radar te kunnen misleiden en het vermogen om ver in verdedigd vijandelijk gebied te kunnen penetreren. Over de eerste eigenschap beschikt de JSF, over de tweede aanzienlijk minder. Volgens het Amerikaanse luchtmachtblad Aerospace America hebben de F-22 Raptor (in de VS een duurdere concurrent van de JSF) en de F-35 JSF mogelijk “rond 2015 onvoldoende bereik om essentiële gronddoelen ver binnen het vijandelijk grondgebied herhaaldelijk en onder alle omstandigheden aan te vallen”.

Het tweede soort oorlog is de situatie waarin Nederland luchtmacht inzet, zoals in Afghanistan, een stabilisatie- of contraguerrilla operatie. Deze zogenaamde vierde generatie van oorlogsvoering wordt op de website Antiwar.com als volgt beschreven:

“Bij vierde generatie oorlogsvoering vermijdt de tegenstander de enorm kostbare escalatie van radar, elektronische tegenmaatregelen stealth en contrastealth door te weigeren het spel mee te spelen en wel vanwege een overtuigende reden: hij heeft geen cent te makken en heeft sowieso geen luchtmacht. Maar een bermbom van 50 dollar of een voldoende gemotiveerde zelfmoordterrorist kan de explosieve lading net zo gemakkelijk afleveren als een F-22.” In dit geval heb je heel weinig aan de stealtheigenschap van de JSF.

 Predator en Hellfire

airradarEven afgezien van de vraag in welke oorlog je wilt vechten (wat mij betreft geen van beide), het is raar dat de discussie in Nederland hier helemaal niet over gaat. Bovendien zijn er op wat langere termijn tegenwerkende tendensen die de keuze voor jachtbommenwerpers beïnvloeden. Ik noem er twee:

Sinds de Tweede Wereldoorlog is er sprake van een wedloop tussen offensieve bommenwerpers en defensieve radarsystemen. Er zijn experts die denken dat, vooral ook vanwege het financiële aspect, deze wedstrijd in de toekomst wel eens ten voordele van de defensieve systemen beslist zou kunnen worden. Hierbij wordt vaak gesproken over de nieuwe Russische luchtafweersystemen S-300 en S-400. Clingendael noemt de mogelijkheid dat “door de ontwikkeling van nieuwe radartechnieken de stealthtechnologie van de Amerikanen grotendeels teniet kan worden gedaan [..]” een “geloofwaardig scenario”.

Verder is er sprake van een gestage opmars van de onbemande gevechtsvliegtuigen, UAV (Unmanned Aerial Verhicle) voor verkenningsdoeleinden en UCAV (Unmanned Combat Aerial Vehicle). De laatste zijn ook bewapend, een voorbeeld is de bekende Predator, die Hellfire raketten kan afvuren en veel wordt gebruikt in Afghanistan. Een opvolger, de Reaper, is afgelopen herfst in Afghanistan opgedoken. Het toestel kan 5000 pond explosieven meenemen, Hellfireraketten, lasergestuurde bommen, de uit Irak beruchte JDAM (joint direct attack munition), en met dag- en nachtcamera’s door een wolkendek dringen.

UCAVs hebben voor- en nadelen. Voordelen zijn volgens het Center for Defence Information dat ze goedkoper zijn, langer boven een slagveld kunnen blijven hangen (de Reaper twaalf uur, veel langer dan een F-16 of een JSF), en dat er geen piloten verloren kunnen gaan. Nadelen zijn dat ze luchtoverwicht vereisen en vaker crashen.

Ik zou daar nog aan toevoegen dat de aanwezigheid van een menselijke piloot een rem kan zijn op burgerslachtoffers. Er zijn toch een aantal gevallen bekend waarbij piloten op het allerlaatste moment bijvoorbeeld kinderen zagen rondlopen en hun raket niet afschoten. Het is maar de vraag of een game-operator aan de oostkust van de VS met een joystick dezelfde keus zou maken. Bovendien heeft de menselijke piloot meer driedimensionaal overzicht en een groter beeldvlak dan de operator.

f16woensdrechtClingendael denkt dat het “onmogelijk” is dat onbemande vliegtuigen tot 2015, als de vervanging van de F-16 zijn beslag moet hebben gekregen, “alle” taken van het bemande jachtvliegtuig kunnen overnemen. Daar zou je dus uit kunnen lezen dat vòòr 2015 een groot deel van het nut van een JSF vervalt en daarna wellicht ook de rest. Een van de nadelen van de UCAV, het vereiste luchtoverwicht, speelt niet of nauwelijks bij het soort missies dat de Nederlandse luchtmacht gewoonlijk uitvoert, de stabilisatie- en vredesoperaties. En dat is ook het soort waarvoor een van de partners uit de regering Balkenende, de PvdA, een hele duidelijke voorkeur heeft. Het ethische argument voor een bemand toestel dat boven is genoemd, hoeft niet noodzakelijk in het voordeel van de JSF te spreken, het geldt namelijk voor alle bemande toestellen, alle reden dus voor een open debat.

En toch drijft de feitelijke gang van zaken ons met ijzeren wetmatigheid in de richting van een keuze voor de JSF. Een militaire logica zit er niet in. Politiek verstand en de militaire ontwikkelingen rond radar en UCAV maken dat het voor de hand ligt om de keuze uit te stellen totdat we meer duidelijkheid hebben gekregen. Maar dat gebeurt niet. Er moet sprake zijn van een ander belang dat de onweerstaanbare aantrekkingskracht van de JSF verklaart. Het institutionele belang van de luchtmachttop waarin ex-vliegers domineren, de atlantische band, die ons dringt in de richting van vechten aan de kant van de Amerikanen, de belangen van wat er nog rest van het Nederlandse militair-industriële complex, een debat over al deze zaken is dringend gewenst.

 Kees Kalkman, AMOK

 

Ga naar:

Inhoudspagina onderzoeksdossier

Inleiding: Stoppen scheelt 6 miljard

Bodemloze put – Dieper het drijfzand in

De kernwapentaak van de JSF

Chronologie van een rampdossier, 1996 – 2011

Bibliografie JSF